In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van twee maanden, met ingang van 16 december 2023 tot 16 februari 2024. De kinderrechter oordeelt dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige nog niet volledig zijn weggenomen, ondanks positieve ontwikkelingen bij de vader, die bereid is om mee te werken aan de hulpverlening. De moeder heeft aangegeven afstand te nemen van de situatie, wat complicaties met zich meebrengt voor de terugplaatsing van de minderjarige. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om de samenwerking met de vader te bevorderen en een veiligheidsonderzoek te starten, waarbij de moeder niet langer als belemmering mag worden gezien. De kinderrechter heeft benadrukt dat de situatie van de vader en de moeder onafhankelijk van elkaar beoordeeld moet worden, en dat de GI zich moet richten op het welzijn van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.