ECLI:NL:RBZWB:2023:8798

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/02/413940 / JE RK 23-1646
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ouderschapscommunicatie en betrokkenheid van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 7 juni 2023 en zou aflopen op 7 december 2023. De gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging van zes maanden, tot 7 juni 2024, vanwege de aanhoudende spanningen tussen de ouders die een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen. De ouders, die beiden werkzaam zijn in de luchtvaart, hebben moeite om constructief met elkaar te communiceren, wat leidt tot een onduidelijke zorgregeling voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig een ouderschapsplan op te stellen en dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2023 zijn de ouders en een vertegenwoordiger van de GI verschenen. De kinderrechter heeft kennisgenomen van eerdere correspondentie en gesprekken met de minderjarigen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds bedreigd wordt door de conflicten tussen de ouders en dat er een dringende noodzaak is voor verbetering van de communicatie en samenwerking tussen hen. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan een ouderschapsplan en heeft de GI de opdracht gegeven om hen hierin te ondersteunen.

De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders zijn verplicht om binnen de gestelde termijn te werken aan de communicatie en het opstellen van een ouderschapsplan, met de GI als ondersteunende factor. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/413940 / JE RK 23-1646
Datum uitspraak: 7 december 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

wonende te [woonplaats 1] ( [land] ),
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.R.M. Voorvaart te Breda,

[de vader] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M. van Maanen te Amsterdam.

Het (verdere) procesverloop

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 29 november 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van de moeder van 1 december 2023.
De kinderrechter de behandeling van de zaak voortgezet tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren van 7 december 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de vader,
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De kinderrechter merkt volledigheidshalve op dat de advocaten van de ouders niet bij de mondelinge behandeling zijn verschenen.
De [minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek. Hiervan heeft zij op 22 november 2023 gebruik gemaakt. De kinderrechter merkt op dat een collega kinderrechter met [minderjarige 1] heeft gesproken. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de aantekeningen van dat gesprek.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.
Bij beschikking van 7 juni 2023 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI tot 7 december 2023. Bij voormelde beschikking van 29 november 2023 is die maatregel, in overleg met de ouders en hun advocaten, ambtshalve verlengd tot 21 december 2023 onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

Het (nadere) verzoek

Thans ligt het volgende resterende verzoek nog ter beoordeling aan de kinderrechter voor.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, zijnde tot 7 juni 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de GI

Namens de GI wordt aan het verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden nog altijd zeer belast met de strijd en het wantrouwen tussen de ouders. Dit leidt tot een ontwikkelingsbedreiging op emotioneel vlak en ten aanzien van de loyaliteitsontwikkeling. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uiten zich weinig, omdat zij bang zijn dat de ouders ruzie gaan maken of negatief praten over elkaar. De ouders zijn uit elkaar gegaan en in 2021. Er waren veel conflicten tussen de ouders waarbij er ook sprake was van huiselijk geweld en betrokkenheid van politie. In februari 2023 zijn er nog meldingen gedaan bij Veilig Thuis. Het is van belang dat de ouders een ouderschapsplan opstellen. Dit is hen nog niet gelukt, omdat er steeds conflicten zijn over bijna ieder onderwerp. De ouders zijn beide werkzaam in de luchtvaart waardoor zij een onregelmatig rooster hebben. Dit maakt het maken van afspraken over een passende zorgregeling moeilijk. De GI complimenteert de ouders dat zij in de afgelopen periode wel hebben laten zien dat zij met elkaar kunnen communiceren. Nu moeten zij nog leren om ook constructief met elkaar te communiceren. De GI verwacht in de komende periode van zes maanden dat ingezet kan worden op het verbeteren van de communicatie tussen ouders, een ouderschapsplan kan worden opgesteld en er een kindbehartiger kan worden betrokken. Dat beide ouders openstaan voor het opstellen van een ouderschapsplan geeft de GI hoop voor de toekomst. Hiervoor is nodig dat ouders naast individuele gesprekken, ook gezamenlijk het gesprek bij de hulpverlening aan zullen gaan.

