ECLI:NL:RBZWB:2023:8618

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
10563191 CV EXPL 23-1448
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toelating van een nieuwe hond op een chaletpark en geschil over wijziging van het parkreglement

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een huurder van een chalet op een park, en gedaagde, de verhuurder. Eiser vorderde een verklaring voor recht dat hij zijn nieuwe hond op het park mag houden, conform het oorspronkelijke parkreglement. Gedaagde had echter gesteld dat er een wijziging in het reglement was doorgevoerd, waardoor nieuwe honden niet meer zijn toegestaan. Eiser betwistte deze wijziging en voerde aan dat hij niet gebonden was aan de nieuwe voorwaarden, omdat hij het aanbod tot wijziging niet had aanvaard.

De procedure begon met een tussenvonnis van 12 juli 2023 en een mondelinge behandeling op 19 oktober 2023. Eiser huurt sinds 2015 een standplaats en heeft altijd zijn hond meegenomen, maar na de wijziging in het reglement in 2020 werd hem medegedeeld dat nieuwe honden niet meer zijn toegestaan. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van het reglement niet rechtsgeldig was doorgevoerd, maar dat de tekst van het reglement niet expliciet toestond dat honden zonder overleg op het park mochten verblijven. De rechter concludeerde dat gedaagde het recht had om de toegang van nieuwe honden te weigeren, gezien de overlast die deze veroorzaakten.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld, aangezien eiser zonder gemachtigde had geprocedeerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en overeenstemming tussen partijen bij het aangaan van huurovereenkomsten en het wijzigen van reglementen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10563191 CV EXPL 23-1448
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ( [land] ),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. B.C.A. Reijnders,
tegen
1. de commanditaire vennootschap
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats 2] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [gedaagden] ,
beide procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juli 2023 met de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 19 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] huurt sinds 2015 een standplaats van [gedaagde 2] waarop [eiser] zijn eigen chalet heeft staan. De huurovereenkomst wordt telkens aangegaan voor de duur van 1 jaar: van 1 januari tot en met 31 december.
2.2.
In het Parkreglement 2018 (hierna: het reglement) zijn, voor zover relevant in deze procedure, de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 5: Informatie
1. Ingrijpende wijzigingen ten opzichte van de verstrekte informatie dienen uiterlijk zes maanden voor het einde van het contractjaar aan de recreant kenbaar gemaakt te worden.
2. Indien de informatie ingrijpend afwijkt t.o.v. van de informatie zoals die verstrekt is bij het aangaan van de overeenkomst, heeft de recreant het recht de overeenkomst zonder kosten te annuleren.
Artikel 15: Geschillenregeling
Op alle geschillen met betrekking tot de overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Uitsluitend een Nederlandse rechter is bevoegd van deze geschillen kennis te nemen.
Artikel 22: Huisdieren
Het is toegestaan, mits vooraf overleg, om max. 2 honden/katten mee te nemen naar het chaletpark. Voorwaarde is dat de dieren te allen tijden aangelijnd zijn en ze buiten het chaletpark uitgelaten worden. Overtredingen kunnen leiden tot opzegging van de plaats. Honden van bezoekers die overnachten in uw chalet zijn niet toegestaan.”
2.3.
Op 21 december 2020 heeft [eiser] de factuur/huurovereenkomst voor het jaar 2021 van [gedaagde 2] ontvangen. In de bijbehorende e-mail heeft [gedaagde 2] het volgende geschreven:
“(…)
Voor het nieuwe jaar hebben wij de factuur als bijlage toegevoegd. Verder willen wij een wijziging toepassing op het parkreglement.
Artikel 22: Huisdieren
Vanwege herhaaldelijke overlast van honden voelen wij ons genoodzaakt om nieuwe honden/katten niet meer toe te laten op ons park. Met uw huidige viervoeter kunt u natuurlijk gebruik blijven maken van uw chalet. Nogmaals verzoeken wij u vriendelijk om uw hond buiten het park uit te laten. Zoals al beschreven in het parkreglement zijn honden van bezoekers die overnachten in uw chalet niet toegestaan. Wij vragen u ook dit in acht te nemen.
