ECLI:NL:RBZWB:2023:8532

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
C/02/411773 / JE RK 23-1253
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinssituatie

Op 23 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en vader, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, aanwezig waren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 8 december 2023 tot 8 september 2024. De kinderrechter oordeelde dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen nog steeds aanwezig is, ondanks de inspanningen van de ouders. De kinderrechter heeft ook geweigerd om een psychologisch rapport van de moeder aan de GI en de vader te verstrekken, omdat dit in strijd zou zijn met de persoonlijke levenssfeer van de moeder.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling benadrukt dat er nog steeds sprake is van systeemproblematiek en persoonsgebonden problematiek, wat de situatie voor de ouders en de kinderen bemoeilijkt. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om nauw samen te werken met de ouders en hen te ondersteunen in hun rol. Er is een sterke behoefte aan open communicatie en samenwerking tussen de ouders, de GI en de hulpverlening. De kinderrechter heeft ook het belang van stabiliteit en rust voor de kinderen onderstreept, en de noodzaak om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/411773 / JE RK 23-1253
Datum uitspraak: 23 november 2023
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter van 27 september 2023 met alle daarin genoemde en vermelde stukken;
  • de nadere informatie van de GI van 17 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 17 november 2023;
  • de nadere informatie van mr. F. Pool namens de moeder van 17 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 20 november 2023.
1.2.
Op 23 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak vanwege de samenhang met de zaak C/02/411770 / JE RK 23-1252 gezamenlijk - met gesloten deuren - behandeld. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder (die het eerste deel van de mondelinge behandeling aanwezig is geweest), bijgestaan door kantoorgenoot mr. Krol;
- de vader (die het tweede deel van de mondelinge behandeling aanwezig is geweest), bijgestaan door mr. De Nooijer;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
Aan de persoonlijk hulpverleenster van de moeder, mevr. [naam] (werkzaam bij [zorgbegeleiding] ) is, met instemming van belanghebbenden, bijzondere toestemming door de kinderrechter verleend om het eerste deel van de mondelinge behandeling bij te wonen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 8 september 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna verlengd, voor het laatst tot 8 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, met uitvoerbaar bij voorraadverklaring, om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar te verlengen.
3.2
Thans ligt nog voor de behandeling van het resterende deel van het verzoek, te weten met ingang van 8 december 2023 en tot 8 september 2024.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het restantverzoek. Het is lastig voor de GI om het netwerk bij elkaar te houden en de ouders op één lijn te krijgen. Er wordt over en weer veel over elkaar gesproken en er wordt niet altijd even goed naar het eigen aandeel gekeken. Er zijn zowel zorgen over (de thuissituatie van) de moeder als (de thuissituatie van) de vader.
Uit de informatie van de GI volgt dat de moeder veelvuldig afspraken vergeet en/of dubbele afspraken inplant. Ook lukt het haar niet om de benodigde papieren in te vullen voor o.a. schoolmaatschappelijk werk en het kinderplein. De hulpverlening moet dit van de moeder overnemen. Daarnaast zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de afgelopen periode regelmatig te laat op school gekomen. Ook blijft het huis ondanks de huishoudelijke hulp die tweewekelijks bij de moeder thuis komt niet op orde. Vanuit [jeugdorganisatie] wordt aangegeven dat bij de moeder niet aan de doelen kan worden gewerkt. Het advies is om compenserende hulpverlening bij de moeder in te zetten. De GI ziet anderzijds ook dat de moeder dingen oppakt en het zichzelf eigen maakt. Zo laat zij tijdens de sessies bij [hulpverlening] positieve dingen zien. Dit geldt niet voor de IPT. De GI wil de moeder ruimte geven om hetgeen zij leert bij [hulpverlening] in de praktijk te brengen. Verder heeft de GI (vooralsnog) geen zicht op de persoonlijke problematiek van de moeder, waardoor het voor de GI onduidelijk is hoe leerbaar de moeder is. Dat er zicht komt, is noodzakelijk om duidelijk te krijgen wat de moeder nodig heeft om de structuur, rust en aandacht aan de kinderen te kunnen bieden. Wat betreft het niet verlenen van een afschrift van het psychologisch onderzoek refereert de GI zich aan het oordeel van de kinderrechter. Tot slot bevestigt de GI dat de persoonlijk hulpverleenster van de moeder al wordt meegenomen in de mailwisselingen.
