In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] over een woningruil. [eiseres] huurt een woning van Woonkracht 10 en [gedaagde] huurt een woning van Thuisvester. Partijen zijn in contact gekomen met het oog op een woningruil, maar Thuisvester heeft het verzoek van [gedaagde] om de woningruil goed te keuren afgewezen. [gedaagde] heeft vervolgens juridische stappen ondernomen en is in oktober 2023 gemachtigd om [eiseres] in haar plaats te stellen als huurder van de woning van [gedaagde].
In het kort geding vorderde [eiseres] dat [gedaagde] de woning aan [adres 2] vóór 1 februari 2024 leeg zou opleveren. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat er geen overeenkomst tot woningruil tot stand was gekomen en dat er gewijzigde omstandigheden waren die de ontruiming onredelijk maakten. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de totstandkoming van de overeenkomst en dat de vordering van [eiseres] toewijsbaar was.
De voorzieningenrechter heeft de ontruiming toegewezen, maar [gedaagde] kreeg een langere termijn tot 1 september 2024 om de woning te ontruimen. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.