Uitspraak
2.
[gedaagde 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een huurder van een chalet op een park, en gedaagde, de verhuurder. Eiser vorderde een verklaring voor recht dat hij zijn nieuwe hond op het park mag houden, conform het oorspronkelijke parkreglement. Gedaagde had echter gesteld dat er een wijziging in het reglement was doorgevoerd, waardoor nieuwe honden niet meer zijn toegestaan. Eiser betwistte deze wijziging en voerde aan dat hij niet gebonden was aan de nieuwe voorwaarden, omdat hij het aanbod tot wijziging niet had aanvaard.
De procedure begon met een tussenvonnis van 12 juli 2023 en een mondelinge behandeling op 19 oktober 2023. Eiser huurt sinds 2015 een standplaats en heeft altijd zijn hond meegenomen, maar na de wijziging in het reglement in 2020 werd hem medegedeeld dat nieuwe honden niet meer zijn toegestaan. De kantonrechter oordeelde dat de wijziging van het reglement niet rechtsgeldig was doorgevoerd, maar dat de tekst van het reglement niet expliciet toestond dat honden zonder overleg op het park mochten verblijven. De rechter concludeerde dat gedaagde het recht had om de toegang van nieuwe honden te weigeren, gezien de overlast die deze veroorzaakten.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld, aangezien eiser zonder gemachtigde had geprocedeerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en overeenstemming tussen partijen bij het aangaan van huurovereenkomsten en het wijzigen van reglementen.