ECLI:NL:RBZWB:2023:8567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/02/414408 / JE RK 23-1732
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste ondertoezichtstelling van een minderjarige met ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2021. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de moeder en de vader als belanghebbenden aangemerkt, waarbij de moeder het ouderlijk gezag uitoefent en de minderjarige bij haar woont. De vader heeft de minderjarige erkend en is betrokken bij de procedure.

Tijdens de mondelinge behandeling, die op 12 oktober 2023 plaatsvond, zijn de zorgen van de Raad over de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige besproken. De Raad heeft aangegeven dat er sprake is van een moeizame contactopbouw tussen de minderjarige en de vader, en dat er veel wantrouwen en angst bij de moeder bestaat. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders problematisch is en dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling als voldaan beschouwd en heeft het verzoek van de Raad toegewezen.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders leren om minder voor elkaar in te vullen en dat er regievoering moet komen vanuit de gecertificeerde instelling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan de ontwikkeling van de minderjarige en de omgangsregeling met de vader te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414408 / JE RK 23-1732
Datum uitspraak: 12 oktober 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Middelburg,
over

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. N.J.R.M. Elings te Breda,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. W. Tiggelaar te Middelburg.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit het volgende stuk:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 2 oktober 2023.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Gelet op de nauwe samenhang tussen het onderhavige verzoek van de GI en de procedure tussen partijen met zaaknummer C/02/387574 / FA RK 21-3278 zijn de zaken gelijktijdig tijdens de mondelinge behandeling behandeld. Op die verzoeken is afzonderlijk beslist.

De feiten

[minderjarige] is erkend door de vader.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De Raad handhaaft zijn verzoek. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] bestaat volgens de Raad uit het moeizame verloop van de contactopbouw met vader, het ernstige wantrouwen en de angst bij moeder en de problematiek tussen ouders. Er is sprake van een patroon met veel onderling wantrouwen, een psychische terugval bij moeder en stagnatie van het contact tussen [minderjarige] en vader. De Raad vindt het belangrijk dat wordt toegewerkt naar een duidelijke omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] moet van de ouders het gevoel krijgen dat hij bij de andere ouder mag zijn en voor hem moet duidelijk zijn wanneer hij bij de vader is. De Raad maakt zich zorgen over de mentale weerbaarheid van de moeder. De Raad ziet ter gelegenheid van de mondelinge behandeling veel spanning bij de moeder. Het is van belang dat deze spanning wordt weggenomen en dat er rust komt. Hiertoe is het belangrijk dat de moeder vertrouwen krijgt in de vader en dat de vader transparant is, zodat de moeder dit vertrouwen kan krijgen.
De vader staat achter het verzoek van de Raad tot een ondertoezichtstelling. Door en namens de vader wordt ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij de noodzaak en wenselijkheid hiervan inziet vanwege de stagnatie in de omgang en de zorgen die bestaan over de nog te zetten stappen. Het is van belang dat er regie komt van de GI, waaronder de ouders stappen zullen gaan zetten. Ook is het belangrijk dat er evaluaties gaan plaatsvinden. De vader vindt een ondertoezichtstelling belangrijk.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij het eens is met hetgeen de vader aangeeft over de noodzaak van de ondertoezichtstelling. De moeder denkt dat de ondertoezichtstelling de ouders gaat helpen verdere stappen te zetten. De ouders zullen met behulp van goede begeleiding en hulpverlening moeten gaan bereiken dat [minderjarige] beide ouders gaat krijgen. Een ondertoezichtstelling is in dit geval positief voor de ouders. Het is van belang dat de ouders leren minder voor elkaar in te vullen.
De GI vindt het heel duidelijk dat er regievoering moet komen voor beide ouders, maar vooral voor [minderjarige] . De GI zal de ouders ook kunnen ondersteunen in de opbouw van de omgangsregeling, door regie te voeren op de hulpverlening.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal het verzoek van de Raad derhalve – als niet weersproken – toewijzen. Dit betekent dat [minderjarige] onder toezicht wordt gesteld van de GI voor de duur van een jaar.
De kinderrechter neem de zorgen van de Raad over en is van oordeel dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . Tussen de ouders is sprake van communicatieproblemen en een groot wantrouwen. De contactopbouw met de vader verloopt zeer moeizaam. De kinderrechter vindt het zeer zorgelijk dat de (opbouw in de) omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] (opnieuw) is gestagneerd en acht dit niet in het belang van [minderjarige] nu dit voor hem voor veel onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid zorgt. [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid, stabiliteit en overzicht. De kinderrechter is gebleken dat bij de moeder veel angst en weerstand leeft voor de vader. De kinderrechter deelt de zorg van de Raad dat als moeder hierin geen volgende stap kan maken, de vader onvoldoende ruimte gaat krijgen om het contact verder op te bouwen en toe te gaan werken naar een uitgebreider en onbelast contact met [minderjarige] .
Nu de hulpverlening in het vrijwillig kader geen passende mogelijkheid is gebleken en het de ouders niet zelf lukt de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen en het patroon te doorbreken, is het nodig dat er een regievoerder vanuit het gedwongen kader betrokken zal raken die de belangen
van [minderjarige] behartigt, benodigde hulpverlening inzet, monitort of deze hulpverlening wordt benut en die vanuit het belang van [minderjarige] besluiten kan nemen. Het is belangrijk dat iemand duidelijk maakt aan ouders niet in de weerstand en wantrouwen jegens elkaar te zitten maar praktische handreikingen te geven en helder en krachtig te verwoorden wat er van beide ouders verwacht wordt. Voorts zal de GI nauw zicht moeten houden op de (opbouw van de) omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . Gelet op de verhuiswens van de moeder naar [plaats 2] vindt de kinderrechter het bovendien belangrijk dat de GI zorgdraagt dat de hulpverlening wordt voortgezet indien deze verhuizing uiteindelijk daadwerkelijk zal plaatsvinden. De kinderrechter onderschrijft daarbij de doelen zoals de Raad deze heeft opgesteld, te weten:
• [minderjarige] ervaart ruimte om de band met beide ouders te onderhouden en zijn loyaliteit naar beide ouders vorm te geven.
• Ouders zijn in staat om voldoende vertrouwen in elkaar te stellen om een ongedwongen contact tussen [minderjarige] en zijn vader te laten bestaan, zonder dat dit wordt afgebroken.
• Ouders accepteren benodigde hulpverlening en houden zich aan gemaakte (hulpverlenings)afspraken.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 12 oktober 2023 tot 12 oktober 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2023 door mr. Van Noort, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Oude Weernink als griffier, en op schrift gesteld op 31 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.