ECLI:NL:RBZWB:2023:8796

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/02/414880 / JE RK 23-1817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing bij vader wegens grensoverschrijdend gedrag van moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn noodzakelijk geacht vanwege het grensoverschrijdende gedrag van de moeder, die hulpverleners op een obsessieve en dreigende manier benadert. Dit gedrag heeft geleid tot een stagnatie in de hulpverlening en een stopzetting van de behandeling van de minderjarigen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om een stabiele en veilige omgeving te bieden, wat de ontwikkeling van de kinderen bedreigt. De kinderrechter heeft de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling (GI) als essentieel beschouwd om de situatie van de kinderen te monitoren en voorwaarden te scheppen voor hun welzijn.

De GI heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing met negen maanden. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen deze verlenging en betwist dat zij een gevaar vormt voor de kinderen. De vader steunt het verzoek van de GI en heeft zorgen geuit over het gedrag van de moeder, dat al sinds 2013 problematisch is. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van de kinderen niet is verbeterd en dat de verlenging van de maatregelen noodzakelijk is om hun veiligheid en ontwikkeling te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/414880 / JE RK 23-1817
Datum uitspraak: 7 december 2023
beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Eindhoven,
betreffende

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. B.P.A. van Beers te Roosendaal,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats 2] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 13 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de brief van de Raad van 30 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 31 oktober 2023;
- het e-mailbericht van mr. Van Beers van 13 november 2023, inhoudende dat de moeder een mondelinge behandeling wenst.
Op 7 december 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:,
- de vader;
- de advocaat van de moeder;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.
Hoewel daartoe correct opgeroepen, is de moeder niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Haar advocaat bevestigt de kinderrechter dat de moeder niet naar de rechtbank komt. De kinderrechter besluit daarop de mondelinge behandeling voor te zetten bij afwezigheid van de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben eerder van 29 september 2017 tot 28 december 2019 onder toezicht gestaan van de GI. Ook zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door middel van een machtiging uithuisplaatsing uit huis geplaatst geweest, eerst in een pleeggezin en daarna bij de vader.
Bij beschikking van 9 maart 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] opnieuw onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd. De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 februari 2022 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader met gezag verleend.
Laatstelijk, bij beschikking van 25 november 2022 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 9 december 2023. Tevens heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag verlengd tot 9 december 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met negen maanden.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader met gezag te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van de GI

Namens de GI wordt aan het verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het gedrag van de moeder blijft onveranderd. Zij blijft hulpverlening obsessief en dreigend benaderen. Hierbij denkt de moeder niet aan het indirecte effect van haar gedrag op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De GI heeft aangifte gedaan tegen de moeder in verband met stalking van de jeugdzorgwerker. Ook na deze aangifte gaat het gedrag van de moeder door. Zij uit zich met vele boze e-mails en telefoontjes naar alle bureaudiensten van de GI. Ook blijft de moeder vervelende berichtjes sturen naar de oude juf, zelfs nu die juf niet meer op de school van de minderjarigen werkt. De moeder mag niet in contact komen met de belangrijke personen in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit om een uitbarsting in hun bijzijn te voorkomen. Door het gedrag van de moeder stagneert het hulpverleningstraject. Het afgelopen jaar is de GI voornamelijk bezig geweest met het scheppen van randvoorwaarden voor de moeder. In juni 2023 is er een risicotaxatie afgenomen. Daaruit volgt dat bij de moeder het risico op toekomstige kindonveiligheid hoog is. Dit risico is gelegen in de factoren stabiliteit, regels en grenzen, psychiatrische problematiek, conflicten tussen gezinsleden, stress in het gezin, eigen boosheid onvoldoende reguleren, bagatelliseren van gesignaleerde opvoedproblemen en niet in staat om verandering aan te brengen in eigen gedrag. De GI ziet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] last hebben van de onvoorspelbaarheid van de moeder. Ook wordt gezien dat de moeder het moeilijk krijgt, wanneer [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor een langere periode bij de moeder zijn. Zo heeft de moeder [minderjarige 2] geslagen toen hij zich vervelend gedroeg, zomer 2023. De moeder zou een vertrouwenspersoon zoeken die haar zou vergezellen bij een gezamenlijk gesprek met de GI. De vertrouwenspersoon heeft zich teruggetrokken omdat ook hij vervelende berichten van de moeder kreeg. De GI staat nog steeds open voor een gesprek met de moeder, echter moet daarbij wel iemand aanwezig zijn. Waar het gaat om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is de situatie stabiel.
