ECLI:NL:RBZWB:2023:8583

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
C/02/415653 / FA RK 23-5194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Gremmen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met psychische stoornissen en verslavingsproblematiek

Op 24 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1992. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) vanwege de psychische stoornissen van betrokkene, die onder andere middelgerelateerde en verslavingsstoornissen omvatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, waaronder gevaar voor de algemene veiligheid en ernstige verwaarlozing. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2023 zijn betrokkene, zijn moeder en een verpleegkundig specialist gehoord. Betrokkene heeft aangegeven dat hij liever niet onder een zorgmachtiging valt, maar zijn advocaat heeft verzocht om een kortdurende machtiging. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, gezien de ernst van de situatie en het feit dat betrokkene in het verleden niet in staat is gebleken om op vrijwillige basis de benodigde zorg te ontvangen. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 24 mei 2024, en de verzoeken om aanvullende zorgmaatregelen afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Gremmen, rechter, en op 7 december 2023 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415653 / FA RK 23-5194
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 24 november 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. Z. Yeral te Roosendaal.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 6 november 2023. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 2 november 2023;
  • de medische verklaring van 19 oktober 2023;
  • een zorgplan van 25 oktober 2023;
  • een zorgkaart van 25 oktober 2023;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) en de Wvggz;
  • een afschrift van de justitiële documentatie en de politiemutaties.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 november 2023, in het kantoor van GGZ WNB te Roosendaal.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. Yeral;
  • de moeder van betrokkene;
  • [naam] , verpleegkundig specialist.
1.4.
De officier van justitie is, zoals hij al aangaf in zijn verzoek, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen en is dus ook niet gehoord.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om een zorgmachtiging voor betrokkene te verlenen, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
  • toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.

3.De standpunten

3.1.
Betrokkene heeft, samengevat, aangegeven dat hij liever niet wil dat er een zorgmachtiging voor hem wordt verleend. Hij wil liever vanuit thuis verder herstellen, hooguit met ambulante zorg en begeleiding. Desgevraagd geeft hij aan wel hulp te willen en dat daarvoor een zorgmachtiging wel goed is. Inmiddels heeft hij al vier weken geen drugs meer gebruikt. Daardoor heeft hij last van afkickverschijnselen, zoals erg trillen.
3.2.
De advocaat heeft, namens betrokkene, primair verzocht om het verzoek af te wijzen, omdat betrokkene niet wil dat er een zorgmachtiging voor hem wordt verleend. Betrokkene wil graag laten zien dat hij op vrijwillige basis aan zijn problemen kan werken. Aangezien de verwachte duur van de detox-opname zes weken bedraagt en betrokkene inmiddels al vier weken geen drugs meer heeft gebruikt, is subsidiair namens betrokkene verzocht om een zorgmachtiging te verlenen voor een korte duur. De advocaat is van mening dat een zorgmachtiging voor betrokkene helpend kan zijn. Aangezien betrokkene niet bij GGZ WNB [plaats 1] of in [plaats 2] opgenomen wil worden, vindt de advocaat dat er in samenspraak met betrokkene zal moeten worden gezocht naar een passende plek waar hij kan verblijven.
3.3.
De moeder heeft, samengevat, aangegeven dat betrokkene een aantal weken geleden weliswaar op eigen initiatief is gestopt met het gebruiken van drugs, maar dat hij juist nu hulp nodig heeft. Hij heel veel last van ontwenningsverschijnselen. Hij trilt en slaapt moeilijk. Daarnaast is hij zwervende. Hoewel hij momenteel tijdelijk bij de moeder verblijft, kan hij, volgens de moeder, niet voor langere tijd bij haar verblijven. Betrokkene wil graag, maar het lukt hem niet om de opname en de behandeling in de verslavingskliniek voor een langere duur vol te houden. Hij is al vaker gestopt en juist op die momenten heeft hij hulp nodig. Moeder en betrokkene vragen al lange tijd om hulp maar krijgen het niet. De moeder stemt daarom in met het verzoek om een zorgmachtiging voor betrokkene te verlenen.
3.4.
De verpleegkundig specialist heeft, samengevat, aangegeven dat betrokkene kampt met psychische klachten welke worden uitgelokt door drugsgebruik. Nu betrokkene abstinent is van drugs, worden er bij hem geen noemenswaardige psychoses meer gezien, hoewel dat (ook) het gevolg kan zijn van de antipsychotica die hij toegediend krijgt. Daarnaast zijn er zorgen over de beïnvloedbaarheid en de beperkte weerbaarheid van betrokkene. Het voorliggende verzoek om een zorgmachtiging voor betrokkene te verlenen, is aangevraagd door een externe partij. Door GGZ WNB is hier niet op ingezet, omdat betrokkene daar niet in zorg is. Volgens de verpleegkundig specialist dient er nu te worden ingezet op een detoxbehandeling, welke naar verwachting zes weken zal duren. Daarna zal er een langere periode nodig zijn om betrokkene (verder) te stabiliseren. Indien de rechtbank een zorgmachtiging zal verlenen, zal de geneesheer-directeur op zoek gaan naar een passende verblijfsplek voor betrokkene. Daarbij zal, indien mogelijk, rekening gehouden worden met de wens van betrokkene om niet opgenomen te worden bij GGZ WNB of in [plaats 2] .

