ECLI:NL:RBZWB:2023:8628

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
C/02/416081 / JE RK 23-2023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van huiselijk geweld en ouderlijk gezag

Op 5 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2022. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door huiselijk geweld van de vader jegens de moeder. De moeder, die het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft, verblijft met de minderjarige in een trainingssetting voor ouder en kind. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2023 waren zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de vader, die niet met de moeder het ouderlijk gezag uitoefent, als belanghebbende moet worden aangemerkt. De kinderrechter oordeelt dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld, gezien de bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige door het huiselijk geweld. De moeder heeft aangegeven dat zij openstaat voor hulp, maar de kinderrechter is van mening dat vrijwillige hulp niet voldoende is. Daarom is besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 5 december 2023 tot 5 december 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416081 / JE RK 23-2034
Datum uitspraak: 5 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 in- [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,hierna te noemen:
de GI (gecertificeerde instelling).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 17 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door een tolk Engelse taal;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
2.
De feiten
2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
De moeder verblijft met [minderjarige] (vrijwillig) in een trainingssetting voor ouder en kind van Amarant te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij bij de inhoud van de rapportage blijft en dat hij zijn verzoek handhaaft. Naar de mening van de Raad wordt [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd vanwege, ook fysiek, huiselijk geweld van de vader jegens de moeder. Beide ouders kennen volgens hulpverleners een verstandelijke beperking. De vader lijkt tevens getraumatiseerd door hetgeen hij in het verleden heeft meegemaakt. Naar de mening van de Raad zien de ouders, met name de vader, onvoldoende in wat de ruzies betekenen voor [minderjarige] . Daarbij stelt de vader zich ten aanzien van het accepteren van hulp ambivalent op en is hij sowieso niet bereid om te werken aan zijn agressie. De moeder neemt, uit angst voor de agressie van vader, niet altijd de juiste beslissingen voor [minderjarige] . Naast de zorgen in de thuissituatie wordt gezien dat de moeder blijvend ondersteuning nodig heeft bij de opvoeding van [minderjarige] . Voor de moeder is nabijheid en sturing van buitenaf nodig om de juiste keuzes te kunnen blijven maken. Een uithuisplaatsing van [minderjarige] acht de Raad (nog) niet aan de orde, omdat de moeder inmiddels uit eigener beweging de stap gemaakt heeft naar het trainingscentrum van Amarant.
4.2.
De moeder heeft verklaard dat zij inmiddels sinds zo’n twee maanden bij Amarant verblijft en dat dat goed verloopt. Wel vindt de moeder het lastig dat de vader niet langer bij hen woont. Volgens de moeder zien zij elkaar nu elke week gedurende een dag in het weekend. Er is dan hulp afstand. Ook dat verloopt goed. De moeder beaamt dat zij eerder geregeld ruzie met elkaar hadden. Naar de mening van de moeder kwamen die ruzies ook voort uit cultuurverschillen, doordat zij elkaar daardoor niet begrepen. Volgens de moeder ziet zij in dat de ruzies niet goed zijn voor [minderjarige] . De moeder heeft er vertrouwen in dat de woede die de vader soms kan laten zien zich in elk geval niet direct zal richten tot [minderjarige] . Volgens de moeder staan zij en de vader open voor relatietherapie. Naar het trainingscentrum van Amarant is de moeder destijds met tegenzin heen gegaan. Dit neemt volgens de moeder niet weg dat zij het ingezette hulpverleningstraject daar zal afronden en pas weer terug verhuist als zij daartoe groen licht. Daarbij acht de moeder hulpverlening binnen een gedwongen kader niet noodzakelijk.
De moeder verklaart binnen het vrijwillige kader alle benodigde hulp te zullen accepteren, zoals ook het geval was met haar verblijf op het trainingscentrum van Amarant.
4.3.
De vader heeft verklaard dat hij niet goed weet wat hij van het verzoek tot ondertoezichtstelling moet vinden, maar dat hij voor God alles wil doen wat nodig gaat zijn.
4.4.
De GI heeft verklaard bereid te zijn om de ondertoezichtstelling op zich te gaan nemen.
5.
De beoordeling
5.1.
De kinderrechter dient allereerst een beslissing te nemen of de vader, die niet ook met de moeder met het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefent, in deze zaak als belanghebbende moet worden aangemerkt. Uit het verzoek de toelichting hierop door de Raad maakt de kinderrechter op dat de ondertoezichtstelling zich mede richt op de vader. De ouders zien zichzelf met [minderjarige] in de nabije toekomst als zijnde behorende tot één gezin en hulpverlening wordt vooralsnog daarop ingezet. Dat brengt met zich dat de vader door een ondertoezichtstelling rechtstreeks geraakt zal gaan worden in diens rechten en verplichtingen. Om die reden is de kinderrechter met de Raad van oordeel dat de vader in deze procedure moet worden aangemerkt als belanghebbende.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt hierbij dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, doordat hij meermaals getuige is geweest van huiselijk geweld van de vader ten opzichte van de moeder. In hoeverre dat [minderjarige] daar last van heeft is ongewis, maar het is een feit van algemene bekendheid dat dit geweld schadelijk is voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Het is knap dat de moeder dit min of meer ook zelf inziet en zij heeft besloten om met [minderjarige] te zullen verblijven in een trainingscentrum van Amarant en daar ook zal verblijven tot het hulpverleningstraject is afgerond. Naar de mening van de moeder kan dat op vrijwillige basis. Ook anderszins verklaart de moeder waar nodig de weg naar de vrijwillige hulpverlening te zullen kunnen vinden. De kinderrechter is echter van oordeel dat hulpverlening in een vrijwillig kader niet toereikend zal zijn en acht daarom een maatregel binnen een gedwongen kader – een ondertoezichtstelling – noodzakelijk om de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] te kunnen afwenden. De zorg is dat de moeder uit angst voor de agressie van vader niet altijd de juiste beslissingen voor [minderjarige] zal (blijven) nemen. Zo heeft de moeder in de afgelopen periode een wisselend beeld laten zien in het ondernemen van acties of accepteren van hulp die nodig is om te voorkomen dat [minderjarige] wordt blootgesteld aan de ruzies van ouders. Weliswaar is moeder met [minderjarige] in een trainingscentrum van Amarant gaan verblijven, maar enkel druk van buitenaf en een dreigende uithuisplaatsing hebben moeder die stap doen maken. Ter zitting heeft de moeder ook verklaard dat het niet haar eigen keuze was om die stap met [minderjarige] te zetten. De ouders zien voor zichzelf met [minderjarige] als gezin een toekomst voor zich weggelegd. Dit kan niet zonder dat ook de vader hulp aanvaardt. De vader heeft hulp en ondersteuning nodig om zijn agressie te reguleren, maar daar staat hij niet voor open. Als hier geen verandering in komt is de vrees reëel dat [minderjarige] nog vaker zal worden blootgesteld aan huiselijk geweld. Het wordt daarom in het belang van [minderjarige] noodzakelijk geacht dat een gezaghebbende derde – een jeugdbeschermer – toezicht op [minderjarige] gaat houden en waar nodig zal ingrijpen om te zorgen dat [minderjarige] gezond en veilig zal kunnen opgroeien.
5.3.
De kinderrechter zal daarom het verzoek toewijzen en [minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.4.
De rechtbank zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 5 december 2023 tot 5 december 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 11 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.