4.2.
Namens de moeder heeft de advocaat aangevoerd dat de moeder instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Hierbij vindt de moeder het belangrijk dat de GI strakke regie gaat voeren. De moeder wil weten waar zij aan toe is, wat de mogelijkheden zijn en wat er van haar wordt verwacht. Zij wil een stip aan de horizon. In dit kader is het van belang dat er meer evaluatiegesprekken zullen plaatsvinden.
Verder heeft de advocaat toegelicht dat de resultaten van het psychologisch onderzoek van de moeder voorafgaand aan de mondelinge behandeling alleen met de rechtbank zijn gedeeld. De moeder is bereid om de resultaten van het onderzoek ook met de GI te delen, mits dit document niet aan de vader, de grootouders vaderszijde of kinderen wordt versterkt als zij later het dossier opvragen. Als de GI dat kan garanderen, heeft de moeder rust en kan het onderzoek met de GI worden gedeeld. De moeder begrijpt immers dat het belangrijk is dat de GI handvatten heeft over hoe zij het beste met de moeder kunnen samenwerken. Hierin zijn verschillende opties mogelijk. Zoals het samen met de GI doornemen van het onderzoeksrapport, dat de GI eigen aantekeningen maakt of dat de GI de tekst zwart lakt.
Daarnaast lijkt het gehele systeem vast te zitten in een patroon. De ouders triggeren elkaar, er wordt over en weer over elkaar gesproken en er is telkens sprake van actie en reactie. Het systeem moet worden doorbroken en er moet rust en duidelijkheid komen. Hiervoor is het nodig dat iemand uit het systeem stapt. Dat kan de moeder zijn. Aan de hand van het onderzoek kan de GI en de hulpverlening de moeder (en de vader) hierbij ondersteunen. Ook is het verstandig als de persoonlijk hulpverleenster van de moeder en/of iemand van het advocatenkantoor de gesprekken van de moeder met de GI bijwoont om sturing te geven en de vertaalslag te maken. Het is belangrijk dat de moeder vertrouwen krijgt in de GI en de hulpverlening. De moeder wil immers graag hulp, maar zij voelt zich verloren in alle gesprekken die zij moet voeren. Die druk en stress werkt contraproductief, waardoor de moeder een stap terug zet. Ook voelt de moeder zich onvoldoende gesteund door de GI.
Dit kan veranderen, zodra de GI bekend is met de inhoud van het onderzoeksrapport.
4.3.
De moeder wil graag hulp, ongeacht of de ondertoezichtstelling wordt verlengd. Zij is bereid om mee te werken als dat ervoor zorgt dat alle kinderen thuis kunnen wonen. De moeder vindt het belangrijk dat de GI meer open is, meer informatie met de moeder deelt, actiever het contact met de moeder opzoekt en ook afspraken met de moeder maakt. Ook vindt zij het fijn als haar hulpverleenster wordt meegenomen in de mailwisselingen.
Verder vindt de moeder de situatie gecompliceerd. Nu een deel van de kinderen niet meer thuiswonen, gaan de kinderen moeilijker met elkaar en de moeder om en is de pikorde thuis veranderd. De situatie is daarmee niet verbeterd. De moeder heeft het meest aan de technieken die zij leert bij [hulpverlening]. Naast de leeftijdsconforme zussendingetje gaat het goed met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Zij hebben veel vriendinnen en spelen veel.
Er wordt veel van de moeder verwacht. Zij probeert alles zo goed als mogelijk te doen, waaronder het nakomen van afspraken en therapieën. Dat een groot deel lukt, vindt de moeder gelet op haar ADHD al een prestatie. Ook de stiefvader heeft therapiegesprekken. Toch heeft de moeder het idee dat zij keihard moet werken en stappen vooruit zet, maar dat zij niet de beloning krijgt die zij zou willen te weten dat alle kinderen thuis wonen.
