ECLI:NL:RBZWB:2023:8698

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
C/02/404433 / FA RK 22-5682
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking inzake kinderalimentatie en draagkracht in het kader van minnelijk schuldhulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 een eindbeschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende levensonderhoud. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Demir, had verzocht om verhoging van het vrij te laten bedrag (VTLB) met een bedrag aan kinderalimentatie, omdat er sprake was van een klemmend tekort om in de behoefte van de minderjarige te voorzien. De rechtbank had eerder, op 24 augustus 2023, de man de gelegenheid gegeven om de Kredietbank Nederland te verzoeken om het VTLB te verhogen. De Kredietbank Nederland heeft echter geen aanleiding gezien om het VTLB te verhogen, wat de rechtbank noopte om de draagkracht van de man op nihil te stellen voor de duur van het minnelijk schuldhulptraject.

De rechtbank overweegt dat in situaties waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing is, geen betalingsverplichting wordt opgelegd, tenzij er rekening wordt gehouden met een alimentatieverplichting. In dit geval is er echter sprake van vrijwillige schuldhulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man sinds 14 februari 2023 is toegelaten tot het minnelijk schuldhulpverleningstraject, waardoor de onderhoudsbijdrage op nihil wordt gesteld. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het onduidelijk is of er een verzoek tot toelating tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) is ingediend.

