ECLI:NL:RBZWB:2023:8742

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_100
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Ergec, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. M.B.A. van Grinsven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering van betrokkene per 10 januari 2022 te beëindigen, omdat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 november 2023, waarbij de gemachtigden van beide partijen en betrokkene aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene voorheen 100% arbeidsongeschikt was, maar dat het UWV na herbeoordeling heeft geconcludeerd dat betrokkene op 10 januari 2022 slechts 31,29% arbeidsongeschikt was. Eiseres betwist deze conclusie en voert aan dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met de psychische klachten van betrokkene en dat er meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV op juiste wijze heeft vastgesteld dat betrokkene in staat is om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten de WIA-uitkering te beëindigen, omdat betrokkene op de relevante datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien om de beslissing van het UWV te wijzigen. Eiseres komt niet in aanmerking voor schadevergoeding of vergoeding van proceskosten, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/100

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F. Ergec), als vertegenwoordiger van [betrokkene] (hierna: betrokkene),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering van betrokkene op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 10 januari 2022 beëindigd, omdat betrokkene minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 24 november 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, betrokkene en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Betrokkene heeft voor het laatst gewerkt als productiemedewerker voor gemiddeld 33,35 uur per week. Op 25 april 2014 heeft betrokkene zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Per 20 januari 2017 is aan betrokkene een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%.
2. Naar aanleiding van een verzoek tot herbeoordeling van de (ex)-werkgever heeft het UWV na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat betrokkene op 10 januari 2022 voor 31,29% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten de WIA-uitkering per die datum te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van
16 november 2022. De medische belastbaarheid van betrokkene is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 16 november 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
23 november 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het voor betrokkene niet te verkroppen is dat zijn WIA-uitkering is stopgezet, omdat het vanwege zijn psychische klachten, psychische ontregeling en suïcideklachten in het verleden niet mogelijk is geweest om op lange termijn loonvormende arbeid te behouden. Verder voert eiseres aan dat het UWV een onjuiste aanpak heeft gehanteerd bij de herbeoordeling. Voor betrokkene moet een urenbeperking van ten minste 4 uur per dag gelden vanwege energetische klachten en in het kader van preventie. Vanwege zijn oorsuizen slaapt betrokkene slecht. Eiseres is ook van mening dat er in onvoldoende mate rekening is gehouden met het feit dat betrokkene onder bewind is gesteld. Dit heeft geen enkele weergave gehad in de FML en er dienen nadere beperkingen te worden aangenomen. Ter zitting voert eiseres aan dat er ten onrechte onvoldoende naar het verleden van betrokkene is gekeken. Uit het rapport van Ergatis van 12 oktober 2016 blijkt dat betrokkene te kampen heeft met een aanpassingsstoornis en een persoonlijkheidsstoornis. Volgens eiseres is de medische situatie sindsdien niet veranderd. Verder merkt eiseres op dat de FML van 23 februari 2015 (
de rechtbank begrijpt:24 februari 2015) ontbreekt in het dossier.
7. Eiseres voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn voor betrokkene, met name vanwege de gehoorproblemen van betrokkene.
8. Ter onderbouwing van haar standpunten heeft eiseres medische informatie overgelegd van de huisarts en de KNO-arts.
9. Bij gegrondverklaring van het beroep verzoekt eiseres om schadevergoeding in de vorm van de wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

10. De vraag is of het UWV terecht stelt dat betrokkene geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van betrokkene op 10 januari 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
11. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat betrokkene op 10 januari 2022 voor 31,29% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
FML 24 februari 2015
12. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat de FML van 24 februari 2015 ontbreekt in het dossier, merkt de rechtbank op dat het UWV deze FML tegelijkertijd met het verweerschrift alsnog aan eiseres heeft toegezonden. Deze beroepsgrond behoeft daarom verder geen bespreking meer.
Medische grondslag van het bestreden besluit
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van betrokkene op 10 januari 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Ten eerste legt de verzekeringsarts B&B uit dat er getoetst aan het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Op basis van haar bevindingen bij het medisch onderzoek in bezwaar voegt de verzekeringsarts B&B vanwege de psychische klachten van betrokkene beperkingen toe op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Ook voegt de verzekeringsarts B&B een beperking toe aan de FML voor werkzaamheden in risicovolle omstandigheden omdat betrokkene voor de datum in geding is gestart met Tramadol. Omdat betrokkene moeilijk is te structureren in gesprek, en thuis ook moeite heeft om te komen tot structuur en regelmaat heeft de verzekeringsarts B&B aan de FML toegevoegd dat betrokkene is aangewezen op gestructureerde werkzaamheden en regelmaat. Verder heeft de verzekeringsarts B&B betrokkene ook beperkt geacht op werkzaamheden met conflicten, incidenteel telefonisch een conflict hanteren is wel mogelijk. In verband hiermee acht de verzekeringsarts B&B betrokkene ook (licht) beperkt voor samenwerken, werkzaamheden in de zorg en leidinggevende functies. Vanwege de rugklachten van betrokkene wordt een beperking voor zeer zwaar tillen aan de FML toegevoegd. Vanwege het oorsuizen is het van belang dat betrokkene niet in een zeer stille maar ook niet in een zeer lawaaiige werkomgeving werkzaam is. Een urenbeperking is volgens de verzekeringsarts B&B niet aan de orde. Op grond van de medische feiten, het dagverhaal en met inachtneming van de door de primaire verzekeringsarts aangegeven beperkingen in de FML zijn er volgens de verzekeringsarts B&B onvoldoende zware argumenten om een verdergaande urenrestrictie toe te passen. Er is geen aanleiding voor een urenbeperking op energetische gronden omdat betrokkene geen aandoening heeft waarvan bekend is dat die veelal met een verlies van energie gepaard gaat. Uit het dagverhaal blijkt wel een verminderde structuur in het waak-slaap ritme, waardoor het plausibel is dat er vermoeidheid aan de orde is. Het antwoord hierop is volgens de verzekeringsarts B&B geen urenbeperking, maar het aanbrengen van een normale structuur in het dag-nachtritme of waak-slaapritme. Ook is er geen aanleiding voor een urenbeperking op grond van niet-beschikbaarheid of op preventieve gronden.
14. Ten aanzien van de medische informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd stelt het UWV het volgende. De brief van de huisarts bevat geen nieuwe medische informatie, enkel de mededeling dat betrokkene voor het laatst door de huisarts is gezien op 21 februari 2022. Ten aanzien van de brief van de KNO-arts stelt het UWV dat deze informatie reeds bekend was en is meegewogen in het rapport van de verzekeringsarts B&B van
18 november 2022 (
de rechtbank begrijpt: 16 november 2022). De rechtbank kan het UWV hierin volgen. Omdat eiseres haar standpunt niet met nieuwe medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van betrokkene zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
15. De beroepsgrond van eiseres dat in onvoldoende mate rekening is gehouden met het feit dat betrokkene onder bewind is gesteld kan volgens de rechtbank niet slagen. De verzekeringsarts B&B dient op basis van de objectief medisch vastgestelde klachten beperkingen vast te stellen. Gelet op het rapport van de verzekeringsarts B&B heeft zij rekening gehouden met de geobjectiveerde medische klachten van betrokkene, die er (mede) toe hebben geleid dat betrokkene onder bewind is gesteld. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan te nemen dat er los van de medisch onderbouwde klachten extra beperkingen in de FML aangenomen dienen te worden omdat betrokkene onder bewind is gesteld.
