In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, zijn de verzoeken van de man met betrekking tot gezamenlijk gezag en omgang met de minderjarige aangehouden. De rechtbank heeft dit gedaan in afwachting van de UHA-rapportage en de resultaten van het hulpverleningstraject. De zaak betreft een verzoek van de man om gezamenlijk gezag over de minderjarige en een omgangsregeling, waarbij de man en de vrouw gezamenlijk verantwoordelijk zouden zijn voor de opvoeding. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 21 juni 2022 bepaald dat de verzoeken zouden worden aangehouden totdat er meer duidelijkheid zou zijn over de hulpverlening en de communicatie tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming ook een advies heeft uitgebracht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om de verzoeken aan te houden tot 18 juni 2024, zodat er meer informatie kan worden verzameld over het verloop van het hulpverleningstraject. De rechtbank benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en de noodzaak om het welzijn van de minderjarige voorop te stellen. De beslissing om de verzoeken aan te houden is genomen om ervoor te zorgen dat er voldoende aandacht is voor de emotionele en praktische aspecten van de omgang tussen de man en de minderjarige.