ECLI:NL:RBZWB:2023:8687

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
22/628
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 januari 2022. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 658.000 per 1 januari 2020 en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd voor het jaar 2021. Het bezwaar van belanghebbende werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 25 oktober 2023 was belanghebbende niet aanwezig, waardoor de rechtbank niet kon verifiëren of hij zijn beroep wilde intrekken, zoals hij in een eerdere e-mail had aangegeven. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen procesbelang is vastgesteld. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.

Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende ter zitting verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn van twee jaar is overschreden, maar oordeelt dat de lange duur van de procedure niet heeft geleid tot spanning of frustratie die een schadevergoeding rechtvaardigt. De rechtbank besluit dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/628

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] van [b.v.] ),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Dongen), de heffingsambtenaar
.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 januari 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] op 1 januari 2020 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 658.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Dongen voor het jaar 2021 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende [naam 1] en namens de heffingsambtenaar [naam 2] en [taxateur] (taxateur).
1.5.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

Is het beroep ontvankelijk?
2. In een e-mail van 7 april 2022 van belanghebbende aan een medewerker van het door de heffingsambtenaar in beroep ingeschakelde taxatiekantoor heeft belanghebbende onder meer het volgende aangegeven:

Excuses voor de verlate reactie. Ik bedoelde inderdaad dat ik ook de beroepszaak wil laten intrekken. Ik heb eea ook doorgegeven aan [b.v.] .
De reden is dat ik ondertussen met mijn hypotheekadviseur heb gesproken en ik recent al een taxatie van mijn huis heb laten doen (vanwege mogelijke verkoop) en op basis hiervan niet verwacht dat de WOZ waarde naar onder valt bij te stellen’
2.1.
Belanghebbende is niet ter zitting verschenen. Hierdoor heeft de rechtbank niet met belanghebbende kunnen bespreken waarom door [b.v.] geen gevolg is gegeven aan de door hem geuite wens om het beroep in te trekken.
2.2.
Mede gelet op de hiervoor door belanghebbende genoemde taxatie is de rechtbank niet duidelijk wat belanghebbende met zijn beroep wenst te bereiken. Doordat belanghebbende niet ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank hem hierover niet kunnen bevragen. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of iemand procesbelang heeft.
2.3.
Het is vaste rechtspraak dat procesbelang ontbreekt als het gebruiken van een rechtsmiddel een partij niet in een gunstigere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen
2.4.
Nu de rechtbank van enig belang niet is gebleken, dient het beroep naar het oordeel van de rechtbank niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
3. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn voor behandeling van de zaak. Het bezwaar van belanghebbende is op 10 maart 2021 ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 14 december 2023. Daarmee is de redelijke termijn van twee jaar overschreden. Nu echter in deze zaak niet is gebleken van enig belang kan de lange duur van de procedure naar het oordeel van de rechtbank niet hebben geleid tot spanning en frustratie die een schadevergoeding rechtvaardigt. De rechtbank volstaat daarom met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

Conclusie

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Garb, griffier, op 14 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De rechter is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.