ECLI:NL:RBZWB:2023:8774

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/02/379746 / FA RK 20-6388
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Term
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van verzoeken inzake gezamenlijk gezag en omgang in het belang van de minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, zijn de verzoeken van de man met betrekking tot gezamenlijk gezag en omgang met de minderjarige aangehouden. De rechtbank heeft dit gedaan in afwachting van de UHA-rapportage en de resultaten van het hulpverleningstraject. De zaak betreft een verzoek van de man om gezamenlijk gezag over de minderjarige en een omgangsregeling, waarbij de man en de vrouw gezamenlijk verantwoordelijk zouden zijn voor de opvoeding. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 21 juni 2022 bepaald dat de verzoeken zouden worden aangehouden totdat er meer duidelijkheid zou zijn over de hulpverlening en de communicatie tussen de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 november 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming ook een advies heeft uitgebracht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om de verzoeken aan te houden tot 18 juni 2024, zodat er meer informatie kan worden verzameld over het verloop van het hulpverleningstraject. De rechtbank benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en de noodzaak om het welzijn van de minderjarige voorop te stellen. De beslissing om de verzoeken aan te houden is genomen om ervoor te zorgen dat er voldoende aandacht is voor de emotionele en praktische aspecten van de omgang tussen de man en de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/379746 / FA RK 20-6388
datum uitspraak: 15 december 2023

nadere beschikking betreffende gezag en omgang

in de zaak van

[de man] ,

hierna te noemen: de man,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. N. Wouters te Middelburg,
tegen

