In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 11 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Baarle-Nassau beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van de belanghebbende vastgesteld op € 292.000 per 1 januari 2020, maar de belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat de waarde € 270.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak op 25 oktober 2023 behandeld, waarbij de belanghebbende werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de heffingsambtenaar door mr. A.K. Bisoen.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd om de vastgestelde waarde te onderbouwen. De taxatiematrix die door de heffingsambtenaar is gebruikt, bevatte geen inzichtelijke indexeringspercentages, waardoor de rechtbank oordeelt dat de waarde niet aannemelijk is gemaakt. Aangezien beide partijen er niet in zijn geslaagd om hun voorgestelde waarden aannemelijk te maken, stelt de rechtbank de waarde van de woning schattenderwijs vast op € 285.000.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. De rechtbank kent de belanghebbende een schadevergoeding toe van in totaal € 100, waarvan € 37,50 voor rekening van de heffingsambtenaar en € 62,50 voor de Staat der Nederlanden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar, vermindert de WOZ-waarde en de aanslag OZB dienovereenkomstig, en veroordeelt de heffingsambtenaar tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van de belanghebbende.