Uitspraak
2.De feiten
3.De verzoeken
4.De beoordeling
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
- welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
- hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
- welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, is niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en is wel van belang om te vermelden?
€ 1.800,= van de vrouw van € 995,= en een kindgebonden budget van € 116,= per maand). Geïndexeerd naar 2023 bedraagt de behoefte van [minderjarige] € 476,= per maand. De rechtbank zal hiervan uitgaan.
€ 24.709,= bruto per jaar. De rechtbank zal ook hiervan uitgaan. Dat leidt, rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, tot een netto besteedbaar inkomen van € 1.932,= per maand en een draagkracht voor kinderalimentatie van € 124,= per maand. De rechtbank volgt hiermee de berekening van de vrouw, overgelegd als productie 16.
5.De beslissing
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.