ECLI:NL:RBZWB:2023:8778
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning en de ongegrondverklaring van het beroep tegen de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 14 december 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 828.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld. De rechtbank baseert haar oordeel op de beroepsgronden van de belanghebbende en de onderbouwing van de WOZ-waarde door de heffingsambtenaar, die een taxatierapport heeft overgelegd. Dit rapport, opgesteld door [taxateur 2], stelde de waarde van de woning vast op € 1.049.000, waarbij vergelijkingsmethoden zijn gebruikt met referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van de belanghebbende ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.