ECLI:NL:RBZWB:2023:8542

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/02/411967 / JE RK 23-1290
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met positieve ontwikkeling en ouderschapsbemiddeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2013. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 6 oktober 2022 en liep tot 6 oktober 2023. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, met als doel de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er positieve ontwikkelingen zijn in de omgang tussen de ouders en de minderjarige. De ouders hebben stappen gezet in hun communicatie en omgangsregelingen, waarbij de minderjarige nu eens per twee weken bij de vader verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks deze positieve ontwikkelingen, de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd door een loyaliteitsconflict tussen de ouders. De kinderrechter heeft de ouders complimenten gegeven voor hun inzet en de stappen die zij hebben gezet, maar benadrukt dat er nog werk aan de winkel is. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 6 oktober 2024, met de hoop dat de ouders in dat jaar verder kunnen werken aan hun problemen en de ontwikkeling van de minderjarige. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan worden voortgezet, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/411967 / JE RK 23-1290
Datum uitspraak: 4 oktober 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat mr. F.J.I. van den Branden te Terneuzen,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. E.A.G. van Acker te Sint-Jansteen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad, om de kinderrechter over het verzoek te adviseren.

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 18 juli 2023.
Op 4 oktober 2023 heeft de kinderrechter deze zaak, gelet op de onderlinge samenhang, gezamenlijk met het verzoek van de vader in de zaak met kenmerk C/02/382365 / FA RK 21-701, tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. In die zaak is afzonderlijk beslist.
Verschenen en gehoord zijn:
  • de advocaat van de vader;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad;
  • een vertegenwoordiger van de GI.
Niet verschenen is:
- de vader.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij haar moeder.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 oktober 2022 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 6 oktober 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI handhaaft haar verzoek. De afgelopen periode hebben de ouders een grote stap gemaakt en is er sprake van een positieve ontwikkeling. Op dit moment is er een zorgregeling waarbij [minderjarige] eens per twee weken bij de vader verblijft. Dit gaat goed. In onderling overleg hebben de ouders afgesproken om de regie in de omgang bij [minderjarige] te leggen; als zij tijdens een omgangsmoment bij de vader terug naar de moeder wil, staat de vader dit toe. Dit vindt de GI positief, want het geeft [minderjarige] vertrouwen en rust. Wel wordt [minderjarige] nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd. [minderjarige] zit in een loyaliteitsconflict, doordat zij van de ouders geen volledige toestemming ontvangt om het fijn te hebben bij de andere ouder. [minderjarige] zit klem tussen de ouders, hetgeen wordt bevestigd door de hulpverlening. Het doel van de ondertoezichtstelling is dat hier de komende periode met behulp van ouderschapsbemiddeling stappen in gezet gaan worden. De ouders zullen via SCHIP gaan kijken welke vorm van ouderschapsbemiddeling het meest passend is. Het is belangrijk dat ouders gaan werken aan hun onderlinge communicatie. Daarnaast gunt de GI het de moeder heel erg dat zij individuele hulpverlening krijgt, zodat er iemand naast haar staat aan wie zij haar verhaal kwijt kan. Ten aanzien van [minderjarige] geeft de GI aan dat het de bedoeling is dat haar huidige hulpverlening via [instelling] wordt voortgezet. Deze hulpverlening is effectief.
Door en namens de moeder is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bevestigd dat de feitelijke omgang op dit moment op vrijdag en zaterdag plaatsvindt, maar dat [minderjarige] vrij is om ook de zondag bij de vader te blijven. De moeder geeft aan dat het beter gaat nu [minderjarige] deze ruimte en regie heeft gekregen. De ouders communiceren beter en hebben een stap in de goede richting gezet. De moeder hoopt met behulp van de ouderschapsbemiddeling het beste voor [minderjarige] te kunnen bereiken, zodat [minderjarige] ziet dat de ouders werken aan hun problemen. De moeder geeft aan geen last te hebben van het verleden. Ze vindt op dit moment [minderjarige] belangrijk. De moeder vindt dat de ondertoezichtstelling verlengd moet worden. De positieve ontwikkeling is echter wel nog pril; er is nu sinds een maand of drie sprake van een omslag, welke wel nog verstevigd moet worden. Er moeten nog afspraken gemaakt worden en ook de therapie via SCHIP kost tijd. Om deze reden is een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar aangewezen, in de hoop dat in dat jaar kan worden gewerkt aan een afronding.
Namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij moe gestreden is. Het frustreert de vader dat er geen vorderingen worden geboekt. Om deze reden ziet de vader het nut er niet van in om de ondertoezichtstelling te verlengen. De advocaat van de vader kan zich daarentegen voorstellen dat de ondertoezichtstelling wel moet worden verlengd en refereert zich derhalve aan het oordeel van de rechtbank. Dat de regie over de omgang bij [minderjarige] is gelegd vindt de vader enerzijds lastig, maar anderzijds ook goed. Het put de vader uit dat telkens wordt teruggekeken naar het verleden, hetgeen bij SCHIP therapie ook weer zal gebeuren.
De raad adviseert tijdens de mondelinge behandeling de ondertoezichtstelling te verlengen. De afgelopen periode is vooruitgang geboekt. De raad begrijpt dat de vader moe gestreden is doordat het traject al enige tijd duurt, maar is trots op de inzet van beide ouders. De raad vindt het belangrijk dat de gemaakte stappen worden bestendigd en dat de GI aan de zijlijn staat wanneer de ouders SCHIP-therapie gaan volgen. De raad begrijpt dat de regie over de omgang bij [minderjarige] is gelegd, maar vindt het wel belangrijk dat er aandacht blijft voor het feit dat [minderjarige] nog maar een kind is en dit ook moet kunnen zijn. De raad adviseert op deze voet verder te gaan en complimenteert de ouders voor de positieve ontwikkeling.

