ECLI:NL:RBZWB:2023:8702

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
02-336480-22 + 20-002461-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling ex-partner en bezit van verdovende middelen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zijn ex-partner heeft mishandeld en goederen van haar heeft vernield. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van mishandeling en het voorhanden hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs en softdrugs. De feiten vonden plaats op 28 april 2022 en 25 november 2022. Tijdens de zitting op 29 november 2023 werd de zaak inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, zijn standpunt kenbaar maakte. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van de drugs ongeloofwaardig was, en dat de bewijsmiddelen, waaronder aangiftes, foto's van letsel en vernielingen, en proces-verbaal, voldoende waren om de tenlastelegging te onderbouwen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de mishandeling van zijn ex-partner en het bezit van verdovende middelen, en legde een gevangenisstraf van 7 maanden op. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten binnen de proeftijd. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen drugs onttrokken aan het verkeer en gelastte de teruggave van een geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-336480-22 + 20-002461-19
vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 2023. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. P. Kuipers, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn ex-partner [slachtoffer] heeft mishandeld en goederen bij haar heeft vernield. Daarnaast heeft verdachte harddrugs en softdrugs voorhanden gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Hij baseert zich daarbij op de volgende bewijsmiddelen.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2:
  • de aangifte van [slachtoffer] ;
  • foto’s van het letsel bij [slachtoffer] ;
  • foto’s van de vernielingen;
  • proces-verbaal van bevindingen betreffende uitlezen van camerabeelden.
  • de verklaring van de [getuige] ;
  • de verklaring van verdachte.
Met betrekking tot de feiten 3 en 4:
  • het proces-verbaal van bevindingen van het aantreffen van verdovende middelen;
  • de processen-verbaal betreffende het onderzoek van de verdovende middelen;
  • de rapporten van het NFI van 20 en 21 december 2022;
  • de verklaring van verdachte.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.3
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.4
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Betreffende de mishandeling van [slachtoffer] en de in haar woning gepleegde vernielingen overweegt de rechtbank nog dat zij naast de aangifte van [slachtoffer] , de deels bekennende verklaring van verdachte en de verklaring van de [getuige] , ook de in het dossier aanwezige foto’s op de pagina’s 6, 7, 8, 11, 12 en 14 van het eind-proces-verbaal voor het bewijs mee laat wegen. Op die foto’s is namelijk het letsel zichtbaar aan het oor en de knie van aangeefster en zijn ook de vernielingen zichtbaar aan de telefoon, de wasmand en een spiegel van aangeefster. De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s als steunbewijs kunnen dienen en met de overige bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de mishandeling van [slachtoffer] en de vernielingen heeft gepleegd.
Voor wat betreft de bij verdachte aangetroffen verdovende middelen en dan meer in het bijzonder de verdovende middelen die werden aangetroffen in de Basic-Fit rugzak die verdachte bij zich had overweegt de rechtbank nog het volgende.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij naar ene [naam] ging om zijn spullen op te halen, dat die [naam] de tas van verdachte niet aan hem wilde geven en dat [naam] die tas uiteindelijk naar beneden gooide, waarna verdachte die tas pakte. De verklaring van verdachte dat de drugs in de tas van [naam] zouden zijn acht de rechtbank ongeloofwaardig, omdat niet valt in te zien waarom die [naam] zijn eigen drugs zou meegeven aan verdachte, die hij net uit zijn huis zou hebben gezet.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat verdachte de verdovende middelen in zijn rugzak had en ook door de politie werd aangehouden terwijl hij in het bezit was van die rugzak. Die verdovende middelen bevonden zich daarmee in de machtssfeer van verdachte en daarmee kan het onder 3 en 4 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 28 april 2022 te [plaats] , zijn ex-levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar meerdere malen met een blikje Fernandes en een pak Chocomel te slaan tegen het hoofd en/of tegen het oor en haar te trappen tegen haar knie en haar te duwen tegen de grond en aan haar haren te trekken;
2
op 28 april 2022 te [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon en de wasmand en een spiegel die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft vernield;
3
op 25 november 2022 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 139 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 8 pillen van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
op 25 november 2022 te [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 116,5 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 28 april 2022 zijn ex-vriendin [slachtoffer] mishandeld door haar met een blikje frisdrank en een pak chocolademelk tegen het hoofd en oor te slaan en haar te trappen, te duwen en aan haar haren te trekken. Ook heeft verdachte diverse goederen bij zijn ex-vriendin vernield. Ruim een half jaar later werd verdachte aangehouden naar aanleiding van een melding dat iemand met een mes zou zijn bedreigd en bij de fouillering van verdachte werden in zijn broek- en rugzak aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs aangetroffen. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 27 maart 2023, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van Opiumwetdelicten en waarbij forse gevangenisstraffen aan de verdachte zijn opgelegd.
Gelet hierop en gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet anders gereageerd kan worden dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Voor de hoogte van die gevangenisstraf heeft de rechtbank met name gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en daaruit volgt dat voor de bij verdachte aangetroffen hoeveelheid drugs een aanzienlijk lagere straf als uitgangspunt geldt dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (drugs) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten 3 en 4 zijn begaan met betrekking tot die voorwerpen. Verder zijn die voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in beslag genomen geldbedrag van € 497,85 aan verdachte, aangezien dat geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen die aan verdachte is opgelegd bij arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 31 mei 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Mishandeling;
feit 2:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 3:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1. stuks verdovende middelen (Omschrijving: MDMA oranje pillen bloemetjes, Oranje);
2. 116,05 gram hashish;
3. 133 gram amfetamine;
4. 6 stuks amfetamine (Omschrijving: monster, wit);
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 497,85;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij arrest d.d. 31 mei 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 20-002461-19
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
14 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 december 2023.