ECLI:NL:RBZWB:2023:8638

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
BRE 22/4779
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag rioolheffing voor stacaravan en eigendomsovergang

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek over een aanslag rioolheffing voor het jaar 2022. De belanghebbende was eigenaar van een stacaravan van 1 januari 2022 tot 13 april 2022, maar ontving een aanslag voor het gehele jaar. De heffingsambtenaar handhaafde de aanslag ondanks het bezwaar van de belanghebbende, die stelde dat hij geen rioolheffing verschuldigd was voor de periode na de verkoop van de stacaravan. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht de aanslag had opgelegd, omdat volgens de gemeentelijke verordening de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar verantwoordelijk is voor de gehele aanslag. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de aanslag tijdsevenredig te verminderen, ook al was de eigendom van de stacaravan na 13 april 2022 overgedragen. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4779

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hilvarenbeek, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende ter zake van de onroerende zaak [adres] (hierna: de stacaravan) met dagtekening 31 mei 2022 een aanslag rioolheffing opgelegd over het jaar 2022 (hierna: de aanslag rioolheffing).
1.1.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag rioolheffing ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen die beslissing beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar: [naam 1] , [taxateur] en [naam 2] (stagiaire).

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht over het hele jaar 2022 aan belanghebbende een aanslag rioolheffing voor de stacaravan heeft opgelegd, ondanks dat belanghebbende maar tot 13 april 2022 eigenaar van de stacaravan was. De aanslag rioolheffing wordt daarom niet verminderd.
2.1.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is in de periode 1 januari 2022 tot 13 april 2022 eigenaar van de stacaravan. Op 13 april 2022 heeft belanghebbende de stacaravan verkocht.
3.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor de stacaravan een aanslag rioolheffing eigenaar woning van € 109,31 opgelegd voor het hele jaar 2022.

Motivering

4. Belanghebbende is van mening dat de aanslag rioolheffing tot een te hoog bedrag aan hem is opgelegd. Daartoe voert hij kortgezegd aan dat aan hem ten onrechte ook rioolheffing in rekening is gebracht over de periode waarin hij de eigendom van de stacaravan niet meer had.
4.1.
De heffingsambtenaar voert aan dat de aanslag rioolheffing tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd, omdat volgens de verordening van de gemeente voor het hele jaar rioolheffing wordt geheven bij degene die eigenaar was van de stacaravan op 1 januari van dat jaar. Dat is in dit geval belanghebbende.
4.2.
De rechtbank stelt in haar beoordeling voorop dat belanghebbende niet betwist dat hij op 1 januari 2022 eigenaar was van de stacaravan, en in ieder geval tot 13 april 2022 ook rioolheffing voor de stacaravan verschuldigd was. Tussen partijen is dus uitsluitend in geschil of de heffingsambtenaar ook rioolheffing mocht heffen over de periode in 2022 dat belanghebbende niet meer de eigendom van de stacaravan had.
4.3.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2022 van de gemeente Hilvarenbeek (hierna: de Verordening) is als belastingplichtige voor de rioolheffing aangewezen de eigenaar van een perceel, welke tot bewoning dient, dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering en van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering kan worden afgevoerd. In aanvulling daarop bepaalt artikel 10, tweede lid van de Verordening dat indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, er geen aanspraak bestaat op restitutie van rioolheffing.
4.4.
Uit de tekst van de hiervoor genoemde bepalingen volgt dat de rioolheffing een tijdstipbelasting is. Dat houdt in dat degene die op 1 januari van een jaar de eigendom van een onroerende zaak heeft, voor het gehele jaar rioolheffing is verschuldigd. Omdat belanghebbende op 1 januari 2022 eigenaar was van de stacaravan, heeft de heffingsambtenaar belanghebbende op grond van de Verordening terecht als belastingplichtige aangemerkt, en ook terecht voor het hele jaar 2022 rioolheffing van hem geheven.
4.5.
Belanghebbende betoogt, zo begrijpt de rechtbank, dat toepassing van deze bepaling van de Verordening leidt tot willekeur. Daartoe voert hij aan dat in andere gemeenten wel rioolheffing wordt teruggegeven als gedurende een jaar van eigenaar wordt gewisseld. Die ongelijke behandeling tussen verschillende gemeenten is niet gerechtvaardigd. Om die reden zou de aanslag rioolheffing toch tijdsevenredig moeten worden verminderd, aldus belanghebbende.
4.6.
De rechtbank overweegt het volgende. In artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet is bepaald dat de gemeentelijke belastingen kunnen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen maatstaven, mits het bedrag van de gemeentelijke belasting niet afhankelijk wordt gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Uit de parlementaire geschiedenis van de rioolheffing kan worden afgeleid dat de wetgever met deze bepaling de gemeenten een ruime vrijheid heeft willen geven bij het invulling geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven. [1]
4.7.
Ook heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 4 november 2016 geoordeeld:
“dat artikel 228a van de Gemeentewet aan gemeenten de ruimte biedt om de rioolheffing met een zekere ruwheid vorm te geven. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, weergegeven in de onderdelen 4.10 tot en met 4.12 van de conclusie van de Advocaat-Generaal, is aan de gemeenten namelijk een grote vrijheid verleend bij die vormgeving. Die vrijheid betreft “(h)et bepalen van de belastingplichtige, de heffingsgrondslag, de heffingsmaatstaf etcetera”.” [2]
4.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gemeenteraad in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor een systeem waarin de belasting is verschuldigd aan het begin van het belastingjaar. De heffingsambtenaar is daarom niet gehouden om het bedrag van de aanslag tijdsevenredig te verminderen als na 1 januari van dat jaar het eigenaarschap wijzigt.
4.9.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de heffingsambtenaar de aanslag rioolheffing niet tot een te hoog bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. Dat betekent dat het beroep ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag rioolheffing niet wordt verminderd. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 11 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie
2.ECLI:NL:HR:2016:2495, rechtsoverweging 2.4.2.