De beoordeling

Wettelijk kader

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijk beoordeling
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van de GI dient te worden toegewezen nu voldaan wordt aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt verlengd voor de duur van een jaar, te weten tot 6 oktober 2024. De kinderrechter zal de beslissing hieronder toelichten.
De kinderrechter wil de ouders allereerst complimenteren voor de grote stappen die zij de afgelopen periode hebben gezet. De ouders hebben samen een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Er is sprake van een uitbreiding van de omgang en een betere onderlinge communicatie. Door de regie in de omgang bij [minderjarige] te leggen laten de ouders zien te kunnen en willen handelen in het belang van [minderjarige] . Het geeft [minderjarige] immers zichtbaar ruimte en daarmee rust. De kinderrechter vindt dat de ouders op de goede weg zijn. Belangrijk is echter ook, zoals de Raad heeft benoemd, dat dit goed gemonitord wordt en oog wordt gehouden voor het feit dat [minderjarige] kind mag zijn.
Wel is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] thans nog in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] krijgt van de ouders nog geen volledige toestemming om het fijn te hebben bij de andere ouder. [minderjarige] laat signalen van loyaliteitsconflict zien, waardoor ze wisselende signalen afgeeft bij beide ouders. Dit zorgt er weer voor dat het vertrouwen van de moeder in de vader op de proef wordt gesteld.
De positieve ontwikkelingen van de afgelopen tijd zijn nog erg pril. Het is van belang dat de reeds gemaakte stappen de komende periode onder regie van de GI worden bestendigd. De kinderrechter vindt het belangrijk dat onder regie van de GI wordt gezocht naar een gepaste vorm van ouderschapsbemiddeling, zodat ouders leren op een constructieve manier met elkaar te communiceren, afspraken te maken en het vertrouwen in elkaar kan worden vergroot. In dit kader acht de kinderrechter het van belang dat de GI expliciet beoordeelt of SCHIP-therapie voor deze ouders passend is. Daarnaast gunt de kinderrechter het de moeder om individuele hulpverlening te ontvangen, zodat zij iemand heeft die naast haar staat en aan wie zij haar verhaal kwijt kan. Ten aanzien van [minderjarige] is het belangrijk dat de hulpverlening bij [instelling] wordt voortgezet, nu duidelijk is gebleken dat [minderjarige] hier baat bij heeft.
Gezien het in te zetten hulpverleningstraject zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling dan ook toewijzen voor de verzochte duur. De kinderrechter vindt een kortere duur niet aangewezen, temeer niet nu de ouders tijd moeten krijgen de positieve ontwikkelingen te bestendigen en de ouderschapsbemiddeling aan te gaan. De kinderrechter is van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige] is om dit proces te overhaasten.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 6 oktober 2023 tot 6 oktober 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Oude Weernink als griffier, en op schrift gesteld op 18 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.