In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van een minderjarige. De man en de vrouw, die een affectieve relatie hebben gehad, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2014. De rechtbank heeft eerder in 2016 en 2018 afspraken gemaakt over de kinderalimentatie, waarbij de man aanvankelijk € 296,- per maand moest betalen, later verlaagd naar € 133,- per maand. De man heeft op 25 juli 2023 een verzoek ingediend om de kinderalimentatie te wijzigen naar nihil, en heeft in oktober 2023 een overeenkomst bereikt met de vrouw over een nieuwe bijdrage van € 25,- per maand, die de vrouw aan de man zou betalen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de wijziging van de alimentatie en heeft het verzoek van de man om de bijdrage op nihil te stellen en de nieuwe bijdrage van € 25,- per maand te bevestigen, toegewezen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct in werking kan treden, ongeacht een eventueel hoger beroep. De rechtbank heeft ook het verzoek van de man tot proceskostenveroordeling van de vrouw afgewezen, gezien de aard van de zaak en de bereikte overeenstemming tussen partijen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.