ECLI:NL:RBZWB:2023:8786

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10758547 VV EXPL 23-96 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in kort geding toegewezen met erkenning van de vordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. A.A.A. de Kruijf, vorderde betaling van onbetaalde facturen die voortvloeien uit een overeenkomst van opdracht. De overeenkomst was op 30 juni 2023 tot stand gekomen, waarbij [eiser] zich verplichtte om [gedaagde] te adviseren in een juridisch geschil. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft [gedaagde] de facturen van in totaal € 5.343,34 niet voldaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2023 heeft [gedaagde] de vordering erkend, maar verzocht om een betalingsregeling.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de toewijzing van de vordering, gezien de erkenning van de vordering door [gedaagde] en het feit dat er meerdere betalings toezeggingen zijn gedaan die niet zijn nagekomen. De rechter heeft de vordering van [eiser] tot betaling van € 4.682,19 aan hoofdsom en verschenen rente toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 661,15. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.254,73, die [gedaagde] ook moet betalen.

De rechter heeft verder bepaald dat de wettelijke rente over de proceskosten toewijsbaar is en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de veroordelingen moet voldoen, ook al kan zij in hoger beroep gaan. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechter heeft het verzoek van [gedaagde] om een betalingsregeling afgewezen, aangezien dit alleen tussen partijen zelf kan worden geregeld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10758547 \ VV EXPL 23-96
Vonnis in kort geding van 13 november 2023
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.A.A. de Kruijf,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend bij haar directeur, de heer [naam] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 7 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Tussen [eiser] en [gedaagde] is op 30 juni 2023 een overeenkomst tot het verrichten van dienstverlening door [eiser] tot stand gekomen. De tussen partijen gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een schriftelijke opdrachtbevestiging. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiser] van toepassing verklaard.
2.2.
[eiser] heeft op 25 juli 2023 een bedrag van € 2.635,38 en op 25 augustus 2023 een bedrag van € 1.817,42 aan [gedaagde] gefactureerd.
2.3.
[gedaagde] heeft de facturen van [eiser] , ondanks herhaalde sommaties daartoe, onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 5.343,34, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Tussen [eiser] en [gedaagde] is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen, waarbij op [eiser] de verplichting rustte om [gedaagde] te adviseren in een juridisch geschil met een klant van [gedaagde] en waarbij op [gedaagde] een betalingsverplichting rustte om de door [eiser] verrichtte werkzaamheden tegen het overeengekomen tarief te vergoeden. Talloze betalingsherinneringen, aanmaningen en sommaties hebben er niet toe geleid dat [gedaagde] op de op haar rustende betalingsverplichting heeft voldaan.
3.3.
[gedaagde] erkent de vordering van [eiser] maar wil graag een betalingsregeling.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.2.
Mede gelet op het feit dat [eiser] de geldvordering niet betwist, en [gedaagde] meermaals betalingstoezeggingen heeft gedaan, maar deze niet is nagekomen, heeft [eiser] voldoende spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering.
4.3.
Afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. [eiser] heeft, mede gelet op het feit dat [gedaagde] meerdere betalingstoezeggingen heeft gedaan, maar deze niet is nagekomen, belang bij het verkrijgen van een executoriale titel. Voorts is gesteld noch gebleken dat [gedaagde] een onaanvaardbaar restitutierisico zou lopen.
4.4.
Nu [gedaagde] de vordering van [eiser] heeft erkend, is het in hoofdsom gevorderde bedrag van € 4.452,80 toewijsbaar.
4.5.
Tegen de door [eiser] (primair) gevorderde contractuele rente over de hoofdsom (tot en met 26 oktober 2023 berekend op een bedrag van € 229,39) heeft [gedaagde] geen zelfstandig verweer gevoerd, zodat deze eveneens toegewezen kan worden.
4.6.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van
€ 661,15. De voorzieningenrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar zoals gevorderd.
4.8.
Voor zover [gedaagde] een betalingsregeling vraagt, overweegt de voorzieningenrechter dat zij niet dwingend aan partijen een betalingsregeling kan opleggen. Op grond van het bepaalde in artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek kan een betalingsregeling alleen tussen partijen zelf tot stand worden gebracht. Indien [gedaagde] met betrekking tot het in de onderhavige procedure toe te wijzen bedrag een betalingsregeling wenst te treffen, zal zij hiertoe (nogmaals) contact dienen op te nemen met [eiser] .
4.9.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten dagvaarding € 106,73
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde € 529,00
- nakosten € 132,00
-----------
Totaal € 1.254,73
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.682,19 aan hoofdsom en verschenen rente, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 2% per maand over € 4.452,80, met ingang van 27 oktober 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 661,15 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.254,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2023.