Na het incident met de stiefvader is de moeder op gesprek bij de GI geweest en heeft de situatie kunnen uitleggen. Sindsdien is er niets meer voorgevallen.
De moeder begrijpt het voorstel van een steungezin en vindt het geen slecht idee.
4.4.
Namens de vader heeft de advocaat aangegeven dat ook de vader instemt met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Hij maakt zich zorgen om de kinderen en hun veiligheid. Net als de moeder wil ook de vader meer informatie vanuit de GI krijgen. Verder vindt de vader het positief dat er een psychologisch onderzoek bij de moeder is afgenomen en dat de moeder bereid is om de resultaten met de GI te delen. De vader heeft er geen bezwaar tegen als hij geen afschrift van het psychologisch onderzoek krijgt. Wel zou de vader psycho-educatie willen. Hij wil weten wat hij wel en niet moet doen, zodat de samenwerking met de moeder beter wordt. Daarnaast wil de vader meer betrokken zijn bij de kinderen. Hij wil de moeder ondersteunen. Zo kan hij met zijn werk bijvoorbeeld regelen dat hij één dag in de week de kinderen naar school brengt. In de briefrapportage van de GI leest de vader (nog steeds) geen concrete doelen. Desondanks staat de vader ervoor open om samen te werken met de GI, de hulpverlening en de moeder. Hij zou het fijn vinden als er weer gezamenlijke gesprekken plaatsvinden.
4.5.
De vader maakt zich zorgen over de kinderen en hun veiligheid. Dit ook mede door het incident met de stiefvader. De vader denkt dat het goed zou zijn om in het bijzijn van de GI een gesprek met de stiefvader te hebben, zodat daarna de samenwerking in het gehele systeem kan worden opgepakt. De vader erkent dat er ook positieve ontwikkelingen zijn als het om de kinderen gaat. Verder heeft de vader nog geen geschikte huisvesting gevonden om de kinderen te ontvangen. Hij wil de situatie uitleggen bij Woongoed, zodat hij wellicht voorrang kan krijgen op een woning. Het voorstel van steungezin komt op de vader over alsof hij een stap achteruit zet en hij nog minder zal worden betrokken.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter heeft allereerst op basis van het bepaalde in artikel 811, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering beoordeeld of de door de moeder overgelegde psychologische rapportage in afschrift moet worden verstrekt aan de GI en aan de vader. Gelet op de ingenomen standpunten, in het bijzonder van de vader en de GI, en de inhoud van deze rapportage is de kinderrechter van oordeel dat dit moet worden geweigerd nu het belang van de verstrekking van een afschrift van deze rapportage niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de moeder.
5.2.
Verder is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 lid 1 BW. Dat betekent dat hij de ondertoezichtstelling (artikel 1:260 lid 1 BW) van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zal verlengen voor de resterende duur te weten met ingang van 8 december 2023 en tot 8 september 2024. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
De kinderrechter handhaaft zijn eerdere beoordeling in de beschikking van 27 september 2023 als het gaat om de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is nog steeds onverminderd aanwezig. Hoewel de ouders hun best doen, zijn de gestelde doelen nog niet behaald.
Verder heeft de kinderrechter in de beschikking van 27 september 2023 overwogen dat er sprake is van persoonsgeboden problematiek en systeemproblematiek. Dit maakt de situatie voor de moeder, de vader en de kinderen moeilijker. Omdat er onvoldoende zicht op de moeder en haar mogelijkheden is, heeft de kinderrechter in september 2023 de advocaat van de moeder verzocht om de informatie over het traject van BTSW te verstrekken en aan te geven met wie deze informatie is gedeeld.