16. Ter zitting wijst eiseres op het rapport van Ergatis van 12 oktober 2016. De klachten die in dit rapport zijn beschreven zijn volgens eiseres nog steeds actueel, wat tot meer beperkingen zou moeten leiden. Het UWV geeft ter zitting aan dat uit zijn eigen onderzoek niet is gebleken dat de klachten die in 2016 zijn geconstateerd nog steeds gelden. De enkele bewering, zonder medische informatie die dit onderbouwt, dat de medische situatie hetzelfde is gebleven, kan er niet toe leiden dat een beperking moet worden toegevoegd die niet door de verzekeringsarts B&B is vastgesteld. De rechtbank kan het UWV hierin volgen. De rechtbank merkt hierbij op dat uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van
16 november 2022 blijkt dat zij het rapport van Ergatis wel gezien heeft en dus ook bij de beoordeling heeft betrokken.
17. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe betrokkene zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door betrokkene ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 10 januari 2022.
18. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat betrokkene op
10 januari 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 16 november 2022 vastgesteld dat betrokkene niet geschikt is voor zijn eigen werk als productiemedewerker, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies geselecteerd die betrokkene in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en een reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111171) Productiemedewerker metaal en elektro-industrie;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen producten);
- ( sbc-code 111174) Productiemedewerker papier, karton, drukkerij.
De reservefunctie is:
- ( sbc-code 111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten).
20. Eiseres voert aan dat in de functies van Productiemedewerker-functies sprake is van een lawaaiige omgeving, waardoor deze functies niet passend zijn voor betrokkene. Een motivering waarom deze functies wel passend zouden zijn ontbreekt volgens eiseres. Het UWV stelt in het verweerschrift dat er in de geduide functies geen sprake is van kenmerkende belasting of signaleringen met betrekking tot geluidsbelasting. Volgens het UWV passen de functies dus binnen de belastbaarheid van betrokkene.
21. De rechtbank stelt vast dat in de Resultaat functiebeoordeling bij de beschrijving van de functie Productiemedewerker papier, karton, drukkerij (sbc-code 111174) is vermeld dat het werk plaatsvindt in een productiehal met machinelawaai. De rechtbank heeft de arbeidsdeskundige B&B verzocht de geschiktheid van deze functie te motiveren gelet op de beperking van betrokkene op FML-item 3.6 (geluidsbelasting). De arbeidsdeskundige B&B is hier in haar rapport van 22 augustus 2023 op ingegaan. De arbeidsdeskundige B&B wijst erop dat uit het rapport van de verzekeringsarts B&B van 16 november 2022 blijkt dat betrokkene niet in een zeer stille, maar ook niet in een zeer lawaaiige omgeving werkzaam mag zijn vanwege zijn oorklachten. In de functie van algemeen productiemedewerker (
ter zitting is verduidelijkt dat het UWV hiermee doelt op de functie met sbc-code 111174) wordt er gewerkt aan machines. Volgens de arbeidsdeskundige B&B werken er in totaal acht productiemedewerkers in de hal. De machines waaraan zij werken maken enig lawaai, echter niet dusdanig dat gehoorbescherming verplicht is. Daarom is FML-item 3.6 niet als kenmerkende belasting gescoord. Ondanks het geluid van machines kunnen gesprekken op normale toonhoogte gevoerd worden. De productiemedewerkers krijgen bijvoorbeeld mondelinge instructies. Daarnaast wijst de arbeidsdeskundige B&B erop dat er twee stylistes in de hal werken. Indien er in de hal sprake zou zijn van een zeer lawaaiige omgeving, zouden de stylistes niet in de hal werkzaam zijn, omdat zij niet aan de machines werken. Een dergelijke werkomgeving zou voor de stylistes zeer belastend en storend zijn. De werkomgeving is volgens de arbeidsdeskundige B&B daarmee niet als zeer stil, maar ook niet als zeer lawaaiig te duiden. Door de machines is er sprake van enige omgevingsgeluiden. De rechtbank kan deze uitleg van de arbeidsdeskundige B&B volgen.
22. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapporten voldoende uitgelegd waarom de functies geschikt zijn voor betrokkene. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat betrokkene in staat is de functies te vervullen.
23. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat betrokkene op 10 januari 2022 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 68,71‬% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 31,29% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

24. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van betrokkene per
10 januari 2022 te beëindigen, omdat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
25. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan haar verzoek om schadevergoeding en worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.