Omdat het gedrag van moeder onveranderd is, is een verlenging van beide maatregelen noodzakelijk.
De GI heeft zich afgevraagd of een gezagsbeëindigende maatregel tot de mogelijkheden behoort. De Raad heeft hierop een visie gegeven. De moeder geeft altijd toestemming wanneer dit nodig is. Daarvoor zijn wel meerdere gesprekken nodig. Door het gedrag van de moeder wordt de hulpverlening handelingsverlegen. Daar zit voor de GI de crux. Om die reden is ook [jeugdzorginstelling] gestopt. [jeugdzorginstelling] heeft bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een complex trauma vastgesteld, echter zij kunnen hen geen hulpverlening bieden, zolang de situatie onveranderd. De GI heeft gelet op het traject van de gezagsbeëindigende maatregel, meestal een traject van ongeveer zes maanden, verzocht om de maatregelen met negen maanden te verlengen.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij angstig is voor wat de toekomst gaat brengen. Met name dat er gezinspeeld wordt op een gezagsbeëindigende maatregel zorgt voor frustratie en een gevoel van onmacht. De moeder heeft het idee dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van haar worden afgepakt. Anders dan de GI vindt de moeder dat het herstel van de co-ouderschapsregeling wel tot de mogelijkheden behoort. De contactregeling zoals deze nu is wordt door de moeder nagekomen. De ouders laten zien dat zij ook dingen in het contact zelf kunnen regelen, echter wordt dit door de GI doorkruist. De moeder begrijpt niet waarom er niet gewerkt kan worden aan een uitbreiding van het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij is geen gevaar voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De moeder vraagt zich af wat de bedoeling is van de GI met een eventuele beëindiging van haar gezag. Een gezagsbeëindiging verandert het gedrag van de moeder niet. Zij geeft altijd haar toestemming als dat nodig is en zij blokkeert hulpverlening niet. Dat de hulpverlening met een gezagsbeëindigende maatregel niet meer handelingsverlegen zou zijn, wordt ook betwist. Verwacht wordt dat een gezagsbeëindigende maatregel juist averechts zal gaan werken, het de angst van de moeder zal bevestigen en de moeder mogelijk juist krampachtiger gaat reageren.
De moeder ziet het liefst dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet verlengd worden. Om die reden wordt de kinderrechter verzocht het verzoek van de GI af te wijzen. Mochten de maatregelen worden verlengd, dan staat de moeder open voor het hebben van een gesprek met de GI. Er moet een werkbare situatie komen, dan wel een goede basis voor overleg.
Door de vader is, samengevat, naar voren gebracht dat hij achter het verzoek staat. Een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing is nodig. Ook staat de vader achter een beëindiging van het gezag ten aanzien van de moeder. Zonder betrokkenheid van de GI acht de vader de ouders niet capabel om het ouderschap samen vorm te geven en afspraken te maken. De moeder mag niet meer op de lagere school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] komen, omdat de school haar dat verboden heeft. De vader houdt zijn hart vast voor de tijd dat zij naar de middelbare school gaan. De vader verwacht niet dat het gedrag van de moeder zal veranderen. De eerste meldingen over haar gedrag dateren van 2013. Het is onwaar dat de moeder haar best zou doen om hulpverlening voor zichzelf te zoeken. Er gaat hierin niets gebeuren en zij zal nooit inzage geven in wat er met haar aan de hand is. Hoewel de contactregeling nu goed gaat en de moeder goed is voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zijn er ook zorgen. Er zijn verschillende meldingen gedaan bij Veilig Thuis. Wanneer de GI betrokken blijft geeft dat rust en een beëindiging van het gezag eveneens.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar, als aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar, als aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan.
