ECLI:NL:RBZWB:2023:8566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
9603878 CV EXPL 21-4126 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij de verkoop van een tweedehands auto en bewijsvermoeden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de non-conformiteit van een tweedehands auto centraal. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Sakarya, heeft een auto gekocht van de gedaagde partij, een besloten vennootschap. Na ongeveer zes weken na de aflevering van de auto, deed zich een intern gebrek aan de motor voor. De eiser heeft de auto op 11 november 2021 ontbonden, omdat deze niet aan de overeenkomst voldeed. De rechtbank oordeelt dat, gelet op het wettelijk bewijsvermoeden uit artikel 7:18 BW, wordt vermoed dat de auto bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. De gedaagde partij heeft niet voldoende bewijs geleverd om dit vermoeden te weerleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in staat is geweest om aan te tonen dat het gebrek het gevolg was van handelen of nalaten na de aflevering van de auto. De gedaagde is veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 11.250,00 aan de eiser, evenals de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.073,88. Daarnaast moet de gedaagde op eigen kosten meewerken aan de registratie van de auto op haar naam. De proceskosten zijn ook voor rekening van de gedaagde, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitgesproken op 6 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 9603878 CV EXPL 21-4126
vonnis d.d. 6 december 2023
inzake
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. Sakarya,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 9 november 2022 met de daarin genoemde stukken;
b. de akte uitlatingen voor de rolzitting van 7 december 2022 van [gedaagde] ;
c. de brief van 8 december 2022 van [eiser] ;
d. de brief van 17 januari 2023 van [gedaagde] , met daarbij gevoegd een audio opname;
e. de aantekeningen van de griffier van de op 9 juni 2023 gehouden mondelinge behandeling;
f. het procesverhaal van getuigenverhoor gehouden op 9 juni 2023;
g. de akte voor de rolzitting van 28 juni 2023, waarbij [gedaagde] afziet van het laten horen van aanvullende getuigen;
h. de akte voor de rolzitting van 28 juni 2023, waarbij [eiser] afziet van een contra-enquête;
i. de conclusie na enquête van [gedaagde] ;
j. de antwoordconclusie na enquête van [eiser] .
1.2
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij tussenvonnis d.d. 9 november 2022 is [gedaagde] toegelaten te bewijzen dat de auto op het moment van aflevering, op 17 juni 2021, aan de overeenkomst beantwoordde en het gebrek het gevolg is van een handelen/nalaten van na de aflevering.
2.2
[gedaagde] heeft een audio opname van een telefoongesprek tussen de heer [gedaagde] en de heer [naam] in het geding gebracht waarin [naam] verklaart wat hij van [eiser] heeft gehoord over het ongeval van 26 juli 2021 met de bewuste Opel Corsa. [naam] verklaart onder meer dat [eiser] , zijn ex-werknemer, tegenover hem en zijn werknemers heeft verklaard dat hij op 26 juli 2021 met 200 km per uur in de vangrail is gereden. Voorts verklaart hij dat [eiser] de Opel Corsa heeft afgetrapt. Daarnaast heeft [gedaagde] [naam] voornoemd en [eiser] als getuigen doen horen.
2.3
[naam] heeft, samengevat weergegeven, als volgt verklaard. [eiser] heeft in de kantine op het werk verteld dat hij op de dag van het ongeluk plankgas met de auto over het stuk snelweg bij Stampersgat/Dinteloord heeft gereden en daarbij snelheden tot 250 kilometer per uur heeft aangetikt. Daarbij vertelde [eiser] verder dat zijn vader aan de politie had gevraagd hoe hard hij had gereden, maar dat de politie dat gelukkig niet kon zien aan de remsporen. Ook zei [eiser] dat hij de boordcomputer moest wissen omdat anders zichtbaar zou zijn hoe hard hij gereden had. Met de bedrijfsauto’s van [naam] ging [eiser] ook niet goed om; zo heeft hij meermaals schades gereden en werd [naam] ook weleens gebeld door mensen die klaagden over de rijstijl van [eiser] .
