ECLI:NL:RBZWB:2023:8659

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
02/136064-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het vervoeren van 38,69 kilo methamfetamine

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1991 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd beschuldigd van het vervoeren van 38,69 kilo methamfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte opzettelijk de drugs had vervoerd, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de dozen die hij in zijn auto had geladen.

De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien de grote hoeveelheid drugs en de omstandigheden waaronder deze was aangetroffen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdediging pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een first offender was en een eigen onderneming had. De rechtbank besloot uiteindelijk om de eis van de officier van justitie te volgen en legde de verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden op, met bijzondere voorwaarden aan de proeftijd verbonden.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van drugshandel op de samenleving, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/136064-23
vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte 38,69 kilo methamfetamine heeft vervoerd of opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte 38,69 kilo methamfetamine heeft vervoerd. Hij baseert zich daarbij, kort gezegd, op de bevindingen van de politie bij het aanhouden van verdachte en het aantreffen van de drugs, de foto’s van de drugs in de auto en de rapportages van het NFI. De verklaring van verdachte dat hij op zoek was naar koper of ijzer en daarom de tassen en dozen, zonder te kijken wat erin zat, in de auto had gezet is ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het tenlastegelegde feit, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte opzet had op het aanwezig hebben dan wel het vervoeren van drugs. Gelet op de wijze van verpakking van de drugs in dozen, bigshoppers en emmers kan niet worden geoordeeld dat verdachte de drugs gezien en herkend moest hebben als drugs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 1 juni 2023 in Breda 38,69 kilo methamfetamine heeft vervoerd.
Vervolgens is de vraag of verdachte ook opzet heeft gehad op het vervoeren van de methamfetamine. De rechtbank is van oordeel dat het rondrijden in een auto met zo’n grote hoeveelheid methamfetamine naar de uiterlijke verschijningsvorm duidt op het opzettelijk vervoeren van de drugs.
Verdachte heeft als verweer aangevoerd dat hij niet wist dat hij de drugs in zijn auto vervoerde en heeft daarover het volgende verklaard. Het is zijn hobby om rond te rijden door een stad om te kijken of hij waardevolle spullen kan vinden bij vuilniscontainers. Daarom had verdachte op 1 juni 2023 een auto geleend, was hij vanuit Rotterdam naar Breda gereden en reed hij daar een paar uur lang een beetje rond. Bij een vuilniscontainer bij een speeltuin in een woonwijk zag hij vervolgens dozen, een emmer en bigshoppers staan. Zonder te kijken wat erin zat, heeft verdachte de dozen, emmer en bigshoppers snel in de auto gezet. Dit deed hij omdat hij niet wilde dat anderen dachten dat hij een zwerver was. Op een rustigere plek wilde hij gaan bekijken wat de inhoud van deze spullen was, aldus verdachte.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig. Allereerst gelooft de rechtbank niet dat verdachte de dozen en bigshoppers in de auto heeft gezet zonder te kijken wat erin zat. Als verdachte op zoek zou zijn naar waardevolle spullen, zou hij juist kijken wat de inhoud van de dozen en bigshoppers is. De tassen stonden bovendien helemaal open, waardoor het onmogelijk is dat verdachte de inhoud niet gezien heeft. Daarbij is het hoogst onwaarschijnlijk dat 38,69 kilo methamfetamine, met een straatwaarde van ten minste 2 miljoen euro, wordt achtergelaten bij een vuilniscontainer.
Gelet op hierop acht de rechtbank het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk en verwerpt zij het verweer.
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 juni 2023 te Breda opzettelijk heeft vervoerd 38,69 kilogram methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte een first offender is en dat hij direct heeft meegewerkt aan het politieonderzoek. Daarnaast heeft verdachte een eigen onderneming en kan hij na detentie weer aan het werk. Verder dient bij het bepalen van de straf niet alleen gekeken te worden naar de hoeveelheid drugs, maar ook naar de rol en persoon van verdachte. Gelet hierop verzoekt de verdediging om geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Aan de proeftijd kunnen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 1 juni 2023 schuldig gemaakt aan het vervoer van 38,69 kilo methamfetamine. Door zo’n grote hoeveelheid harddrugs te vervoeren, zou verdachte – als hij niet vrijwel direct was aangehouden – een schakel zijn geweest binnen de drugsketen en zou hij een essentiële bijdrage hebben geleverd aan het in stand houden van de handel in harddrugs. De samenleving ondervindt schade door de vele vormen van criminaliteit die worden veroorzaakt door zowel gebruikers van drugs als de georganiseerde misdaad die achter de drugsverkoop schuilgaat. Daarnaast leveren vooral harddrugs voor de gebruikers aanzienlijke gezondheidsrisico’s op.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsrapport van 17 november 2023, waarin wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en bijzondere voorwaarden. Alhoewel uit het rapport volgt dat verdachte een grotendeels stabiel beeld schetst van zijn leven, signaleert de reclassering een punt van zorg op financieel vlak omdat er sprake lijkt te zijn van schuldenproblematiek. Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Het oriëntatiepunt voor het vervoer vanaf 20 kilo harddrugs is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanaf 50 maanden. De rechtbank neemt dit als uitgangspunt, maar zal ook rekening houden met de rol van verdachte als koerier, die weliswaar onmisbaar is in de drugshandel, maar die in verhouding tot andere rollen bij de handel in harddrugs minder groot is. De koerier is namelijk in het algemeen niet de persoon die de grote winst opstrijkt en wordt door mensen die de drugstransporten opzetten juist vaak misbruikt. Gelet op deze rol van verdachte vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.
De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan deze straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt om een afspraak te maken bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, telefoonnummer 088 8041302. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 december 2023.
mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.