4.De beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen alsmede neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen). De rechtbank overweegt in dat verband dat betrokkene laagbegaafd is en dat hij als gevolg van fors drugsgebruik (Flakka) kampt met psychotische klachten. De zorgverantwoordelijke en de onafhankelijke psychiater hebben de drugsverslaving van betrokkene aangeduid als voorliggende diagnose. De geneesheer-directeur heeft daarbij aangegeven dat de psychotische klachten van betrokkene dusdanig lang aanhouden dat die klachten niet enkel kunnen worden verklaard als direct gevolg van drugsgebruik. Betrokkene gebruikt antipsychotica en daardoor zijn er volgens de verpleegkundig specialist ook geen noemenswaardige psychoses meer te zien op dit moment. Er lijkt dan ook sprake te zijn van een bepaalde psychotische kwetsbaarheid. Door de combinatie van zwakbegaafdheid en verslaving lijkt betrokkene bovendien niet bij machte om weerstand te bieden tegen de drugs, waardoor zijn psychotische klachten aanhouden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis als bedoeld in de Wvggz.
4.2.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is, levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Onder invloed van bovengenoemde psychische stoornis kampt betrokkene met frequente paranoïde episodes, met auditieve en visuele hallucinaties. Als gevolg daarvan is betrokkene angstig en achterdochtig, heeft hij moeite met slapen, veroorzaakt hij overlast en vertoont hij soms agressief gedrag. Daarnaast is hij sterk vermagerd en beschikt hij niet over een vaste woon- of verblijfplaats. Momenteel verblijft hij tijdelijk bij zijn moeder. Echter, zij dreigt overbelast te raken. Het verblijf van betrokkene bij zijn moeder is dan ook niet langer houdbaar.
4.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.4.
De rechtbank acht het positief dat betrokkene vier weken geleden uit eigen beweging is gestopt met drugsgebruik. Betrokkene heeft echter nog een lange weg te gaan. Eerst dient hij het ontwenningsprogramma met een goed gevolg af te ronden. Daarna zal hij overgeplaatst worden naar een passende plek waar hij langere tijd kan verblijven. Echter, in het verleden is betrokkene al vaker opgenomen geweest in een verslavingskliniek en is hij al vaker (kortdurend) gestopt met drugsgebruik, maar vervolgens is het hem niet gelukt om dat voor een langere tijd vol te houden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zorg op vrijwillige basis ontoereikend is voor het voorkomen dan wel het wegnemen van ernstig nadeel bij betrokkene (en bij anderen). Om die reden is verplichte zorg noodzakelijk. De rechtbank betrekt hierbij dat betrokkene in de afgelopen periode op vrijwillige basis niet de zorg aangeboden heeft gekregen die hij nodig heeft, onder meer omdat hij, zo heeft de verpleegkundig specialist aangegeven, niet bij GGZ WNB in zorg is. Door op te schalen naar verplichte zorg, verwacht de rechtbank dan ook dat de noodzakelijke zorg nu daadwerkelijk wordt ingezet en dat voorkomen wordt dat betrokkene tussen wal en schip blijft vallen.
4.5.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
De rechtbank zal het verzoek voor zover dat ziet op het opnemen van de overige vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging afwijzen, omdat daartoe naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak bestaat en het onvoldoende voorzienbaar is dat deze vormen van verplichte zorg in de komende periode noodzakelijk zullen zijn.
4.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene. Van de behandelaren wordt dan ook verwacht, zoals de verpleegkundig specialist tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven, dat zij bij de plaatsing van betrokkene in een accommodatie aandacht zal hebben voor de wensen van betrokkene om niet bij GGZ WNB [plaats 1] of in [plaats 2] te worden opgenomen en dat zij die wensen, indien mogelijk, ook zal volgen.
4.8.
Gelet op het voorgaande wordt, naar het oordeel van de rechtbank, voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, te weten tot en met 24 mei 2024. De rechtbank ziet geen grond om een kortere duur te verlenen gezien het intensieve en langdurige hulpverleningstraject dat betrokkene moet doorlopen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 mei 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2023 door mr. Gremmen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Wallerbos als griffier, en op 7 december 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.