Een nieuw exemplaar van het reglement voegen wij als bijlage toe.”
2.4.
In het nieuwe exemplaar van het reglement is artikel 22 tekstueel niet gewijzigd.
2.5.
[eiser] heeft sinds 2015 zijn (oude) hond [naam hond] meegenomen naar zijn chalet. [gedaagde 2] heeft daar destijds toestemming voor gegeven.
2.6.
Op 17 januari 2021 heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen de wijziging en op 29 juni 2022 nog eens. Hij wil ook in de toekomst een eventuele nieuwe hond mee kunnen nemen naar zijn chalet. In de e-mail van 29 juni 2022 heeft [eiser] [gedaagde 2] gevraagd om uiterlijk op 30 augustus 2022 zijn standpunt daarover kenbaar te maken. [eiser] heeft geen reactie op zijn e-mails ontvangen.
2.7.
[eiser] heeft zijn bezwaar ook meermaals kenbaar gemaakt bij de beheerders van het park, [beheerder 1] en [beheerder 2] . [beheerder 1] en [beheerder 2] hebben steeds gezegd dat [gedaagde 2] geen honden meer toestond op het park. Indien [eiser] overleg wilde, dan moest hij daarvoor contact opnemen met de heer [gedaagde 2] .
2.8.
Bij de factuur/overeenkomst voor het jaar 2023, die eind 2022 naar [eiser] is verzonden, wordt verwezen naar het reglement met daarin de ongewijzigde tekst.
2.9.
Inmiddels is [naam hond] , de oude hond van [eiser] , overleden. [eiser] heeft sinds enige tijd een nieuwe hond en neemt deze ook mee naar het park. [gedaagde 2] heeft hem daar schriftelijk op aangesproken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat hij zijn nieuwe/huidige hond en eventuele opvolgers, conform het oorspronkelijke artikel 22 van het reglement, mag houden op het park alsmede [gedaagde 2] ertoe te veroordelen [eiser] met zijn hond op het park toe te laten, met veroordeling van [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2.
Hieraan legt [eiser] ten grondslag dat een wijziging van het reglement alleen mogelijk is door middel van een aanbod en de aanvaarding daarvan. [gedaagde 2] heeft op 21 december 2020 een aanbod gedaan, maar [eiser] heeft dat aanbod niet aanvaard. [eiser] is daarom niet aan de wijziging gebonden. Het ongewijzigde artikel 22 blijft op hem van toepassing. Eenzijdige wijziging op grond van artikel 5 van het reglement is niet mogelijk, want ook met dit artikel heeft [eiser] niet ingestemd. Eind 2017 heeft [eiser] een onvolledig parkreglement ontvangen waarin artikel 5 ontbreekt. Dat reglement heeft [eiser] aanvaard. Het doet niet ter zake dat [eiser] de volledige versie naderhand, op 26 april 2018, alsnog heeft ontvangen. Bovendien is artikel 5 een oneerlijk beding waartegen een consument zoals [eiser] tegen beschermd moet worden. Door de toepassing van artikel 5 – voor zover [eiser] met dat artikel heeft ingestemd – verkeert [eiser] in een nadeligere positie dan hij zonder artikel 5 op grond van het Burgerlijk Wetboek zou verkeren, aangezien voor het doorvoeren van een ingrijpende wijziging zijn aanvaarding niet vereist is. Dat artikel 22 van het reglement niet is gewijzigd, vloeit ook voort uit het niet binnen de door [eiser] gestelde termijn reageren door [gedaagde 2] (‘wie zwijgt, stem toe’) en het opnieuw van toepassing verklaren van het reglement voor het jaar 2023.
