ECLI:NL:RBZWB:2023:8792

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
10232484 CV EXPL 22-3058 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal geschil over koop op afbetaling met Belgische gedaagden en rechtsmacht van de Nederlandse rechter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil met een internationaal karakter tussen een Nederlandse eiser en Belgische gedaagden. De eiser, vertegenwoordigd door ARAG SE Rechtsbijstand, vordert betaling van een hoofdsom van € 4.000,00, alsook buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, voortvloeiend uit een koop op afbetaling van twee ringen door de gedaagde in conventie 2. De gedaagden hebben hun betalingsverplichtingen niet nagekomen, ondanks eerdere afspraken en een handgeschreven verklaring waarin zij toezeggingen deden over de betaling.

De kantonrechter heeft in deze procedure ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter moeten vaststellen, gezien de woonplaats van de gedaagden in België. De eiser heeft zijn vordering gebaseerd op de regels van de Verordening Brussel I Bis, die bepaalt dat voor consumentenkoop de rechtsmacht van de rechter van de woonplaats van de consument geldt. De gedaagden hebben ter zitting de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet betwist, wat wordt gezien als een stilzwijgende forumkeuze.

De zaak is verder gecompliceerd door de collectieve schuldenregeling waar gedaagde in conventie 2 onder valt, wat de gevolgen voor de vordering van de eiser kan beïnvloeden. De kantonrechter heeft de gedaagden de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de internationale rechtsmacht en de gevolgen van de collectieve schuldenregeling. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de beslissing over de vordering zal op een later moment worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10232484 CV EXPL 22-3058
Vonnis van 22 november 2023
in de zaak van
[eiser in conventie] ,
h.o.d.n.
[bedrijf eiser in conventie],
te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
gemachtigde: ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen

1.[gedaagde in conventie 1] ,

te [plaats 2] ( België ),
gedaagde in conventie,
2.
[gedaagde in conventie 2],
te [plaats 2] (België),
gedaagde in conventie, tevens eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
hierna te noemen: [gedaagden in conventie] .
gemachtigde: mr. N. de Wint.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 februari 2023;
- de akte wijziging van eis;
- de aanvullende productie van de zijde van [gedaagden in conventie] ;
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- een e-mail van 15 september 2023 van de gemachtigde van [eiser in conventie] ;
- een brief van 21 september 2023 van de beschermingsbewindvoerder van [gedaagde in conventie 2] ;
- een e-mail van 25 september 2023 van de gemachtigde van [gedaagden in conventie] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden in conventie] wonen in België.
2.2.
Bij vonnis van 26 juni 2009 heeft de vrederechter te Brugge een voorlopig bewind ingesteld over de goederen van [gedaagde in conventie 2] en een bewindvoerder benoemd. Daarna is deze beschermingsmaatregel niet opgeheven.
2.3.
De arbeidsrechtbank Gent, afdeling Brugge , heeft bij beschikking van 2 april 2021 het verzoek van [gedaagde in conventie 2] tot collectieve schuldenregeling toelaatbaar verklaard. De bewindvoerder had dit verzoek ingediend namens [gedaagde in conventie 2] . In de beschikking heeft de arbeidsrechtbank als schuldbemiddelaar aangesteld mr. N. Bouslama te Assebroek.
2.4.
[gedaagde in conventie 2] heeft in oktober 2019 twee ringen gekocht bij [eiser in conventie] . [gedaagde in conventie 2] kocht op 8 oktober 2019 een ring voor € 3.800,00 en op 16 oktober 2019 een ring voor € 3.400,00. Op de beide aankoopfacturen staat ‘op afbetaling’.
2.5.
Ondanks meerdere verzoeken van [eiser in conventie] daartoe zijn de aankoopbedragen niet voldaan.
2.6.
Op 9 november 2020 is een handgeschreven verklaring opgesteld waarin staat:
“Ring onderpand briljant.
Meegegeven sieraden € 4.000,00 op 8 oktober 2019 nog niet betaald.
Volledig bedrag zal eind januari 2021 voldaan zijn. Bij geen opvolging van de afspraak zal de ring in onderpand mijn eigendom zijn.”
2.7.
Onder deze verklaring staan de namen van [eiser in conventie] , [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] vermeld.
2.8.
Op 2 februari 2021 is het volgende bericht aan [eiser in conventie] gestuurd:
“Beste, we hebben besloten om de ring bij u te laten, daarmee is de schuld verrefend. [gedaagde in conventie 2].
2.9.
Bij brief van 18 mei 2021 (abusievelijk staat op deze brief als datum: 18 mei 2022) heeft de gemachtigde van [eiser in conventie] [gedaagde in conventie 2] in gebreke gesteld.
2.10.
Op 26 augustus 2021 is € 300,00 overgemaakt aan [eiser in conventie] .
2.11.
Op 30 september 2021 heeft [eiser in conventie] een brief ontvangen van mr. Bouslama, de schuldbemiddelaar van [gedaagde in conventie 2] in de collectieve schuldenregeling. In deze brief wordt [eiser in conventie] gesommeerd zijn vordering als een schuldvordering in te dienen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert bij vonnis, na wijzigingen van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om [gedaagden in conventie] te veroordelen om aan [eiser in conventie] te betalen:
de hoofdsom van € 4.000,00 althans tot een bedrag welke de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
een bedrag van € 825,83 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over het sub a. en b. gevorderde vanaf 1 juni 2021;
e kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vonnisdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
de nakosten, met de bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn voldaan, [gedaagden in conventie] daarover de wettelijke rente zijn verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Ter zitting heeft [eiser in conventie] de grondslag van zijn vordering gewijzigd. [eiser in conventie] baseert zijn vordering nu op het feit dat hij op 9 november 2020 met [gedaagden in conventie] een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten en dat zij hun betalingsverplichting uit die overeenkomst niet nakomen.
3.3.
[gedaagden in conventie] voeren verweer. [gedaagden in conventie] concluderen tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vordering van [eiser in conventie] , dan wel de vordering van [eiser in conventie] ongegrond te verklaren en [eiser in conventie] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.4.
[eiseres in (voorwaardelijke) reconventie 2] vordert bij vonnis, indien de vordering van [verweerder in (voorwaardelijke) reconventie] zou worden toegewezen om [verweerder in (voorwaardelijke) reconventie] , te verplichten tot teruggave van de door [eiseres in (voorwaardelijke) reconventie 2] in onderpand gegeven ring binnen 14 dagen na betaling van [eiseres in (voorwaardelijke) reconventie 2] aan [verweerder in (voorwaardelijke) reconventie] , gekaderd binnen de collectieve schuldenregeling en onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag vertraging.
3.5.
[eiseres in (voorwaardelijke) reconventie 2] legt aan haar vordering ten grondslag dat is overeengekomen dat als zij niet voor eind januari 2021 een bedrag van € 4.000,00 aan [verweerder in (voorwaardelijke) reconventie] zou hebben betaald, [verweerder in (voorwaardelijke) reconventie] de in onderpand gegeven ring mocht verzilveren en dat daarmee de openstaande vordering zou zijn voldaan. Indien [eiseres in (voorwaardelijke) reconventie 2] wordt veroordeeld tot betaling van € 4.000,00 dan heeft zij recht op teruggave van de in onderpand gegeven ring.
3.6.
[verweerder in (voorwaardelijke) reconventie] betwist dat hij de in onderpand gegeven ring terug dient te geven.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie
4.1.
[gedaagden in conventie] zijn woonachtig in België, zodat de kantonrechter ambtshalve moet nagaan of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De kantonrechter dient daarvoor de regels uit de Verordening (EU) nr. 1215/2012, Brussel I bis (verder te noemen: de verordening) toe te passen.
4.2.
In de dagvaarding legt [eiser in conventie] aan zijn vordering een koop op afbetaling ten grondslag. Verder dienen [gedaagden in conventie] als consumenten te worden beschouwd. Uit artikel 17 lid 1 sub a van de verordening volgt dat voor een koopovereenkomst op afbetaling van roerende lichamelijke zaken gesloten door een consument, de rechtsmacht wordt bepaald door afdeling 4 van deze verordening. Artikel 18 lid 2 van de verordening bepaalt verder dat een rechtsvordering die tegen een consument wordt ingesteld door de wederpartij bij de overeenkomst slechts kan worden gebracht voor gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft.
4.3.
In deze procedure worden [gedaagden in conventie] bijgestaan door een gemachtigde, mr. De Wint. Mr. De Wint is ter zitting verschenen en heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet betwist. Op grond van artikel 26 lid 1 van de verordening is dat een stilzwijgende forumkeuze en is de Nederlandse rechter bevoegd. Voordat de kantonrechter zich echter op grond van artikel 26 lid 1 van de verordening bevoegd kan achten, moet hij op grond van artikel 26 lid 2 van de verordening zich ervan vergewissen dat de consument op de hoogte is gebracht van zijn recht de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet-verschijnen voor de kantonrechter. [gedaagden in conventie] zullen daarom in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over of zij alsnog de internationale rechtsmacht van de kantonrechter betwisten nadat zij op de hoogte zijn gebracht van hun recht de bevoegdheid van de kantonrechter te betwisten en van de gevolgen van verschijnen of niet verschijnen. De kantonrechter zal deze gelegenheid bieden hoewel [eiser in conventie] ter zitting de grondslag van zijn vordering heeft gewijzigd. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen voor akte van [gedaagden in conventie] .
4.4.
Indien [gedaagden in conventie] in hun akte de internationale rechtsmacht van de kantonrechter alsnog betwisten, leidt dat ertoe dat geen rechtsmacht kan worden aangenomen op grond van artikel 26 lid 1 van de verordening.
4.5.
Indien [gedaagden in conventie] de internationale rechtsmacht van de kantonrechter niet betwisten, ligt de vraag voor welke gevolgen voor deze zaak voortvloeien uit het feit dat [gedaagde in conventie 2] door de arbeidsrechtbank is toegelaten tot de collectieve schuldenregeling als bedoeld in artikel 1675 Belgisch Gerechtelijk Wetboek. De kantonrechter neemt in aanmerking dat op die collectieve schuldenregeling de Europese Insolventieverordening (verder ook: de Insolventieverordening) van toepassing is op grond van artikel 1 lid 1 van die verordening en bijlage A. Die gevolgen worden volgens artikel 7 van Insolventieverordening beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de insolventieprocedure wordt uitgesproken en dus door Belgisch recht. Indien [gedaagden in conventie] in hun akte de rechtsmacht van de kantonrechter niet betwisten moeten zij zich gemotiveerd erover uitlaten wat naar Belgisch recht de gevolgen zijn van het feit dat de overeenkomst waarop [eiser in conventie] zijn vordering baseert is gesloten voordat [gedaagde in conventie 2] is toegelaten tot de collectieve schuldenregeling en de vordering voor de kantonrechter is ingesteld na die toelating.
4.6.
Als [gedaagden in conventie] een akte nemen, mag [eiser in conventie] reageren bij antwoordakte.
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 20 december 2023voor het nemen van een akte door [gedaagden in conventie] over wat is vermeld onder 4.3, 4.4. en 4.5., waarna [eiser in conventie] op de rol van
woensdag 17 januari 2024een antwoordakte kan nemen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2023.