De kinderrechter vindt het heel fijn dat (de advocaat van) de moeder dit verzoek heeft gehonoreerd door het psychologisch onderzoeksrapport van het traject van BTSW te verstrekken. Het onderzoeksrapport heeft bij de kinderrechter voor veel verduidelijking gezorgd. Gelet op de gezinssystematiek, het netwerk en de persoonsgeboden problematiek van de moeder begrijpt de kinderrechter de situatie van de moeder beter en ook waarom het de moeder niet lukt om bepaalde dingen te regelen.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat het belangrijk is dat de GI op de hoogte is van de resultaten van het onder 5.1. genoemde onderzoeksrapport, zodat zij op een betere manier met de moeder kan samenwerken. Dit vindt de moeder ook. De kinderrechter vindt het daarom – met instemming van de moeder – een goed idee als de GI inzage in het onderzoeksrapport krijgt . Het is aan de GI om vervolgens in overeenstemming met de wens van de moeder ervoor te zorgen dat het psychologisch onderzoeksrapport niet terecht komt bij de vader, de grootouders vaderszijde of de kinderen als zij later het dossier opvragen. In dit kader juicht de kinderrechter het ook toe om een ronde tafel gesprek in te plannen in de aanwezigheid van de advocaat en de persoonlijk hulpverleenster van de moeder. Gelet op de persoonsgebonden problematiek van de moeder is het van groot belang dat de persoonlijk hulpverleenster van de moeder wordt betrokken en ook in de mailwisselingen wordt meegenomen. Dit helpt de moeder enorm.
5.5.
De kinderrechter vindt het verder belangrijk dat de vader, nadat de GI kennis heeft genomen van het onderzoeksrapport, vragen aan de GI kan stellen over hoe hij het beste met de moeder kan omgaan en/of psycho-educatie krijgt. Andersom moet ook aan de moeder worden uitgelegd hoe zij het beste met de vader kan omgaan. De kinderrechter vindt het namelijk belangrijk dat de ouders weer op één lijn komen te liggen en gaan samenwerken. In dat kader verwacht de kinderrechter ook dat de ouders zich minder zullen focussen op de incidenten die zijn voorgevallen en zich gaan richten op de samenwerking. Daarnaast moet er aandacht zijn voor de rol van de stiefvader nu hij op dagelijkse basis is betrokken bij de opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Er moet een manier worden gevonden waarbij de voor de kinderen belangrijke volwassenen met elkaar, en met de GI, gaan samenwerken. Daar hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] baat bij.
Verder geeft de kinderrechter aan de GI mee dat zij met de ouders in gesprek moeten blijven gaan. Het is belangrijk dat beide ouders op de hoogte blijven van de kinderen en hun ontwikkeling en dat zij de afwegingen van de GI begrijpen. Er moet duidelijk en open worden gecommuniceerd. Beide ouders hebben duidelijk aangegeven dat zij daar behoefte aan hebben. Als er een incident voorvalt, is het de taak van de GI om de andere ouder hierover op de hoogte te brengen. Er moet worden voorkomen dat ieder er zijn eigen verhaal van maakt, omdat dit de samenwerking tussen de ouders niet ten goede komt.
Om de vader erbij te blijven betrekken, moet de GI aan de vader blijven vragen wat hij nodig heeft. Andersom geeft de kinderrechter aan de vader mee dat hij actief aan de GI moet aangeven wat hij nodig heeft. Ook dient hij zich actief op te stellen als het gaat over het vinden van een geschikte huisvesting waar hij de kinderen kan ontvangen.
Van de moeder (en de stiefvader) verwacht de kinderrechter dat zij blijft meewerken aan de hulpverlening en de samenwerking met de GI en de vader aangaat.
Tot slot geeft de kinderrechter aan de GI mee dat de inzet van een steungezin een oplossing kan zijn. Op die manier kunnen zowel de ouders als de kinderen worden ondersteund.
5.6.
Nu er (binnenkort) meer duidelijkheid is over de persoonsgebonden problematiek van de moeder en de GI als gevolg daarvan weet hoe zij het beste met de moeder kunnen samenwerken en communiceren, is het van belang dat er stabiliteit en rust voor de kinderen komt. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] moet worden weggenomen. Om dat te bereiken, wordt de ondertoezichtstelling voor de resterende duur verlengd.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.8.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
weigert de GI en de vader afschrift te verstrekken van de namens de moeder overgelegde psychologisch onderzoeksrapport van het traject van BTSW;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 8 december 2023 en tot 8 september 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 7 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.