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . Hiertoe voert [gedaagde 2] – samengevat – het volgende aan. In artikel 22 van het reglement staat niet dat honden per definitie zijn toegestaan. Dit moet vooraf worden besproken. Het uitgangspunt van dat overleg is sinds 2021 dat nieuwe honden niet worden toegestaan. Dit is noodzakelijk vanwege de overlast die [gedaagde 2] en bewoners ervaren van honden op het park. [eiser] heeft geen toestemming gekregen om zijn nieuwe hond mee te nemen naar het park, dus hij handelt in strijd met het reglement. Volgens [gedaagde 2] is artikel 5 van het reglement niet van toepassing op de onderhavige situatie nu het geen ingrijpende wijziging betreft, maar – voor zover van belang – heeft [eiser] wel degelijk met dit artikel ingestemd. [eiser] heeft de factuur/overeenkomst van 2018 namelijk pas ondertekend nadat [gedaagde 2] het volledige reglement had verstuurd op 26 april 2018. [eiser] dient veroordeeld te worden in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.1.
Omdat [eiser] woonachtig is in Duitsland, bevat deze procedure een internationaal element. De kantonrechter komt daarom eerst toe aan de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Nederland en Duitsland zijn beide partij bij de Brussel I bis-Verordening (EU-Verordening nr. 1215/2012). [gedaagde 2] verhuurt een in Nederland gelegen onroerende zaak aan [eiser] . Op grond van artikel 24 lid 1 van de Brussel I bis-Verordening is de Nederlandse rechter daarom exclusief bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
4.2.
Verder is van belang welk recht van toepassing is op het geschil. Het geschil betreft een verbintenis uit een overeenkomst tussen partijen die na 17 december 2009 is gesloten, zodat het toepasselijk recht beoordeeld moet worden aan de hand van de Rome I-Verordening (EU-Verordening nr. 593/2008). Partijen hebben er in artikel 15 van het reglement voor gekozen om het Nederlandse recht van toepassing te verklaren op alle geschillen met betrekking tot de overeenkomst. Op grond van artikel 3 lid 1 van de Rome I-Verordening is het Nederlandse recht daarom van toepassing op het geschil.
Artikel 5 van het reglement
4.3.
In artikel 5 van het reglement is vastgelegd hoe de overeenkomst kan worden gewijzigd. Dit artikel is volgens [eiser] echter niet van toepassing. Hij voert aan dat hij akkoord is gegaan met een onvolledige versie van het reglement waarin artikel 5 ontbrak. Hij heeft dus niet ingestemd met de toepassing van dit artikel. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Ieder jaar gaan partijen een nieuwe huurovereenkomst aan voor de duur van 1 jaar. Het reglement is op (in ieder geval) de overeenkomsten van 2021 en 2023 weer van toepassing verklaard. [gedaagde 2] heeft het volledige reglement, inclusief artikel 5, op 26 april 2018 naar [eiser] verstuurd. [eiser] heeft de ontvangst daarvan niet betwist. Hij was dus bekend met artikel 5 van het reglement toen hij de overeenkomsten van 2021 en 2023 heeft aanvaard. Artikel 5 maakt daarom onderdeel uit van de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde 2] .
4.4.
Omdat [eiser] een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, moet de kantonrechter op grond van Richtlijn 93/13/EEG (de ‘Richtlijn oneerlijke bedingen’) van de Europese Unie beoordelen of het reglement algemene voorwaarden bevat die als oneerlijk/onredelijk bezwarend moeten worden beschouwd (artikel 6:233 sub a BW). De kantonrechter moet oneerlijke bedingen ambtshalve vernietigen. Volgens [eiser] is artikel 5 van het reglement een oneerlijk/onredelijk bezwarend beding. Artikel 5 voldoet aan de definitie van een algemene voorwaarde. Het artikel is door [gedaagde 2] opgesteld met het doel deze in meerdere overeenkomsten op te nemen. [gedaagde 2] heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat nieuwe huurders het reglement overhandigd krijgen en dat het reglement met ze wordt doorgenomen. Over de bepalingen in het reglement wordt met nieuwe huurders dus niet afzonderlijk onderhandeld. Een eenzijdig wijzigingsbeding zoals artikel 5 wordt in de bijlage van de Richtlijn oneerlijke bedingen genoemd als zijnde een mogelijk oneerlijk/onredelijk bezwarend beding. In dit specifieke geval is artikel 5 echter niet oneerlijk/onredelijk bezwarend voor [eiser] als consument, omdat [eiser] op grond van datzelfde artikel het recht heeft om de overeenkomst bij een wijziging kosteloos te annuleren. [eiser] kan dus niet tegen zijn wil gebonden worden aan gewijzigde afspraken. De kantonrechter zal artikel 5 van het reglement daarom niet vernietigen. De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om de overige bepalingen uit het reglement te vernietigen.
