ECLI:NL:RBZWB:2023:8653

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
C/02/416150 / FA RK 23/5429
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Bethlehem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging voor cliënt met vermoedelijke psychogeriatrische aandoening

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging voor een cliënt, geboren in 1949, die verblijft in een zorginstelling. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had verzocht om een machtiging voor de duur van zes maanden, omdat er vermoedens zijn van een psychogeriatrische aandoening, mogelijk Alzheimer dementie. Tijdens de mondelinge behandeling verklaarde de cliënt dat zij terug naar huis wil, maar de specialist ouderengeneeskunde en verpleegkundige gaven aan dat de cliënt 24-uurs zorg en begeleiding nodig heeft, wat in de thuissituatie niet kan worden geboden. De rechtbank oordeelde dat er sprake is van ernstig nadeel door de psychogeriatrische aandoening en dat opname noodzakelijk is om dit te voorkomen. De rechtbank verleende de machtiging voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen. De beslissing werd mondeling gegeven door rechter M. Bethlehem en is op 14 december 2023 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416150 / FA RK 23/5429
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 6 december 2023van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[client],
geboren op [geboortedag] 1949 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] ,
nu verblijvende in de accommodatie [zorginstelling] in [plaats 1] ,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. S. van de Voorde in Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 20 november 2023, ingekomen ter griffie op 20 november 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 20 augustus 2023;
- de aanvraag van 3 november 2023;
- de medische verklaring van 6 november 2023;
- het zorgplan van 7 november 2023.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit het volgende document:
- het e-mailbericht van mevrouw [naam 1] van 5 december 2023.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 december 2023, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 2] , de specialist ouderengeneeskunde;
- mevrouw [naam 3] , de verpleegkundige.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, deze zijn echter niet gehoord:
- de heer [naam 4] , de zoon van cliënt;
- de heer [naam 5] , de manager.

2.Het verzoek

2.1
Het CIZ verzoekt de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor cliënt te verlenen voor de duur van zes maanden.

