In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een ouderschapsplan en de bijbehorende financiële bijdrage voor de verzorging en opvoeding van twee minderjarige kinderen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.L.I. de Vleesschauwer, verzocht om een verhoging van de door de man te betalen bijdrage van € 95,28 naar € 250,= per maand per kind, terwijl de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J.A. Burlet, verweer voerde en een zelfstandig verzoek indiende voor een wijziging van de zorgregeling.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 september 2023, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De minderjarigen hebben hun mening kenbaar gemaakt tijdens een kindgesprek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de ondertekening van het ouderschapsplan in 2013 relevante wijzigingen in de omstandigheden hebben plaatsgevonden, waaronder veranderingen in de financiële situatie van beide ouders. De man heeft een hoger inkomen dan voorheen, terwijl de vrouw geen inkomsten heeft en samenwoont met een nieuwe partner.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de huidige bijdrage niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven en heeft de bijdrage per 27 maart 2023 vastgesteld op € 100,= per maand per kind. De rechtbank heeft tevens de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de belangen van de minderjarigen, met een pro forma zitting gepland op 26 maart 2024. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak ten aanzien van het hoofdverblijf en de zorgregeling aangehouden, terwijl het meer of anders verzochte is afgewezen.