ECLI:NL:RBZWB:2023:8640

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
22/4693
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in beroep tegen de heffingsambtenaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 11 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De belanghebbende heeft de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van zijn woning niet bestreden, waardoor de rechtbank de waarde van de woning volgt zoals deze door de heffingsambtenaar is bepleit. De waarde van de woning is vastgesteld op € 510.000, na een eerdere vaststelling van € 521.000 door de heffingsambtenaar. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld, maar dat de waarde moet worden verlaagd naar € 510.000.

De rechtbank behandelt ook andere beroepsgronden van de belanghebbende, waaronder een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van schending van dit beginsel, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de heffingsambtenaar een begunstigend beleid voert of dat er sprake is van een oogmerk tot begunstiging. De rechtbank gaat voorbij aan andere punten die de belanghebbende aanvoert, omdat deze niet relevant zijn voor de rechtmatigheid van de waardebeschikking.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar, en vermindert de WOZ-waarde van de woning tot € 510.000. De heffingsambtenaar wordt verplicht om het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 september 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 mei 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 521.000 (de beschikking). Tegelijk met deze waardevaststelling is ook de aanslag in de onroerendezaakbelasting, aanslagen rioolheffing en aanslag afvalstoffenheffing van de gemeente Goirle voor het jaar 2022 aan belanghebbende opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Tegen die beslissing heeft belanghebbende beroep ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de heffingsambtenaar: [inspecteur] , [taxateur 1] en [naam ] (stagiaire). Belanghebbende heeft zich, via de heffingsambtenaar, afgemeld voor de zitting.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het is een in 2009 gebouwde geschakelde woning.

Beoordeling door de rechtbank

De waarde van de woning
3. Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar waarin de heffingsambtenaar heeft geoordeeld dat de waarde van de woning op waardepeildatum niet tot een te hoog bedrag is vastgesteld. De rechtbank ziet zich daarom in beroep voor de vraag gesteld of de heffingsambtenaar de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld.
3.1.
Belanghebbende geeft in zijn beroepschrift aan dat hij de vastgestelde waarde van de woning realistisch vindt.
3.2.
De heffingsambtenaar neemt in beroep het standpunt in dat de waarde van de woning op waardepeildatum moet worden verlaagd tot € 510.000. Ter onderbouwing van die laatstgenoemde waarde legt de heffingsambtenaar een door [taxateur 2] opgemaakt taxatierapport ten grondslag.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van zijn woning niet heeft bestreden. De rechtbank volgt daarom de in beroep door de heffingsambtenaar bepleite waarde van de woning. Dat betekent dat de waarde van de woning op waardepeildatum wordt vastgesteld op € 510.000.
Overige beroepsgronden
3.4.
Belanghebbende heeft verder in zijn beroepschrift aangegeven dat hij met zijn schrijven misstanden aan het licht wil brengen. Een van de punten die belanghebbende in dat kader noemt is dat de heffingsambtenaar voor een woning van een van zijn buren de WOZ-waarde veel lager heeft vastgesteld, terwijl sprake is van zeer vergelijkbare woningen.
3.5.
Voor zover belanghebbende met die stelling een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel, kan dat beroep niet slagen. Van schending van het gelijkheidsbeginsel kan sprake zijn indien a) de heffingsambtenaar een begunstigend beleid voert, b) ten aanzien van een (groep) belastingplichtige(n) sprake is van een oogmerk tot begunstiging of c) de zogenoemde meerderheidsregel wordt geschonden. Niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van begunstigend beleid of een oogmerk tot begunstiging. Evenmin is aannemelijk dat sprake is van het achterwege blijven van een juiste wetstoepassing in de meerderheid van de met belanghebbende vergelijkbare gevallen (de meerderheidsregel). De omstandigheid dat de heffingsambtenaar bij één buurpand (abusievelijk) een te lage waarde heeft vastgesteld, kan het beroep op de meerderheidsregel namelijk niet doen slagen. Van een schending van het gelijkheidsbeginsel is dus geen sprake.
3.6.
Belanghebbende haalt in zijn beroepschrift verder nog een aantal punten aan die gaan over misstanden bij- en verbeterpunten voor de gemeente. Die punten raken echter niet de rechtmatigheid van de in geschil zijnde waardebeschikking of andere op het aanslagbiljet genoemde heffingen. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden kunnen daarom niet leiden tot een (verdere) verlaging van de waarde van de woning of vermindering van de onroerendezaakbelasting, rioolheffingen en/of afvalstoffenheffing. Om die reden gaat de rechtbank aan die punten voorbij.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond omdat de waarde van de woning op waardepeildatum moet worden verlaagd naar € 510.000. Het oordeel over de aanslag onroerendezaakbelasting volgt dat over de waardebeschikking, dus ook deze moet worden verlaagd. De heffingsambtenaar dient dit uit te voeren. Belanghebbende heeft geen proceskosten aangevoerd die voor vergoeding in aanmerking komen. Wel krijgt belanghebbende een vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de WOZ-waarde van de woning tot een bedrag van € 510.000;
  • vermindert de voor de woning opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier, op 11 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.