3.Standpunten

3.1
Door cliënt is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het verzoek moet worden afgewezen. Cliënt weet dat het een paar maanden geleden niet goed met haar ging, maar zij is inmiddels opgeknapt en het gaat nu weer goed met haar. Het liefst gaat cliënt terug naar haar eigen thuissituatie, omdat zij zich daar de gehele dag kan bezighouden. Dit lukt haar bij [zorginstelling] niet.
3.2
Door de specialist ouderengeneeskunde is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het verzoek moet worden toegewezen. De overplaatsing van cliënt van [plaats 2] naar [plaats 1] heeft haar goed gedaan, omdat zij nu dichterbij haar familie verblijft. Cliënt toont verzet tegen het verblijf bij de laatstgenoemde accommodatie, omdat zij het liefst naar huis wil gaan. De afgelopen periode is bij cliënt een neuropsychologisch onderzoek afgenomen. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat cliënt een forse cognitieve stoornis op alle vlakken lijkt te hebben die past bij een dementieel beeld. Gebleken is dat cliënt op dat moment niet haar medicatie voor haar schildklierfunctie heeft ingenomen. Hierdoor is op dat moment geen diagnose gesteld. Op dit moment krijgt cliënt de medicatie voor haar schildklierfunctie. Deze week is cliënt meerdere keren getest en er wordt geen verschil of verbetering gezien. Daarom vermoedt de specialist ouderengeneeskunde dat cliënt lijdt aan de ziekte van Alzheimer, maar die diagnose kan nog niet gesteld worden nu de resultaat van de schildklierfunctie nog afgewacht moet worden. Gezien wordt dat cliënt goed functioneert in de structuur die op de afdeling geboden wordt. Hierbij blijft het risico op valgevaar bestaan, maar dat zal blijven bestaan. Gelet op het cognitieve functioneren van cliënt, is het niet mogelijk om haar terug naar huis te laten gaan. De kans op een terugval naar een crisiswaardige situatie is dan groot, omdat in de thuissituatie niet voldoende structuur geboden kan worden en de echtgenoot van cliënt ook hulpbehoevend is. Ook de inzet van thuiszorg is onvoldoende, omdat zij op onverwachte momenten niet aanwezig zijn om cliënt van sturing te voorzien. Weliswaar gaat cliënt overdag weleens naar huis toe nu haar echtgenoot dan voor haar kan zorgen, maar als er iets gebeurt dan brengt hij haar snel terug naar de zorgaanbieder. Als op voorhand wordt gezien dat cliënt niet naar huis kan gaan, dan gaat zij ook niet weg. Dit kan niet uitgebreid worden, omdat de echtgenoot van cliënt niet met overnachtingen belast kan worden. De structuur valt dan weg en dan kunnen er problemen ontstaan. Dit is daarom geen veilige oplossing. Voorts heeft de specialist ouderengeneeskunde aangegeven dat het op termijn wellicht mogelijk is dat cliënt met haar echtgenoot samen naar een verzorgingstehuis kan gaan – dat een verdieping hoger zit. Er wordt misschien (met voorrang) een mogelijkheid gezien om hen over twee of drie maanden over te plaatsen, maar cliënt wil dat vooralsnog niet. Als cliënt zou overstappen naar een verzorgingstehuis, dan kan zij waarschijnlijk langer zelfstandig thuis wonen. Als zij naar huis gaat, dan komt zij weer in een crisissituatie terecht. Ten slotte heeft de specialist ouderengeneeskunde aangegeven dat de verzochte machtiging voor zes maanden moet worden verleend, omdat die machtiging, als die niet meer nodig is, kan worden opgeheven en om niet binnen afzienbare tijd een nieuwe procedure te moeten starten.
3.3
Namens cliënt is door de advocaat tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat het verzoek primair moet worden afgewezen of, subsidiair, worden toegewezen voor de duur van twee maanden met aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Cliënt voelt zich niet gelukkig bij het verblijf in de genoemde zorgaanbieder. Weliswaar kan de echtgenoot van cliënt makkelijker op bezoek komen, maar de situatie doet haar verdriet. Cliënt is ongelukkig en is haar zelfstandigheid verloren. Het verzoek moet primair worden afgewezen, omdat er geen sprake is van ernstig nadeel. Het gaat goed met cliënt en zij gaat één keer of meerdere keren per week overdag naar de thuissituatie. Cliënt vindt dat zij terug naar huis kan gaan. Indien de rechtbank een opvolgende rechterlijke machtiging toch noodzakelijk acht, dan moet die voor kortere duur worden verleend. Er is nog geen definitieve diagnose gesteld. Als cliënt met haar echtgenoot op termijn in het verzorgingstehuis kan verblijven, dan is het belangrijk dat er een vinger aan de pols gehouden wordt of dit ook daadwerkelijk zo wordt aangepakt. In dat geval is er een nieuwe medische verklaring nodig waarin ook de definitieve diagnose wordt beschreven. De echtgenoot van cliënt is bereid om met cliënt in een verzorgingstehuis te gaan wonen. Hij moet dan bepaalde dingen opgeven en cliënt vindt dat lastig om te zien.
3.4
Door de verpleegkundige is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij hetgeen door de specialist ouderengeneeskunde is aangegeven, onderschrijft. Ter aanvulling heeft de verpleegkundige aangegeven dat op de afdeling verbetering wordt gezien, maar dat cliënt echter wel valgevaarlijk blijft.

