In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2023, zijn verzoeken van een vrouw en een man aan de orde met betrekking tot het ouderlijk gezag en de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster, woont te [plaats 1] en wordt bijgestaan door advocaat mr. R. Wouters. De man, verweerder, woont te [plaats 2] en heeft advocaat mr. S. Kandemir. De rechtbank heeft eerder op 16 februari 2023 de echtscheiding uitgesproken en bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben. De verzoeken omtrent de zorgregeling zijn aangehouden om meer informatie te verkrijgen over de omgangsmomenten en de draagkracht van de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 augustus 2023 is gebleken dat de omgang tussen de man en de kinderen momenteel begeleid plaatsvindt. De man verzoekt om een zorgregeling waarbij de kinderen om het weekend bij hem verblijven, maar de vrouw en de Raad voor de Kinderbescherming adviseren om de huidige begeleide omgang voort te zetten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd en ziet geen reden om de zorgregeling op dit moment te wijzigen. De rechtbank benadrukt het belang van het werken aan de draagkracht van de kinderen en adviseert partijen om samen een traject van ouderschapsbemiddeling op te starten.
De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen aangehouden in afwachting van de bevindingen van de Raad en verwijst de zaak naar de rolzitting van 14 november 2023. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. Hopmans, in aanwezigheid van de griffier.