De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Struijs, rechter, in aanwezigheid van mr. Van Egeraat, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/404433 / FA RK 22-5682
Datum uitspraak: 11 december 2023
Nadere beschikking betreffende levensonderhoud
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. G. Demir te Gilze,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 24 augustus 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het F9-formulier met bijlagen van 13 oktober 2023 van mr. Demir;
- het F9-formulier met bijlage van 19 oktober 2023 van mr. Van Laarhoven;
- het F9-formulier met bijlagen van 24 oktober 2023 van mr. Demir;
- het F9-formulier van 26 oktober 2023 van mr. Van Laarhoven;
- de brief van de rechtbank aan partijen van 2 november 2023;
- het F9-formulier met bijlagen van 16 november 2023 van mr. Demir;
- het F9-formulier met bijlage van 21 november 2023 van mr. Van Laarhoven.
1.2. De zaak is inhoudelijk behandeld op de mondelinge behandeling van 20 juli 2023.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 24 augustus 2023 heeft de rechtbank de zaak aangehouden om de man in de gelegenheid te stellen de Kredietbank Nederland te verzoeken om het vrij te laten bedrag (hierna: VTLB) te verhogen met een bedrag aan kinderalimentatie en de toe- dan wel afwijzing daarvan te overleggen. Dit, omdat sprake is vanwege een klemmend tekort aan gezamenlijke draagkracht van de ouders om in de behoefte van [minderjarige] te voorzien.
2.2.
Bij brief van 2 november 2023 heeft de rechtbank partijen laten weten voornemens te zijn de F9-formulieren van 13 oktober, 24 oktober en 26 oktober 2023 voor de verdere beoordeling van de zaak buiten beschouwing te laten. De enige vraag die nog voorlag was immers of het VTLB van de man kon worden verhoogd met een bedrag aan kinderalimentatie. Daartoe diende de man een verzoek neer te leggen bij de Kredietbank Nederland en dit verzoek en het antwoord daarop over te leggen aan de rechtbank. De hiervoor genoemde stukken hebben niet, althans onvoldoende betrekking op deze vraag en de aan de man gegeven opdracht. Gelet hierop worden deze stukken buiten beschouwing gelaten.
2.3.
Bij F9-formulier met bijlagen van 16 november 2023 heeft de man aangegeven dat de Kredietbank Nederland geen rekening houdt met een bedrag aan kinderalimentatie bij de berekening van het VTLB. De man verwijst naar de bijgevoegde brief van de Kredietbank Nederland van 14 november 2023.
2.4.
Bij F9-formulier van 21 november 2023 heeft de vrouw gereageerd op het voorgaande. Volgens de vrouw volgt uit de brief van de Kredietbank Nederland van 14 november 2023 dat het minnelijk schuldsaneringstraject klaarblijkelijk tot een einde is gekomen, en dat er een verzoek tot toelating tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: WSNP) ingediend zal gaan worden. Als de man wordt toegelaten tot de WSNP, ligt het op zijn weg om eenzelfde verzoek tot verhoging van het VTLB te doen conform de eerder door de rechtbank gegeven opdracht. De vrouw verzoekt dan ook primair het verzoek van de man af te wijzen, omdat hij momenteel niet langer gebruik maakt van enige schuldenregeling, dan wel subsidiair het verzoek van de man aan te houden in afwachting van zijn mogelijke toelating tot de WSNP en van een antwoord op de vraag of het VTLB in het kader van de WSNP wordt opgehoogd met een bedrag aan kinderalimentatie.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt. In de situatie waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling op een onderhoudsplichtige van toepassing is verklaard, is het uitgangspunt dat geen betalingsverplichting wordt opgelegd. Dit zou anders kunnen zijn als in het VTLB rekening wordt gehouden met een alimentatieverplichting. Op dit moment is aan de zijde van de man echter geen sprake van de wettelijke schuldsaneringsregeling, maar van een vrijwillige schuldhulpverlening, zoals reeds is overwogen in de beschikking van 24 augustus 2023. De rechtbank ziet, conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, aanleiding om in de onderhavige zaak aansluiting te zoeken bij het hiervoor genoemde uitgangspunt.
2.6.
Zoals gezegd heeft de rechtbank de man bij beschikking van 24 augustus 2023 verzocht de Kredietbank Nederland te verzoeken om het VTLB te verhogen met een bedrag voor kinderalimentatie, vanwege een klemmend tekort aan gezamenlijke draagkracht. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 7 november 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:4596), waarin de man werd verzocht de schuldhulpverlener alsnog te vragen of die bereid is rekening te houden met een alimentatieverplichting. Uit de door de man overgelegde stukken begrijpt de rechtbank dat de Kredietbank Nederland, wat er ook zij van de daaraan door de Kredietbank Nederland ten grondslag gelegde motivering, geen aanleiding ziet het VTLB te verhogen met enig bedrag aan kinderalimentatie, zodat de rechtbank -overeenkomstig de jurisprudentie van de Hoge Raad- de draagkracht van de man en daarmee de onderhoudsbijdrage op nihil zal stellen, met ingang van en voor de duur van het minnelijk schuldhulptraject. Zoals in de beschikking van 24 augustus 2023 is overwogen, is gebleken dat de man met ingang van 14 februari 2023 is toegelaten tot het minnelijk schuldhulpverleningstraject, zodat de onderhoudsbijdrage met ingang van die datum op nihil wordt gesteld. In het midden kan blijven of uit de brief van de Kredietbank Nederland kan worden afgeleid dat het minnelijk schuldsaneringstraject inmiddels is beëindigd, zoals de vrouw stelt, nu de rechtbank zal bepalen dat de nihilstelling geldt voor de duur van het minnelijk traject. Zodra dat is beëindigd, herleeft van rechtswege de verplichting tot betaling van het eerder vastgestelde bedrag aan een onderhoudsbijdrage.
2.7.
Tot slot merkt de rechtbank nog op dat op dit moment nog volstrekt onduidelijk is of een verzoek tot toelating tot de WSNP is of zal worden ingediend en of dan wel met ingang van welke datum de man tot de WSNP zal worden toegelaten. Gelet hierop zal de rechtbank de zaak niet aanhouden, maar een eindbeschikking wijzen.
Proceskosten
2.8.
Bij beschikking van 24 augustus 2023 is het verzoek van de vrouw tot een proceskostenveroordeling ook aangehouden. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de vrouw het idee heeft dat zij rauwelijks in de procedure is betrokken, volgt de rechtbank de man in zijn standpunt dat een procedure hoe dan ook noodzakelijk was voor een wijziging van de eerder vastgestelde onderhoudsbijdrage. Gelet hierop en op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de beschikking van 18 december 2018 als volgt:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de daarbij vastgestelde en door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2025, met ingang van 14 februari 2023 en voor de duur van het minnelijk schuldhulpverleningstraject op nihil wordt vastgesteld;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. Struijs, rechter, en, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.