2.4
[eiser] heeft, samengevat weergegeven, verklaard dat de auto meteen na het ophalen bij [gedaagde] al mankementen vertoonde, waarna hij de bobines en de bougies met medeweten en op kosten van [gedaagde] heeft laten vervangen. Twee weken later is de auto stil komen te staan en is deze opnieuw gerepareerd, ditmaal op kosten van [eiser] zelf. [eiser] is erachter gekomen dat de auto in 2013 is getuned door [tuningservice] . Nadat [eiser] eigenaar van de auto is geworden, is er niets meer aan de hardware of software veranderd. [eiser] heeft weleens 225 kilometer per uur met de auto gereden. Ten tijde van het ongeluk reed hij ongeveer 200 kilometer per uur, totdat er ineens een luide klap klonk en de auto omgeven was door vuur. Toen [eiser] vervolgens probeerde te remmen blokkeerde er iets en is de auto gedraaid en tegen de vangrail aan gekomen. [eiser] geeft aan de boordcomputer zelf niet te hebben gewist. Hij erkent niet altijd verstandig met de bedrijfsauto’s van [naam] te zijn omgegaan en heeft daar nu spijt van. Zijn roekeloze acties hebben echter niet geleid tot een ongeval of schade.
2.5
In het tussenvonnis d.d. 9 november 2022 is uiteengezet dat – nu er zich na ongeveer 6 weken na aflevering een “intern gebrek” aan de motor heeft voorgedaan – (gelet op het wettelijk bewijsvermoeden) wordt vermoed dat de auto op het moment van aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. [gedaagde] kan voor de weerlegging van dit vermoeden niet volstaan met het zaaien van zodanige twijfel dat het vermoeden onhoudbaar is (tegenbewijs). Zij dient bewijs te leveren van het tegendeel. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet in dit bewijs van het tegendeel is geslaagd. Waarom dat zo is wordt hieronder uitgelegd.
2.6
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij met de auto wel eens 225 kilometer per uur heeft gereden en dat hij ten tijde van het ongeval ongeveer 200 kilometer per uur reed. Ook heeft hij verklaard dat hij niet altijd verstandig met de bedrijfsauto’s van zijn ex-werkgever heeft gereden. [naam] heeft verklaard dat [eiser] plankgas en met 250 kilometer per uur met de auto heeft gereden en deze heeft afgetrapt. Ook met de bedrijfsauto’s reed hij volgens [naam] als een gek rond en reed hij veel schades. Uit deze verklaringen is af te leiden dat [eiser] graag heel hard met auto’s rijdt en dat hij niet altijd zorgvuldig met auto’s omgaat. Echter deze verklaringen maken niet dat hiermee vaststaat dat de auto waar het in de onderhavige zaak om gaat, op het moment van aflevering aan de overeenkomst beantwoordde en het gebrek het gevolg is van een handelen/nalaten van na de aflevering. Dat het gebrek het gevolg is van het (rij)gedrag van [eiser] , zou kunnen blijken uit een deskundigenrapport. Onder 4.5 van voornoemd tussenvonnis is al overwogen dat het door [gedaagde] overgelegde rapport van Dekra te weinig aanknopingspunten biedt voor deze conclusie. Een ander deskundigenrapport of ander tegenbewijs is door [gedaagde] niet in het geding gebracht.
2.7
Nu [gedaagde] niet in het bewijs is geslaagd, staat vast dat de auto bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord. [eiser] heeft de koopovereenkomst dan ook terecht op 11 november 2021 kunnen ontbinden. Als gevolg van de ontbinding dient [gedaagde] het aankoopbedrag van € 11.250,00 terug te betalen aan [eiser] . Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
2.8
Ook wordt [gedaagde] veroordeeld om op eigen kosten mee te werken aan registratie op haar naam van de auto.
2.9
Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 1.073,88 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
2.1
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar als [gedaagde] niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis betaalt.
2.11
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
125,09
- griffierecht
240,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
1.188,00
132,00
(3,00 punten × tarief € 396,00)
Totaal
1.685,09.
De hierover gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar zoals onder de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1
veroordeelt [gedaagde] tot terugbetaling van een bedrag van € 11.250,00 (hoofdsom) en een bedrag van € 1.073,88 (buitengerechtelijke incassokosten) aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over die bedragen, indien betaling na veertien dagen na betekening van dit vonnis is uitgebleven,
3.2
veroordeelt [gedaagde] om op eigen kosten mee te werken aan registratie op haar naam van de auto met [kenteken] ,
3.3
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.685,09, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de wettelijke rente over de proceskosten betalen en de kosten van betekening,
3.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.