ECLI:NL:RBZWB:2023:8543

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/02/413078 FA RK 23-3933
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van Noort
  • Mr. Oude Weernink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk ouderlijk gezag en omgangsregeling in een familiekwestie met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zijn de verzoeken van de man en de vrouw met betrekking tot het ouderlijk gezag en de zorgregeling voor hun minderjarige kind aan de orde. De man verzoekt om gezamenlijk ouderlijk gezag en een zorgregeling waarbij hij op bepaalde dagen zorg voor het kind heeft. De vrouw verzet zich tegen de verzoeken van de man, maar refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2023 is gebleken dat er sprake is van wantrouwen tussen de partijen, wat de communicatie over de zorg voor het kind bemoeilijkt. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de situatie en de belangen van het kind. De rechtbank heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de man twee keer per week begeleide contactmomenten met het kind heeft. De vrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de kinderbijdrage, die is toegewezen. De rechtbank houdt de behandeling van de verzoeken van de man aan tot de rapportage van de Raad is ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummers: C/02/413078 FA RK 23-3933 (
bodemprocedure) en
C/02/414679 FA RK 23-4708 (
provisionele voorziening)
beschikking d.d. 16 november 2023
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. D.A.H. Veldhof, gevestigd te Goes,
en
[de vrouw],
wonende te [plaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.C.M. Maat-Oldenhof, gevestigd te ’s-Heer Arendskerke.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg (hierna: de Raad).
1. Het procesverloop
In de procedure met zaaknummer C/02/413078 FA RK 23-3933 (bodemprocedure)
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 22 augustus 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 6 oktober 2023 ontvangen verweerschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Veldhof d.d. 10 oktober 2023, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Veldhof d.d. 11 oktober 2023, met bijlage.
In de procedure met zaaknummer C/02/414679 FA RK 23-4708 (provisionele voorziening)
1.2. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 6 oktober 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 6 oktober 2023 ontvangen verweerschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Veldhof d.d. 10 oktober 2023, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Veldhof d.d. 11 oktober 2023, met bijlage.
1.3. De zaken zijn gezamenlijk behandeld op de mondelinge behandeling van 12 oktober 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit hun relatie is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren: [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2022.
2.3.
Genoemd kind is door de man erkend. De vrouw is belast met het ouderlijk gezag over die minderjarige.

3.De verzoeken

In de procedure met zaaknummer C/02/413078 FA RK 23-3933 (bodemprocedure)
3.1.
De man verzoekt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad vast te stellen dat:
I. de man en de vrouw voortaan gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] ;
II. voormelde minderjarige zijn hoofdverblijf bij de vrouw zal hebben;
III. dat de man elke maandag 9:00 uur tot 17:00 uur de zorg van [minderjarige] voor zijn rekening neemt als mede elke vrijdag van 11:00 uur tot 16:00 uur opdat vervolgens de zorgcontacten stapsgewijs worden uitgebreid naar 1 weekend per 14 dagen en 1 woensdagmiddag per 14 dagen alsmede gedurende de helft van de algemeen erkende feestdagen en een de helft van iedere kinderschoolvakantie, dan wel een dusdanige zorgregeling subsidiair omgangsregeling als uw rechtbank in goede justitie meent te moeten behoren;
IV. vast te stellen dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging- en opvoeding van voormelde minderjarige, aan de vrouw zal voldoen, steeds bij vooruitbetaling voor de eerste van de maand € 25,-, zulks met ingang van datum indiening onder haar verzoekschrift.
3.2.
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man ten aanzien van het gezag en de zorgregeling. Voor het overige refereert de vrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
In de procedure met zaaknummer C/02/414679 FA RK 23-4708 (provisionele voorziening)
3.3.
De man verzoekt bij wegen van provisionele vordering vast te stellen dat de man en de minderjarige iedere week op donderdag gedurende één uur en maandag gedurende één uur zorgcontacten met elkaar hebben onder begeleiding van [zorgverlener] dan wel een andere terzake gecertificeerde deskundige, in de woning van de man dan wel in de woning van de vrouw, met dien verstande dat de zorgregeling dient te worden uitgebreid in het geval het belang van [minderjarige] dit toelaat.
3.4.
De vrouw voert verweer
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt voor zover van belang hierna ingegaan.

