ECLI:NL:RBZWB:2023:8828

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/02/414185 / JE RK 23-1685
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 16 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, M. Dijkman, een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die de gecertificeerde instelling is, om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen voor een periode van 12 maanden. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld bij beschikking van 24 maart 2022 en verlengd tot 4 december 2023 bij beschikking van 2 november 2023.

Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder van [minderjarige 1], haar advocaat mr. S.J. Nijssen, een vertegenwoordiger van de GI, en een zittingsvertegenwoordigster van de Raad aanwezig. De biologische vader van [minderjarige 2], [de vader], was ook aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. Tiggelaar, om zijn verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt te bespreken. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het prematuur is om de vader als belanghebbende aan te merken, gezien de onduidelijkheid over zijn juridische positie.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt sinds haar ontslag uit [zorginstelling] en dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van [minderjarige 1] te waarborgen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] te verlengen met ingang van 4 december 2023 tot 4 november 2024, en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414185 / JE RK 23-1685
Datum uitspraak: 16 november 2023
nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2022,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. S.J. Nijssen te Goes.

1.Het nadere procesverloop

1.1
Het nadere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 2 november 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- de brief van mr. Tiggelaar van 14 november 2023.
1.2
Op 16 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, gezamenlijk met de behandeling van de verzoeken in de procedure met zaak- en rekestnummer C/02/409608 / FA RK 23-2293. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.
De biologische vader van [minderjarige 2] , [de vader] , bijgestaan door zijn advocaat mr. Tiggelaar te Middelburg, heeft de mondelinge behandeling bijgewoond voor zover deze betrekking had op het verzoek van de vader om hem als belanghebbende aan te merken en de beslissing op dit verzoek.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
Bij beschikking van 24 maart 2022 is de toen nog ongeboren [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 24 maart 2022 en tot 4 november 2022. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 2 november 2023 verlengd tot 4 december 2023.

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verzocht voor de duur van 12 maanden. Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog een beslissing geven over het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, te weten van 4 december 2023 en tot 4 november 2023.

4.De standpunten

4.1
De GI handhaaft het restant van het verzoek. De moeder heeft sinds haar ontslag uit [zorginstelling] (in mei 2022) grote groei laten zien. De relatie met de vader van [minderjarige 1] is sindsdien beëindigd gebleven. [thuiszorg] is vanuit de ambulante opvoedhulp betrokken. Omdat het goed gaat bij de moeder thuis wordt deze thuisbegeleiding steeds verder afgebouwd. [zorginstelling] blijft nog wel betrokken bij de moeder omdat zij nog steeds angstig is voor de vader. Ook het GIA-team blijft betrokken. Het verzoek van de vader omtrent de vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige 1] en de door hem gedane overige verzoeken omtrent de omgang en het gezag geven de moeder veel stress. Vanwege haar angst voor de vader durfde de moeder ook niet naar de mondelinge behandeling te komen. Gezien het turbulente verleden tussen de moeder en [de vader] blijft de betrokkenheid van de GI nodig om hen te ondersteunen.
4.2
De advocaat van de moeder voert aan dat de moeder geen verweer voert tegen verlenging van de ondertoezichtstelling. Het restant van het verzoek van de GI kan worden toegewezen.

5.De nadere beoordeling

Belanghebbende
5.1
Bij brief van 14 november 2023 heeft mr. Tiggelaar de kinderrechter verzocht de vader als belanghebbende in deze procedure aan te merken. De kinderrechter oordeelt als volgt. Gebleken is dat de vader de biologische vader van [minderjarige 1] is. Omtrent zijn juridische positie bestaat er nog geen duidelijkheid. Er dient door de rechtbank nog een beslissing te worden genomen op het verzoek van de vader tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning. De kinderrechter acht het gezien deze stand van zaken prematuur om de vader nu als belanghebbende in deze procedure aan te merken.
Inhoudelijke beoordeling
5.2
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is aangevoerd tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd omdat zij nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Gebleken is dat de moeder grote groei heeft laten zien na haar opname in [zorginstelling] . Zij ontvangt begeleiding vanuit [thuiszorg] en ook [zorginstelling] en het GIA-team blijven nog bij haar betrokken. De positieve stappen die de moeder zet zijn echter nog precair en dienen goed door de GI te worden gemonitord. De moeder is het ook eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling.
5.4
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] met ingang van 4 december 2023 en tot 4 november 2024;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023 door mr. Dijkman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier en op schrift gesteld op 15 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.