Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Overwegingen
negatief€ 62.000.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 22/3956, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van een perceel in Halderberge vastgesteld op € 28.000 per 1 januari 2021, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Belanghebbende was het niet eens met deze waardevaststelling en stelde dat de waarde nihil zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 3 november 2023 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar.
De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende beoordeeld, waaronder de stelling dat de waarde in het economische verkeer van niet-woningen moet worden bepaald aan de hand van de kapitalisatie-methode. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld en dat de gekozen vergelijkingsmethode correct is toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de waarde van het perceel terecht op € 28.000 is vastgesteld. Het beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.