4.De beoordeling

In de procedure met zaaknummer C/02/413078 FA RK 23-3933 (bodemprocedure)
Raadsonderzoek
4.1.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken, acht de rechtbank zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen geven op de verzoeken van de man tot gezamenlijk gezag en de zorgregeling. Er is sprake van fors wantrouwen tussen partijen. Zij zijn niet in staat te communiceren over zaken aangaande de minderjarige. De omgangsregeling tussen de man en de minderjarige is al meermaals gestagneerd, hetgeen er toe heeft geleid dat de vader en de minderjarige geen structureel en onbelast contact met elkaar hebben.
4.2.
De rechtbank heeft de Raad reeds mondeling, tijdens de mondelinge behandeling van 12 oktober 2023 zoals neergelegd in een proces-verbaal, verzocht een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de volgende vragen;
- Bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van de minderjarige te achten om af te wijken van het in de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- Welke omgangs- c.q. zorgregeling door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarige?
4.3.
In afwachting van de rapportage van de Raad zal de behandeling van de zaak ten aanzien van de verzoeken van de man omtrent het gezag, het hoofdverblijf en de definitieve omgangs- c.q. zorgregeling worden aangehouden en verwezen naar de
familiekamerrol van dinsdag 16 april 2024.
Voorlopige omgangsregeling
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake moet zijn van contact tussen de man en de minderjarige. Thans is er sprake van begeleide omgang, hetgeen in het kader van de hulpverlening bij [hulpverlening] wordt vormgegeven. De rechtbank is gebleken dat het contact tussen de man en de minderjarige gedurende deze omgangsmomenten goed en stabiel verloopt. Desondanks is er geen sprake van een structurele regeling en heeft de man feitelijk maar eens per week of eens in de twee weken contact met de minderjarige, voor de duur van 25 minuten. Een reden hiervan is dat het omgangsmoment thans gepland staat op een tijdstip waarop de minderjarige normaal gesproken slaapt. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het heel belangrijk is dat er op korte termijn, gedurende het raadsonderzoek, twee keer in de week een contactmoment plaatsvindt tussen de man en de minderjarige, voor de duur van één uur. De angst van de vrouw voor de veiligheid van de minderjarige wordt voldoende weggenomen door de omgang begeleid te laten plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is een voorlopige omgangsregeling te bepalen, zodat de contactmomenten tussen de man en de minderjarige worden gewaarborgd. Het is partijen immers onvoldoende gelukt om de omgangsmomenten zelfstandig op een bestendige wijze vorm te geven. De rechtbank acht het in het belang van de minderjarige dat er structuur, duidelijkheid en een hogere frequentie zit in het contact met de man. Na te noemen regeling biedt partijen, alsook de hulpverlening, de nodige handvaten. Met inachtneming van het advies van de Raad zal de rechtbank aldus bepalen dat er voorlopig, gedurende het raadsonderzoek, tussen de man en de minderjarige sprake is van begeleide omgang twee keer per week van half 12 tot half 1 voor de duur van één uur. De rechtbank acht het wenselijk en in het belang van de minderjarige dat deze omgangsmomenten bij de vader thuis zal plaatsvinden, hetgeen wel afhankelijk is van de mogelijkheden en bereidheid hiertoe van de omgangsbegeleidster. De rechtbank benadrukt dat het aan de omgangsbegeleidster is om de omgang in goede banen te leiden en de man daarin te sturen en aanwijzingen te geven indien nodig. Het doel is toe te werken naar een ruimere omgangsregeling. De rechtbank verwacht dat de mogelijkheden hiertoe in voornoemd raadsonderzoek zullen worden onderzocht, waarna de Raad de rechtbank daarover zal adviseren.
Kinderbijdrage
4.5.
De vrouw heeft door middel van voormeld verweerschrift alsook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling laten weten zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
4.6.
Aangezien het verzoek op de wet is gegrond en de vrouw zich aan het oordeel van de rechtbank heeft gerefereerd, zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen.
In de procedure met zaaknummer C/02/414679 FA RK 23-4708 (provisionele voorziening)
4.7.
Het verzoek van de man tot het treffen van een provisionele voorziening zal de rechtbank afwijzen omdat in de bodemzaak een beslissing als na te melden wordt gegeven. De man heeft daarom geen belang meer bij beoordeling van zijn verzoek om een provisionele voorziening.

5.De beslissing

De rechtbank
In de procedure met zaaknummer C/02/413078 FA RK 23-3933 (bodemprocedure)
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming locatie Middelburg een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de hierboven onder r.o. 4.2. vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren, welk rapport vóór hierna te noemen pro forma datum bij de rechtbank dient te worden ingediend, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat er een
voorlopigeomgangsregeling geldt tussen de man en [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2022 waarbij de man twee begeleide contactmomenten per week van één uur heeft met de minderjarige, van 11:30 uur tot 12:30 uur bij voorkeur bij de man thuis, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.4. is overwogen:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man met ingang van 17 augustus 2023 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 25,= per maand;
houdt de behandeling van deze zaak ten aanzien van het gezag, hoofdverblijf en de definitieve zorg- c.q. omgangsregeling aan tot
de familiekamerrol van dinsdag 16 april 2024;
In de procedure met zaaknummer C/02/414679 FA RK 23-4708 (provisionele voorziening)
wijst het verzoek van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, en, in tegenwoordigheid van
mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.