Verlenging ondertoezichtstelling
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden onverminderd in hun ontwikkeling bedreigd. Zij bevinden zich in een loyaliteitsconflict en worden structureel blootgesteld aan het gedrag van de moeder. Aan het verwerken van hun trauma komen zij niet toe; praktijk [jeugdzorginstelling] heeft de behandeling stopgezet. Verdere behandeling heeft geen zin, omdat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog altijd worden blootgesteld aan hun trauma.
Nog altijd wordt gezien dat het gedrag van de moeder jegens de GI, hulpverlening en andere bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betrokken personen grensoverschrijdend is. Al in 2021 meldt Veilig Thuis dat de moeder in toenemende mate verward gedrag laat zien in het bijzijn van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De moeder blijft hulpverlening obsessief en dreigend benaderen. Hierin is geen verandering gekomen. Zo blijft zij boze e-mails sturen, benadert zij boos alle bureaudiensten van de GI en heeft de jeugdzorgwerker aanleiding gezien om aangifte tegen de moeder te doen. De moeder gaat eraan voorbij wat haar gedrag met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] doet en dat het hun traumaverwerking stagneert. De kinderrechter acht dit zorgelijk.
Door haar gedrag acht de GI het niet mogelijk dat de moeder een groter aandeel in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op zich kan nemen. De kinderrechter ondersteunt dit. Ook wordt gezien dat de moeder het moeilijk heeft als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] langere tijd bij haar zijn, zo ook afgelopen zomervakantie. Bovendien heeft de kinderrechter kennisgenomen van de in 2023 afgenomen risicotaxatie, waaruit volgt dat het risico op toekomstige kindonveiligheid hoog is.
Nu de situatie ten opzichte van de vorige verlenging van de maatregelen niet is gewijzigd, kan de kinderrechter niet anders dan de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen. Betrokkenheid van de GI blijft nodig om voorwaarden te scheppen, de situatie rondom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te monitoren en inzet van hulpverlening te waarborgen. De plaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader, mag niet in gevaar komen. Bovendien heeft de GI geen zorgen over de woonsituatie bij de vader. Gebleken is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader voldoende tot ontwikkeling komen.
Al het voorgaande betekent dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zullen worden verlengd voor de gevraagde periode. De kinderrechter vindt het belangrijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de juiste behandeling krijgen. In de komende periode moet er meer inzicht komen op hoe zij zich kunnen versterken tegen het gedrag van de moeder. Voor de vader geldt dat hij moet leren omgaan met de problematiek van de moeder. Daarnaast is het voor ieders belang noodzakelijk dat de GI een knoop doorhakt over de vraag of een eventuele beëindiging van het gezag van de moeder een oplossing kan bieden. De kinderrechter heeft begrepen dat dit ook zou kunnen door vader te steunen in een eventueel in te dienen verzoek om het hoofdverblijf en het gezag te wijzigen. Dit kan niet boven de markt blijven hangen. De kinderrechter ziet geen reden om af te wijken van de door de GI verzochte duur van negen maanden.
Tot slot doet de kinderrechter de dringende oproep aan de moeder om haar gedrag aan te passen en zich te voegen naar wat de GI en andere hulpverlening in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] achten. Genoegzaam is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] last hebben van de onvoorspelbaarheid van de moeder. Dit kan niet blijven voortduren.
Uitvoerbaar bij voorraad
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 9 december 2023 tot 9 september 2024;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader met gezag met ingang van 9 december 2023 tot 9 september 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch