In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1991 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd beschuldigd van het vervoeren van 38,69 kilo methamfetamine. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 29 november 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte opzettelijk de drugs had vervoerd, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de dozen die hij in zijn auto had geladen.
De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien de grote hoeveelheid drugs en de omstandigheden waaronder deze was aangetroffen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdediging pleitte voor een lagere straf, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een first offender was en een eigen onderneming had. De rechtbank besloot uiteindelijk om de eis van de officier van justitie te volgen en legde de verdachte een gevangenisstraf van 42 maanden op, met bijzondere voorwaarden aan de proeftijd verbonden.
De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van drugshandel op de samenleving, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit.