ECLI:NL:RBZWB:2023:8795

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/02/415776 / JE RK 23-1976
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • P. Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met complexe problematiek en toetsmoment

Op 5 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan de minderjarige [minderjarige], geboren in 2009. De kinderrechter oordeelde dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. De minderjarige heeft een belast verleden met automutilatie, hechtingsproblemen en een laag zelfbeeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er momenteel geen alternatief is voor een gesloten plaatsing, gezien de risico's op zelfbeschadiging en slachtofferschap. De kinderrechter heeft de machtiging voor de duur van vier maanden verleend, met een tussentijds toetsmoment in april 2024 om de voortgang van de behandeling te evalueren.

De zaak is behandeld in een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de betrokken partijen, waaronder de gecertificeerde instelling (GI), de ouders en de minderjarige zelf, hun standpunten hebben toegelicht. De GI heeft aangegeven dat de minderjarige intensieve therapie nodig heeft en dat een langere gesloten plaatsing noodzakelijk is om haar veiligheid te waarborgen. De ouders hebben verschillende standpunten ingenomen, waarbij de moeder instemt met de gesloten plaatsing en de vader twijfels heeft over de aanpak van de GI. De kinderrechter heeft de zorgen van de ouders meegewogen in zijn beslissing, maar concludeerde dat de gesloten plaatsing op dit moment de enige veilige optie is voor [minderjarige].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415776 / JE RK 23-1976
Datum uitspraak: 5 december 2023

beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,

gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] ,

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum te ’s-Hertogenbosch,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] ,
advocaat: mr. I.A.C. Cools te Tilburg.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 6 november 2023, ingekomen bij de griffie op 8 november 2023;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 november 2023, ingekomen bij de griffie op 15 november 2023.
Op 5 december 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , die ook apart in het bijzijn van haar advocaat is gehoord,
- de advocaat van de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.
Gelet op de nauwe samenhang tussen het verzoek van de GI in deze zaak en het verzoek van de GI in de zaak met kenmerk C/02/415008 / JE RK 23-1826, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling, zijn deze zaken gelijktijdig behandeld. In de zaak met kenmerk C/02/415008 / JE RK 23-1826 is bij separate beschikking beslist.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van 10 december 2019 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd.
Bij beschikking van de kinderrechter van 5 juni 2020 is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg. De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is nadien steeds verlengd.
Bij beschikking van 7 december 2022 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 10 december 2023.
Bij beschikking van 22 augustus 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 10 december 2023.
[minderjarige] verblijft bij [stichting] te [plaats 3] .

Het verzoek

De GI verzoekt de kinderrechter om een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van één jaar.
Bij de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden, zijnde tot
10 juni 2023.

Het standpunt van de GI

Namens de GI wordt ter onderbouwing van het verzoek, samengevat, het volgende aangevoerd. [minderjarige] heeft in haar leven veel meegemaakt. Zij heeft een fors belast verleden en is bekend met automutilatie, hechtingsproblemen, een laag zelfbeeld en met een grote behoefte aan aandacht vanuit vooral jongens. Tevens is er sprake van een verhoogde kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid en zijn er zorgen op het gebied van de seksuele ontwikkeling en haar identiteitsontwikkeling. Eerder heeft [minderjarige] op een open groep bij [behandelcentrum] verbleven. Daar ging het bergafwaarts met haar. Zij is meerdere keren weggelopen waarbij vermoedelijk sprake is geweest van onder invloed zijn en het hebben van onvrijwillige en onveilige seks. Inmiddels verblijft [minderjarige] bij [stichting] waar zij is begonnen met intensieve therapie, waaronder EMDR-therapie. Hoewel [minderjarige] het zelf ervaart alsof er niets gebeurt, is zij met verschillende behandelingen bezig. Dit is uiteengezet in het toekomstplan van oktober 2023. Een langer verblijf van [minderjarige] bij [stichting] is nodig. Zij heeft bij [stichting] een vertrouwde en veilige plek. [minderjarige] maakt stappen, maar gezien wordt dat het in het systeem onrustig blijft. De door [stichting] opgestelde risicoanalyse is zorgelijk. [minderjarige] heeft voor langere tijd behoefte aan veiligheid. Zij moet een basis krijgen om met haar weerbaarheid aan de slag te gaan en haar trauma’s te verwerken. Zonder verplicht kader is dat niet mogelijk. Wanneer [minderjarige] terug zal gaan naar een open groep, dan zal de situatie stagneren en zal zij mogelijk opnieuw een trauma oplopen. Dat moet worden voorkomen.
Tussen de GI en de vader is er al langere tijd geen basis voor een samenwerking. De vader schiet snel in emotie en kan forse bedreigingen uiten, ook in het bijzijn van [minderjarige] . Bij het laatste bezoekmoment is de situatie geëscaleerd en werd het onveilig voor [minderjarige] en de begeleiding. De GI heeft daarop besloten de omgang tussen de vader en [minderjarige] stop te zetten tot 15 december 2023. Daarna moet de omgang weer worden opgebouwd, maar hieraan zullen voorwaarden worden verbonden. Gezien wordt dat de moeder al langere tijd (emotioneel) niet beschikbaar is voor [minderjarige] . Zij heeft te kampen met eigen privéproblemen. De moeder is niet altijd trouw in haar bezoekmomenten aan [minderjarige] en ook is zij voor hulpverlening slecht bereikbaar.

Het standpunt van belanghebbenden

[minderjarige] heeft de kinderrechter, samengevat, verteld dat het goed met haar gaat. Zij vindt het vervelend om gesloten te moeten zitten. Volgens [minderjarige] gebeurt er niets en zit zij te veel binnen. Zij mag op bepaalde tijden op haar telefoon en een half uur naar buiten. De EMDR-therapie, nu tien sessies, levert [minderjarige] niets op. [minderjarige] heeft aangegeven hiermee te willen stoppen. [minderjarige] vindt het moeilijk dat zij haar vader niet meer mag zien. Dat haar moeder er bij de mondelinge behandeling niet is, terwijl zij dit wel had toegezegd, doet [minderjarige] pijn. [minderjarige] is het niet eens met het verzoek. Een voortzetting van de gesloten plaatsing voor zes maanden vindt zij te lang. Het liefste gaat [minderjarige] naar een open groep, zo lang dit niet bij [behandelcentrum] is.
Mr. Nederlof voert namens [minderjarige] , samengevat, aan dat zij goede stappen wil maken. Een overplaatsing naar een open groep hoort daar op termijn bij. Dit kan niet meer bij [behandelcentrum] . Een nieuwe traumatische ervaring moet worden voorkomen. [minderjarige] vraagt om perspectief. De GI wordt gevraagd haar dit perspectief te geven. Een gesloten plaatsing van zes maanden vindt [minderjarige] te lang. Dit doet bovendien geen recht aan de goede stappen die zij in de afgelopen periode heeft gezet. De situatie is complex en dat maakt dat de machtiging nu niet beëindigd kan worden. Wel wordt verzocht om de machtiging in duur te beperken tot drie maanden en een toetsmoment in te lassen. Bezien moet worden of EMDR-therapie voor [minderjarige] werkt. Daarnaast is het aan de GI om [minderjarige] in de tussentijd mee te nemen in het proces en haar duidelijkheid te geven over waar zij naartoe gaat. De oproep aan de GI is om [minderjarige] een stip aan de horizon te geven.
Namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij akkoord is met het verzoek. De moeder vindt het belangrijk dat [minderjarige] de juiste hulp krijgt en er ook wordt geluisterd naar wat zij hierin zelf het liefste wil. De moeder gaat er van uit dat de gesloten plaatsing zo kort mogelijk duurt en eindigt als dit niet meer nodig wordt geacht.
Door en namens de vader is, samengevat, aangevoerd dat hij geen vertrouwen heeft in de manier hoe zaken door de GI worden geregeld. De vader ontkent niet dat er zorgen zijn. Ook stelt de vader niet dat [minderjarige] naar huis moet. Bezien moet echter worden of er een minder vergaande maatregel is, althans een plek met meer vrijheden. Volgens de vader zorgen de GI en [stichting] niet voor een veilige omgeving voor [minderjarige] . Dat zij bijvoorbeeld wordt geconfronteerd met het blauwe oog van haar moeder is voor de vader onbegrijpelijk. Het stoort de vader dat alleen hem verwijten worden gemaakt, terwijl de GI niet kijkt naar het eigen handelen. Dat de vader niet altijd de juiste bewoordingen gebruikt en soms uit zijn slof kan schieten, wordt door hem niet ontkend. Wat daar achter zit, wordt door de GI niet verteld. Daar zit bij de vader de frustratie. Daarbij ontbreekt het aan continuïteit wat betreft jeugdzorgwerkers. Het vertrouwen van de vader is beschadigd. De GI moet hiermee aan de slag. Voorgesteld wordt om een gesprek te organiseren waarbij ieders hart kan worden gelucht en er een basis kan worden gevonden voor een samenwerking. De vader wil het beste voor [minderjarige] en de blikken moeten worden gericht op de toekomst. Ten aanzien van de machtiging gesloten plaatsing acht de vader het van belang dat [minderjarige] perspectief wordt geboden. Een ander alternatief dan een machtiging gesloten plaatsing is er op dit moment niet. De vader kan zich vinden in het door mr. Nederlof voorgestelde toetsmoment. Daarbij moet worden bezien wat in de afgelopen periode daadwerkelijk van de grond is gekomen en wat de concrete stappen zullen zijn. Het contact tussen de vader en [minderjarige] moet dan eveneens helder zijn.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet, kan een machtiging om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de hulp die de jeugdige nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is gebleken dat er nog steeds sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat [minderjarige] in haar leven al veel heeft meegemaakt en er thans sprake is van een complexe situatie. Er zijn grote zorgen op het gebied van haar seksuele ontwikkeling en identiteitsontwikkeling. [minderjarige] heeft veel onveiligheid meegemaakt en traumatische ervaringen waarvoor zij binnen haar plaatsing bij [stichting] intensieve behandeling krijgt. Hoewel [minderjarige] dit zelf anders ziet, acht de kinderrechter het gezien de problematiek van [minderjarige] noodzakelijk dat haar intensieve behandeling kan worden voortgezet vanuit de veilige omgeving van [stichting] . Er is bij [stichting] een risicotaxatie gedaan ten aanzien van het risico op ongeoorloofde afwezigheden, risico op zelfbeschadiging, risico op slachtofferschap en risico op middelengebruik. Het risico op slachtofferschap en zelfbeschadiging wordt hoog ingeschat. Ook gezien deze risico’s is het van belang dat [minderjarige] binnen geslotenheid en veiligheid van [stichting] verblijft en behandeling kan krijgen.
[minderjarige] heeft de kinderrechter verteld dat zij EMDR-therapie niet helpend vindt en dat zij wil stoppen met deze therapie. Daarnaast is het voor haar onduidelijk wat het toekomstplan is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de visie van de GI dat hierover duidelijkheid bestaat, niet strookt met de ervaring van [minderjarige] . Zij lijkt niet te weten wat er van haar wordt verwacht en waar zij naartoe werkt. Dit geldt niet alleen voor de te volgen behandeling, maar ook ten aanzien van het contact tussen de vader en [minderjarige] . Duidelijkheid is voor [minderjarige] heel belangrijk en zal helpend voor haar zijn.
Zowel [minderjarige] als de ouders beseffen dat er op dit moment geen ander alternatief is dan een gesloten plaatsing. [minderjarige] kan niet terug naar een van haar ouders. Een plaatsing op een open groep vormt op dit moment een te groot risico. Voorkomen moet worden dat [minderjarige] nieuwe trauma’s oploopt. Daarom is het van belang de gesloten plaatsing bij [stichting] te continueren.
De kinderrechter is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet. De kinderrechter acht een voortzetting van de machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen, haar te beschermen en een verdere ontwikkelingsbedreiging af te wenden.
Gezien de door [minderjarige] en de vader genoemde zorgen over de onduidelijkheid betreffende de behandeling van [minderjarige] , haar toekomst en het contact met de ouders ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek van de GI toe te wijzen voor de duur van vier maanden. De beoordeling van het resterende deel van het verzoek, de periode van 10 april 2024 tot 10 juni 2024, zal de kinderrechter aanhouden tot de hierna genoemde pro forma datum. Aldus is sprake van een tussentijds toetsmoment, zoals namens [minderjarige] en de vader is verzocht. Op deze manier kan de kinderrechter de ontwikkeling van [minderjarige] en de door de GI genomen vervolgstappen blijven volgen.
De kinderrechter verwacht dat de GI
uiterlijk op de hierna genoemde pro forma datumeen schriftelijk verslag zal uitbrengen, onder gelijktijdige verzending daarvan aan de advocaten van de ouders, over:
- de actuele stand van zaken betreffende de hulpverlening;
- het verloop van de hulpverlening vanaf heden met daarbij een tijdspad en een overzicht van gemaakte afspraken;
- het verloop van het contact tussen [minderjarige] en de ouders en de afspraken die hieromtrent met de ouders zijn gemaakt;
- ( indien mogelijk) het perspectief van [minderjarige] en indien dat nog niet aan te geven is: wanneer dit duidelijk wordt en of de GI al een bepaalde richting in denkt;
- het standpunt van de GI ten aanzien van het resterende deel van het verzoek.
Voor zover de GI het resterend deel van het verzoek handhaaft, wordt de GI verzocht uiterlijk één week voor de datum van de mondelinge behandeling een actuele instemmingsverklaring van een onafhankelijk gedragswetenschapper aan de kinderrechter toe te zenden.
De kinderrechter streeft ernaar een nieuwe mondelinge behandeling te plannen in de eerste week van april 2024. Gelet op de korte termijnen wordt alle betrokkenen verzocht om hiermee alvast rekening te houden in hun agenda.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 10 december 2023 tot uiterlijk 10 april 2024;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI aan tot
14 maart 2024 PRO FORMAin afwachting van het verslag van de GI zoals weergegeven in de beoordeling;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023 door mr. Pellikaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 14 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch