Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
De feiten
3.Het verzoek
4.De standpunten
De beoordeling
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 5 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2022. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door huiselijk geweld van de vader jegens de moeder. De moeder, die het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft, verblijft met de minderjarige in een trainingssetting voor ouder en kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2023 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de vader, die niet met de moeder het ouderlijk gezag uitoefent, als belanghebbende moet worden aangemerkt. De kinderrechter oordeelt dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld, gezien de bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige door het huiselijk geweld. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulp, maar de kinderrechter is van mening dat vrijwillige hulp niet voldoende is. Daarom is besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 5 december 2023 tot 5 december 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.