4.Beoordeling

4.1
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de medische verklaring van 6 november 2023 blijkt dat de specialist ouderengeneeskunde heeft aangevinkt dat er geen sprake zou zijn van een psychogeriatrische aandoening. Echter, kort hierna heeft de specialist ouderengeneeskunde in die verklaring aangegeven dat sprake lijkt te zijn van een psychogeriatrische aandoening. Sprake lijkt te zijn van desoriëntatie in tijd, apraxie, regie- en initiatiefverlies en verminderd ziektebesef en -inzicht. Ook lijkt sprake te zijn van een veranderd karakter nu cliënt in het verleden een actief sociaal leven heeft gehad. Vervolgens heeft de specialist ouderengeneeskunde in die verklaring aangegeven dat een neuropsychologisch onderzoek is uitgevoerd en dat de resultaten daarvan passend zijn bij een dementieel beeld, meest waarschijnlijk Alzheimer dementie. De resultaten van dat onderzoek kunnen negatief beïnvloed zijn doordat de schildklier niet of slecht heeft gefunctioneerd. Vervolgens heeft de specialist ouderengeneeskunde, mevrouw [naam 1] , desgevraagd in haar e-mailbericht van 5 december 2023 aangegeven dat zij begrijpt dat de schildklierproblemen van cliënt zijn behandeld en dat het psychogeriatrische onderzoek is herhaald. Er wordt geen verbetering gezien van de cognitie. Gesteld kan worden dat er sprake is van een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de specialist ouderengeneeskunde, die cliënt behandelt, verklaard dat vermoedelijk sprake is van een psychogeriatrische aandoening, maar dat eerst de resultaten van het onderzoek naar de schildklierfunctie moeten worden afgewacht voordat een definitieve diagnose gesteld kan worden. Hoewel cliënt medicatie krijgt om haar schildklier goed te laten functioneren, wordt er geen verschil of verbetering gezien. Daarom is de rechtbank, gelet op het voorgaande, van oordeel dat uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een (vermoedelijke) psychogeriatrische aandoening, te weten Alzheimer dementie.
4.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Cliënt vindt dat geen sprake is van ernstig nadeel. Anders dan cliënt, is de rechtbank van oordeel dat de (vermoedelijke) psychogeriatrische aandoening wel leidt tot ernstig nadeel. Weliswaar gaat het op dit moment goed met cliënt, maar het gaat nog niet goed genoeg met haar. Hier komt bij dat de specialist ouderengeneeskunde ter gelegenheid van de mondelinge behandeling onderbouwd heeft aangegeven dat cliënt de structuur van de afdeling nodig heeft om goed te kunnen blijven functioneren. Gelet op het cognitieve functioneren van cliënt, is het onveilig en onverantwoord om cliënt naar haar thuissituatie te laten gaan. De echtgenoot van cliënt is niet bij machte om de structuur op de afdeling in de thuissituatie te organiseren, temeer omdat cliënt 24-uurs zorg, toezicht en begeleiding nodig heeft. De echtgenoot van cliënt, die zelf ook zorgbehoevend is, kan hierdoor overbelast raken en dat zorgt ook voor ernstig nadeel.
4.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de genoemde medische verklaring blijkt dat cliënt continu en in directe nabijheid behoefte heeft aan zorg, begeleiding, structuur en toezicht. Dit in combinatie met het afwerende gedrag van cliënt en het feit dat de echtgenoot van cliënt en de thuiszorg haar (intensieve) zorgvraag in de thuissituatie niet of onvoldoende kunnen beantwoorden, maakt dat de opname en het verblijf van cliënt bij een zorgaanbieder noodzakelijk en geschikt is.
4.4
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De noodzakelijke 24-uurs zorg, begeleiding, structuur en toezicht kan in de thuissituatie niet gehandhaafd of gefaciliteerd worden.
4.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Cliënt heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangegeven dat zij naar huis wil gaan en niet langer opgenomen wil blijven. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het ontbreken van het ziekte-inzicht cliënt niet beseft dat naar huis gaan niet mogelijk is. Daarom is een rechterlijke machtiging nodig.
4.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging. Vanwege het feit dat er nog niet met zekerheid kan worden gesteld dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening in de vorm van Alzheimer dementie en gekeken wordt naar een andere vorm van opname in een verzorgingstehuis, zal die machtiging, in afwijking van het door het CIZ verzochte termijn, worden verleend voor de duur van drie maanden. Het resterende deel van het verzoek wordt aangehouden en zal op een nader te bepalen mondelinge behandeling behandeld worden. Dit geeft de specialist ouderengeneeskunde de tijd om te bezien of cliënt met haar echtgenoot in een verzorgingstehuis geplaatst kan worden, of de schildklierfunctie is hersteld en welke definitieve diagnose gesteld kan worden. De rechtbank verwacht van de specialist ouderengeneeskunde dat hij of zij
uiterlijk 19 februari 2024een nieuwe medische verklaring bij de rechtbank indient, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan het CIZ, cliënt en haar advocaat, die is opgesteld door een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde die niet bij de behandeling van cliënt betrokken is geweest. Ook verwacht de rechtbank dat er een update wordt verstrekt over hoe het met cliënt gaat.
4.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
verleent een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[client], geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats] ;
5.2
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 6 maart 2024;
5.3
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek aan tot de
mondelinge behandeling op [datum] 2024 om 09:30 uurbij [zorginstelling] aan de [adres] in [plaats 1] , met het verzoek aan de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde om uiterlijk op 19 februari 2024 een nieuwe medische verklaring en een update in te dienen zoals in de beoordeling onder rechtsoverweging 4.6 is overwogen;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking ook geldt als oproep voor de hierboven genoemde mondelinge behandeling voor cliënt, mr. Van de Voorde en de zorgaanbieder;
5.5.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Bethlehem, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023 in tegenwoordigheid van mr. Hol, griffier, en op 14 december 2023 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.