Artikel 22 van het reglement
4.5.
Partijen twisten over de vraag of artikel 22 van het reglement (conform artikel 5) is gewijzigd. Volgens [eiser] is dat het geval, volgens [gedaagde 2] niet. Volgens [gedaagde 2] is er alleen sprake van een nieuwe uitleg van artikel 22. Volgens [eiser] is artikel 22 gewijzigd in strijd met het bepaalde in artikel 5 en moet daarom worden teruggegrepen op het oorspronkelijke artikel 22.
4.6.
De kantonrechter overweegt het volgende. In het midden kan blijven of het bericht van [gedaagde 2] van 21 december 2021 is aan te merken als een (ingrijpende) wijziging van het reglement conform artikel 5. De tekst van artikel 22 is niet aangepast. Op grond van de tekst van die bepaling (zie onder 2.2.) is het meenemen van honden mogelijk na overleg met [gedaagde 2] . Uit de tekst volgt dus niet dat het chaleteigenaren te allen tijde vrijstaat om een hond te hebben op het park. De uitkomst van het overleg kan ook zijn dat de hond niet meegenomen mag worden naar het park. Bij aanvang van de eerste huurovereenkomst in 2015 is aan [eiser] toestemming gegeven om zijn hond mee te nemen. Dat die toestemming ook in het geval van een nieuwe hond automatisch zou worden gegeven, kan uit artikel 22 niet worden afgeleid. [gedaagde 2] heeft de chaleteigenaren op 21 december 2021 laten weten dat hij een dergelijke toestemming niet langer zal geven. Die keuze staat hem vrij, zeker ook gelet op de toegenomen overlast van honden op het park. [gedaagde 2] heeft op de mondelinge behandeling verder voldoende weerlegd dat andere chaleteigenaren wel hun nieuwe hond op het park mogen houden. Geen enkele hond mag volgens [gedaagde 2] op het park verblijven, behalve honden die voor 21 december 2021 toestemming hadden gekregen om op het park te verblijven en blindengeleidehonden.
4.7.
Voor zover [eiser] heeft gesteld dat [gedaagde 2] (stilzwijgend) toestemming heeft gegeven voor het verblijf van de nieuwe hond op het park, overweegt de kantonrechter het volgende. [eiser] heeft gesteld dat hij ervan uit mocht gaan dat zijn nieuwe hond mee mocht naar het park, omdat [gedaagde 2] niet heeft gereageerd op zijn e-mail van 29 juni 2022. Hoewel het [gedaagde 2] had gesierd om op die e-mail te reageren, kan de omstandigheid dat hij dat niet heeft gedaan, niet tot de conclusie leiden dat de hond dan welkom was op het park. Op het moment dat [eiser] de e-mail stuurde, wist hij namelijk al dat dit niet zo was. Dit was hem duidelijk vanwege de e-mail van 21 december 2021 en dit volgde ook uit de gesprekken met de beheerders van het park.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.9.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat deze kosten aan de kant van [gedaagde 2] worden vastgesteld op nihil. Hij heeft zonder bijstand van een gemachtigde geprocedeerd en er is niet gesteld of gebleken dat hij anderszins kosten heeft gemaakt in het kader van deze procedure die voor vergoeding in aanmerking komen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 2] tot dit vonnis vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.