[de vrouw] ,

hierna te noemen de vrouw,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. W.G. Dictus te Oudenbosch, gemeente Halderberge,
betreffende de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2020.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1. Het verdere procesverloop
1.1
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 21 juni 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- een uitstelverzoek van [naam] van het Verdeelloket regio West-Brabant West van 1 maart 2023;
- een F9-formulier van 19 september 2023 van mr. Dictus;
- een F9-formulier van 19 september 2023 van mr. Wouters;
- een F9-formulier met bijlagen van 8 november 2023 van mr. Dictus;
- een F9-formulier met bijlagen van 14 november 2023 van mr. Wouters;
- een F9-formulier van 16 november 2023 van mr. Dictus.
1.2
De zaak is met gesloten deuren nader mondeling behandeld op 20 november 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten, waarbij mr. Dictus werd waargenomen door mr. Kranenburg te Roosendaal. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
2. De nadere beoordeling
2.1
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank de behandeling van de verzoeken aangehouden in afwachting van de resultaten van de het Uniform Hulpaanbod (hierna het UHA) gericht op het verbeteren van de communicatie en het vertrouwen tussen partijen. Hierbij is bepaald dat de ouders in ieder geval gaan zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind en daarnaast dat het kind en de ouders onbelast contact met elkaar hebben. De verzoeken van de man met betrekking tot het gezamenlijke ouderlijk gezag en de vaststelling van een omgangsregeling zijn aangehouden in afwachting van de UHA-rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject.
2.2
Door zowel het UHA als beide partijen zijn na bovenvermelde beschikking van 21 juni 2022 diverse stukken ingediend, zoals vermeld onder 1.1. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen, bijgestaan door hun advocaten hun standpunten over de voorliggende verzoeken (nader) toegelicht en heeft de vertegenwoordigster van de Raad een advies uitgebracht. Op deze standpunten en het gegeven advies wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.
2.3
Thans liggen nog de verzoeken van de man voor om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorrraad, te bepalen dat het gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de man en de vrouw gezamenlijk en een omgangsregeling c.q. zorgregeling vast te stellen tussen de man en [minderjarige] gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag 15.00 uur tot zondag 19.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, dan wel een beslissing te geven die de rechtbank juist acht.
2.4
De GezinsManager heeft in het Eindevaluatie verslag van 16 augustus 2023, door mr. Dictus ingebracht als productie 7, aangegeven dat partijen goed meewerken in het belang van [minderjarige] en dat de contactmomenten tussen de man en [minderjarige] positief verlopen. Ondanks de goede stappen die partijen hebben gemaakt blijven er zorgen bestaan over het geven van emotionele toestemming aan [minderjarige] , zodat zij emotioneel vrij en onbelast omgang kan hebben met haar ouders en stiefvader. De GezinsManager adviseert continuering van de begeleide omgang om de relatie tussen de man en [minderjarige] verder te verstevigen en er zal met partijen gewerkt moeten worden naar een passende vorm van omgang, waarbij het belang van [minderjarige] centraal staat. De vrouw heeft nog geen vertrouwen in de man, waardoor er geen onbegeleide omgang tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt. De GezinsManager wil toewerken naar uitbreiding en dat [minderjarige] zonder de fysieke aanwezigheid van de vrouw begeleide omgang buiten de deur kan hebben. De vrouw wil hieraan meewerken. Voorts is van belang om de ouderschapsbemiddeling te continueren. In dit proces heeft de vrouw meer tijd nodig dan de man wenst.
2.5
Door en namens de man is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat sinds de start van het UHA-traject de omgang tussen de man en [minderjarige] hetzelfde is gebleven, namelijk wekelijks een uur onder begeleiding. Hierdoor is het voor de man niet mogelijk om een goede band met [minderjarige] te krijgen. Hij wenst dat er positieve stappen worden gezet ten aanzien van de omgang tussen de man en [minderjarige] in de vorm van een uitbreiding van de omgang. De man verzoekt een voorzichtige opbouwregeling onder begeleiding en regie van De GezinsManager en de man stelt verder dat hiervan kan worden afgeweken indien het belang van [minderjarige] die vereist. De man verzoekt om partijen te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag, omdat hij wil werken aan een goede samenwerking met de vrouw. Hier is tot op heden nog niet aan gewerkt. De man stemt ermee in dat het UHA-traject door blijft lopen, zolang de rechtbank daarin wel een strikte regie blijft voeren. De man acht het in het belang van [minderjarige] dat er wederzijds vertrouwen gaat ontstaan tussen partijen. Voor wat betreft de aantijgingen van de vrouw dat de man ongepaste dingen zegt tegen [minderjarige] tijdens de omgang, waardoor [minderjarige] in de war raakt, geeft de man het volgende aan. [minderjarige] heeft aan de man gevraagd of haar stiefvader een ‘neppapa’ is. Hierop heeft de man geantwoord dat hij haar papa is.
2.6
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling primair verzocht de verzoeken van de man af te wijzen en subsidiair om deze aan te houden in afwachting van het hulpverleningstraject. De vrouw is de samenwerking met de man en de hulpverlening aangegaan, maar de man wil te snel gaan en dit is niet in het belang van [minderjarige] . De vrouw sluit zich aan bij het advies van De GezinsManager in het Eindevaluatie verslag van 16 augustus 2023. Er is ruimte om te werken aan uitbreiding van de omgang. Eveneens is er ruimte om te werken aan de onderlinge oudercommunicatie, zodat toegewerkt wordt richting parallel ouderschap. Wellicht moet psycho-educatie worden ingezet nu [minderjarige] belast wordt met uitspraken als ‘neppapa’. De vrouw hoopt dat de man hierdoor inzicht krijgt in de gevolgen van zijn eigen handelen. De vrouw staat sinds kort onder behandeling voor stressklachten, vermoedelijk PTSS. De vrouw is in het belang van [minderjarige] bereid om met de hulpverlening en de man samen te werken en daarnaast te werken aan haar eigen problematiek.
2.7
De vertegenwoordigster van de Raad heeft geadviseerd om de verzoeken van de man aan te houden in afwachting van het UHA-traject bij De GezinsManager. De Raad heeft nog geen terugkoppeling hierover ontvangen van De GezinsManager en het is van belang om de hulpverlening te continueren. Er dient gewerkt te worden aan het contact tussen de man en [minderjarige] . De ouders hebben zowel sterke als zorgelijke punten. Te zien is dat de ouders emotionele toestemming geven aan [minderjarige] om bij de andere ouder te zijn. Indien de hulpverlening vanuit De GezinsManager onvoldoende van de grond komt zal de Raad een raadsonderzoek starten.
2.8
De rechtbank oordeelt als volgt.
2.9
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige] is om op dit moment een concrete omgangsregeling met de man vast te stellen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat het belangrijk is dat er eerst op regelmatige basis omgang plaatsvindt tussen de man en [minderjarige] . De rechtbank vindt het positief dat er inmiddels een begin van omgang tussen de man en [minderjarige] tot stand is gebracht. Voor een uitbreiding van deze omgang is het van belang dat daarbij het tempo van [minderjarige] zal worden gevolgd. De ouders stemmen in met de continuering van het hulpverleningstraject bij De GezinsManager. Er is op dit moment sprake van een kwetsbaar evenwicht en De GezinsManager kan het beste bepalen wat daarbij in het belang is van [minderjarige] . Hierbij kan het gevoel van de vrouw of de wens van de man niet leidend zijn. De rechtbank stelt vast dat De GezinsManager niet alleen aandacht besteedt aan de zorgen maar ook aan de mogelijkheden. Hierbij verwacht de rechtbank van De GezinsManager dat zij de mogelijkheden tot een uitbreiding van de omgang tussen de man en [minderjarige] onderzoekt. Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort, dan is het van belang dat de man hierover uitleg van De GezinsManager krijgt, zodat de man weet wat hij kan doen om dit wel mogelijk te maken. De man dient bovendien meer in het hulpverleningstraject te worden betrokken, zodat er meer begrip vanuit hem ontstaat over de gehele situatie.
2.1
De rechtbank is van oordeel dat het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is om de ouders te belasten met het gezamenlijk ouderlijk gezag. De rechtbank acht de kans te groot dat [minderjarige] door het gezamenlijk ouderlijk gezag klem en verloren raakt, omdat er nog niet tot nauwelijks is ingezet op de onderlinge oudercommunicatie. Samen met De GezinsManager dient er eerst gewerkt te worden aan deze oudercommunicatie. De Raad kan na afronding van het hulpverleningstraject bij De GezinsManager hiernaar, indien nodig, nader onderzoek doen.
2.11
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank op dit moment onvoldoende informatie heeft om een eindbeslissing op de verzoeken van de man te nemen. Daarom zal die beslissing opnieuw worden aangehouden tot 18 juni 2024 pro forma, in afwachting van schriftelijk bericht over het verloop van en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij De GezinsManager.
2.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.
3. De beslissing
De rechtbank:

houdt een beslissing op de verzoeken van de man aan tot 18 juni 2024 pro forma;

verzoekt het loket om uiterlijk
18 juni 2024 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA-rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen, een en ander zoals door de rechtbank is verzocht in de
beschikking van 21 juni 2022;
houdt aan de beslissing op de verzoeken met betrekking tot het gezamenlijk gezag en de omgang.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Term, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023, in tegenwoordigheid van mr. Can, griffier.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.