Het standpunt van belanghebbenden

Door de moeder is, samengevat, naar voren gebracht dat het verdelen van de zorg het grootste punt van discussie is. De vader onderhandelt hierover niet met de moeder. Zij doet voorstellen, maar er komt daar geen tegenvoorstel op terug. De huidige zorgregeling is onduidelijk en zorgt voor discussies. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weten niet waar zij aan toe zijn. De moeder ervaart het alsof alleen zij verantwoordelijk is voor het vinden van een oppas. Echter, ook van de vader mag hierin verantwoordelijkheid worden verwacht. Er moet bovendien een back-up plan komen voor het geval de ouders beide in het buitenland zijn en zij niet snel naar huis kunnen komen. Er moet voor dat geval iets geregeld zijn. Voor de moeder is een verlenging van de ondertoezichtstelling akkoord. Zij vraagt de vader zich aan de beschikking te houden die ziet op de zorg- en contactregeling.
Door de vader is, samengevat, naar voren gebracht dat er tussen de ouders wordt gecommuniceerd. Echter, niet effectief genoeg en daar moeten de ouders aan werken. De vader staat achter een verlenging van de ondertoezichtstelling. De bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen zijn niet behaald. Er is nog niemand voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en er is nog geen ouderschapsplan opgesteld. De visie van de ouders verschilt te veel. Er is een derde nodig die de ouders sturing geeft. Zij kunnen niet zelf tot een ouderschapsplan komen.

De (nadere) beoordeling

Bevoegdheid
De kinderrechter constateert ten eerste dat de moeder de Belgische nationaliteit heeft en sinds februari 2023 in België woonachtig is. Ook [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geboren in België. Dit maakt dat de zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter dient te beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijk recht te bepalen.
Ingevolge artikel 8 lid 1 van de Verordening Brussel II-ter (Verordening (EG) nr. 2201/2003) zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt. Nu de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Toepasselijk recht
De vraag welk recht van toepassing is, het Belgische of het Nederlandse, dient beantwoord te worden naar de regels van internationaal privaatrecht. Deze regels zijn op het punt van de ouderlijke verantwoordelijkheid vastgelegd in het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996 (HKV 1996; Trb. 1997/299), dat voor Nederland op 1 mei 2011 in werking is getreden.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
Ondertoezichtstelling
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar, als aan de grond bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onverminderd in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderrechter ziet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] last hebben van de spanningen tussen hun ouders. Zij worden belast met de onderlinge strijd en het wantrouwen tussen hun ouders. De verstandhouding tussen de ouders is, hoewel zij met elkaar blijven communiceren, verstoord. Hierdoor worden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun emotionele ontwikkeling bedreigd. Ook een loyaliteitsconflict ligt hierdoor op de loer. Daarnaast is gebleken dat de bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen niet zijn behaald.
Ondanks dat er sprake is van een vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, is er nog geen stabiele basis van waaruit de ouders invulling kunnen geven aan hun ouderschap. Het werk van beide ouders in de luchtvaart is een factor die dit bemoeilijkt.
Noodzakelijk is dat de ouders constructief met elkaar communiceren en dat er een ouderschapsplan wordt vastgesteld. In verband met wachtlijstproblematiek is de hulpverlening die hierop ziet vertraagd. Gebleken is eerder al dat het de ouders niet lukt om in een vrijwillig kader tot oplossingen te komen. Betrokkenheid van de GI blijft hierin nodig. De kinderrechter gaat ervan uit dat de hulpverlening op korte termijn met de ouders stappen zal maken en binnen de verzochte termijn resultaat heeft. De verwachting is dat er na zes maanden een ouderschapsplan is en dit [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de ouders meer rust zal geven. De ouders stellen zich bereidwillig op en dat biedt hoop op een door beide ouders gedragen ouderschapsplan. Wanneer het traject met de hulpverlening niet leidt tot een ouderschapsplan waar de beide ouders achter staan, dan heeft de GI de mogelijkheid om in het kader van artikel 265g van boek 1 van het BW, aan de kinderrechter een verzoek te doen om een regeling vast te stellen. Ook dit lijkt binnen de verzochte duur van 6 maanden haalbaar. In beide gevallen wordt van de ouders verwacht dat zij er alles aan doen om eerst tot een ouderschapsplan te komen en vervolgens zich in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de overeengekomen of vastgestelde regeling te houden.
De kinderrechter acht het van belang dat er door de ouders, ook als het ouderschapsplan is opgemaakt, gewerkt blijft worden aan de onderlinge communicatie. Immers, ook nadat het ouderschapsplan is opgesteld, is communicatie tussen de ouders nodig. Daarnaast is het van belang dat er voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een kindbehartiger wordt ingezet, zodat zij belastende ervaringen kunnen verwerken. De kinderrechter geeft de GI mee dat hierop niet langer kan worden gewacht.
Uitvoerbaar bij voorraad
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 21 december 2023 tot 7 juni 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.