ECLI:NL:RBZWB:2023:8525

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C/02/408616 FA RK 23-1825
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en kinderbijdrage in het kader van ouderschapsplan

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 november 2023, is een verzoek tot wijziging van de zorgregeling en de kinderbijdrage ingediend door de vrouw. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. Kapteijn, verzoekt de rechtbank om de beschikking van 20 december 2022 te vernietigen, die betrekking heeft op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.P.M. Planthof, voert verweer en doet een zelfstandig verzoek om het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het eens zijn over de inhoud van het ouderschapsplan dat op 17 maart 2023 is ondertekend. De rechtbank heeft het primaire verzoek van de vrouw toegewezen, omdat de door haar verzochte regeling en bijdrage overeenkomt met de inhoud van het ouderschapsplan. De rechtbank heeft bepaald dat de vrouw vanaf 17 maart 2023 € 25,- per maand per kind aan de man moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw verantwoordelijk is voor het halen en brengen van de minderjarigen, met uitzondering van de vakanties, waarin dit door beide ouders gelijkelijk wordt verzorgd. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw ten aanzien van de kleding van de minderjarigen afgewezen, omdat deze onvoldoende concreet waren. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige regelingen uit het ouderschapsplan deel laten uitmaken van deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/408616 FA RK 23-1825
beschikking d.d. 2 november 2023
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.P. Kapteijn, gevestigd te Middelburg,
en
[de man],
wonende te [plaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. N.P.M. Planthof, gevestigd te Goes.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg (hierna: de Raad).
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 13 april 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 19 september 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Kapteijn d.d. 25 september 2023, met bijlagen;
- de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde pleitnotitie van mr. Kapteijn;
- het F9-formulier van mr. Planthof d.d. 9 oktober 2023, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Kapteijn d.d. 9 oktober 2023, met bijlage.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 26 september 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit hun relatie zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2013,
2. [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017.
2.3.
Genoemde kinderen zijn door de man erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over die minderjarigen.
2.4.
Ingevolge het door partijen op 17 maart 2023 ondertekende ouderschapsplan is de vrouw in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd tot het hebben van contact met de minderjarigen een weekeinde per 14 dagen van vrijdag uit school tot zondag 18:00 uur, de helft van de schoolvakanties en feestdagen, in onderling overleg nader overeen te komen.
2.5.
Ingevolge voormeld ouderschapsplan dient de vrouw nu € 25,= per maand per kind aan de man te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt de beschikking van de rechtbank Middelburg van 20 december 2022 te vernietigen voor zover deze betrekking heeft op de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding en te bepalen als volgt:
Primair:
Vanaf 17 maart 2023 verblijven de kinderen bij de vrouw:
- een weekeinde per 14 dagen van vrijdag 14:00 uur tot zondag 18:00 uur,
- de helft van de schoolvakanties en feestdagen, in onderling overleg nader overeen te komen.
- De vrouw haalt de kinderen op vrijdag uit school, dan wel tijdens vakanties om 14:00 uur, en de man haalt de kinderen op zondag om 18:00 uur weer bij de vrouw op, terwijl dit in vakanties eveneens op die wijze geschiedt in die zin dat het halen en brengen dan eveneens gelijkelijk tussen partijen wordt gedeeld.
- Met ingang van 17 maart 2023, zal de moeder maandelijks aan de vader een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen betalen van € 25,- per kind maand.
- De man is verplicht aan de vrouw mee te geven de kleding, schoeisel en eventueel andere benodigdheden van de kinderen voor de tijd, dat de kinderen bij de vrouw verblijven, terwijl de vrouw verplicht is om de kleding, schoeisel, benodigdheden na afloop van de tijd bij haar weer aan de man mee terug te geven.
Subsidiair:
Een zorgregeling vast te stellen, evenals een haal- brengregeling van de kinderen en
een regeling met betrekking tot de benodigdheden van de kinderen ten behoeve van de
tijd dat de kinderen bij de vrouw verblijven, evenals een kinderbijdrage als uw rechtbank
in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
De man voert verweer en verzoekt, bij wijze van zelfstandig verzoek,
I. het door partijen op 17 maart 2023 ondertekende ouderschapsplan aan de in dezen te geven beschikking te hechten en te bepalen dat de inhoud van het ouderschapsplan, met uitzondering van artikel 7.2 van het ouderschapsplan, deel uitmaakt van de beschikking;
II. te bepalen dat ter uitvoering van de verdeling van de zorg- opvoedingstaken zoals opgenomen in artikel 3.1 van het ouderschapsplan de vrouw het halen en brengen van de minderjarigen voor haar rekening dient te nemen, dan wel een zodanige verdeling te bepalen als Uw rechtbank in goede justitie juist acht
III. de procedure ten aanzien van de door de vrouw aan de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging van de kinderen voor twee maanden aan te houden.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover relevant voor de beoordeling, ingegaan.

4.De beoordeling

Ouderschapsplan
4.1.
De rechtbank is, gelet op hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht en de inhoud van de na afloop van de mondelinge behandeling ingekomen stukken, gebleken dat partijen het (nog steeds) eens zijn over de inhoud van het door hen op 17 maart 2023 opgestelde en ondertekende ouderschapsplan. De rechtbank zal derhalve het primaire verzoek van de vrouw ten aanzien van de zorgregeling en de kinderbijdrage toewijzen, nu de door haar verzochte regeling en bijdrage overeenkomt met de inhoud van het ouderschapsplan. De rechtbank begrijpt daarbij dat tussen partijen niet in geschil is dat de eerder vastgestelde verplichting van de man om een onderhoudsbijdrage voor de minderjarigen aan de vrouw te betalen per 17 maart 2023 is komen te vervallen. De rechtbank zal voorts, conform het verzoek van de man, bepalen dat de onderlinge regelingen uit het ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking, nu de inhoud van het ouderschapsplan de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich tegen de inhoud hiervan verzet.
Kleding
4.2.
De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw ten aanzien van de kleding van de minderjarigen af. De rechtbank acht het verzoek van de vrouw onvoldoende concreet om op te kunnen beslissen. Bovendien is de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de overdracht van kleding loopt en dat dit geen groot knelpunt vormt in de uitvoering van de zorgregeling. De rechtbank overweegt aanvullend dat van de man mag worden verwacht dat hij (anticiperend) zorgt dat voor de minderjarigen passende kleding beschikbaar is voor in het weekend dat de vrouw zorg draagt voor de minderjarigen. Van de vrouw mag worden verwacht dat zij tijdig aangeeft wanneer zij (extra) kleding wenst en op welk moment zij denkt dat overdracht van die kleding voor beide partijen het beste uitkomt.
Halen en brengen
4.3.
Tussen partijen bestaat verdeeldheid over de vraag wie het halen en brengen van de minderjarigen op zich dient te nemen.
4.4.
De man stelt dat de vrouw dit voor haar rekening dient te nemen, omdat zij er bewust voor heeft gekozen om in [plaats 1] te gaan wonen. Er bestond voor haar geen noodzaak hiertoe en zij dient volgens de man de consequenties van haar eigen keuze te dragen. Toen partijen nog aan birdnesting deden, ging de vrouw ook elk weekend naar [plaats 1] , ook met de minderjarigen; ze creëert de onrust zelf. Voorts werkt de man als zelfstandig ondernemer. Als gevolg van de keuze van de vrouw, draagt de man meer zorg voor de minderjarigen en is het aantal uren dat hij werkt afgenomen. Deels vangt de man de afname op door te werken op momenten dat de minderjarigen bij de vrouw verblijven. De man heeft dan ook geen mogelijkheid het halen en brengen voor zijn rekening te nemen.
4.5.
De vrouw stelt dat de vrouw niet vrijwillig is verhuisd; zij is gevlucht, omdat de situatie voor haar te onveilig werd. De nieuwe partner van de vrouw had al een woning in [plaats 1] . In de randstad is het onmogelijk om aan een woning te komen en de partner van de vrouw is door zijn werk gebonden aan deze plek. Thans zit de vrouw zowel vrijdag als zondag vier uur lang in de auto om het halen en brengen van de minderjarigen te verzorgen. Deze situatie is op lange termijn niet vol te houden en ook niet in het belang van de minderjarigen. Ook zijn de kosten van benzine financieel te hoog. De vrouw stelt dat de man nooit op zondagmiddag aan het werk is en derhalve prima in staat is om dan de minderjarigen in [plaats 1] op te halen. De vrouw zou zo ook meer ontspanningstijd met de minderjarigen hebben.
4.6.
Ter gelegenheid van mondelinge behandeling geeft de Raad aan dat het uitgangspunt is dat het halen en brengen van de minderjarigen wordt gedeeld. De vrouw is wel degene die het besluit heeft genomen om in [plaats 1] te wonen. In geval de man de minderjarigen haalt, zal dit op een vroeger tijdstip zijn dan de vrouw wenst, omdat het voor de minderjarigen te laat is om pas om 8 uur thuis te zijn. De Raad vindt het dan ook opvallend dat de vrouw kiest voor feitelijk minder tijd met de minderjarigen. De Raad vindt het om het even hoe het halen en brengen wordt verzorgd.
4.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat het vanuit de ouderlijke verantwoordelijkheid en in het belang van een kind wenselijk is dat beide ouders een bijdrage leveren aan het halen en brengen in het kader van een zorgregeling. Echter, als bijzondere omstandigheid hier geldt dat de afstand tussen de vrouw en de minderjarigen aanzienlijk is, waardoor een enkele reisafstand, zonder vertraging of file, al gauw twee uur duurt. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw er zelf voor heeft gekozen die afstand dusdanig groot te laten zijn; althans zij heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangetoond waarom haar keuze om te verhuizen in het belang van de minderjarigen was of anderszins noodzakelijk was. Door de keuze van de vrouw om te verhuizen, heeft de man het grootste deel van de zorg van de minderjarigen op zich genomen en werk moeten inleveren, terwijl hij ook voor het onderhouden van zijn gezin voor inkomsten moet zorgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de man zijn tijd om te kunnen werken en inkomsten te kunnen genereren niet verder beperkt dient te worden door het halen en brengen van de minderjarigen bij helfte te verdelen. Het argument van de vrouw dat zij meer ontspanningstijd met de minderjarigen zou hebben in geval de man hen zou ophalen gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op, omdat de man – gelet op de leeftijd van de minderjarigen – niet op een ander tijdstip de reis naar [plaats 2] zou aanvangen dan de vrouw. De vrouw zou feitelijk tijd met de minderjarigen inleveren doordat zij de tijd in de auto op weg naar [plaats 2] niet met de minderjarigen is. De rechtbank ziet gelet op het vorenstaande dan ook aanleiding af te wijken van het hiervoor vermelde uitgangspunt, door te bepalen dat de vrouw zorg dient te dragen voor het halen en brengen van de minderjarigen in het kader van de vast te stellen zorgregeling. Conform het advies van de Raad en gelet op hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, gaat de rechtbank ervan uit dat partijen het halen en brengen in de vakanties delen. De man heeft immers aangegeven hiertoe bereid te zijn. Dit betekent dat de man gedurende de omgangsmomenten tussen de vrouw en de minderjarigen in de vakantieperiodes, te weten vijfmaal per jaar, de helft van het halen en brengen voor zijn rekening neemt.

5.De beoordeling

De rechtbank
wijzigt de beschikking van deze rechtbank d.d. 20 december 2022 als volgt:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar een weekeinde per 14 dagen van vrijdag 14:00 uur tot zondag 18:00 uur en de helft van de schoolvakanties en feestdagen, in onderling overleg nader overeen te komen, waarbij de vrouw zorgdraagt voor het halen en brengen van de minderjarigen in het kader van deze regeling, met uitzondering van de vakanties, te weten vijf maal per jaar, waarin het halen en brengen van de minderjarigen in het kader van deze regeling door beide ouders evenredig wordt verzorgd;
bepaalt, dat de vrouw met ingang van 17 maart 2023 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van genoemde minderjarigen aan de man voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 25,= per maand per kind;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de overige regelingen uit het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan deel uitmaken van deze beschikking;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, rechter, tevens kinderrechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.