ECLI:NL:RBZWB:2023:8829

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/02/414139 / JE RK 23-1678
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 16 november 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige 1]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 4 november 2020 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, de moeder en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming.

De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van 12 maanden, omdat de ontwikkeling van [minderjarige 1] nog steeds bedreigd wordt. De moeder heeft significante vooruitgang geboekt sinds haar ontslag uit een zorginstelling, maar er zijn nog zorgen over de omgang met de vader, die ook een rol wil spelen in het leven van [minderjarige 2], het zusje van [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader als belanghebbende moet worden aangemerkt, gezien zijn juridische status en betrokkenheid bij de minderjarige.

De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen. De moeder heeft begeleiding nodig om de omgang met de vader te faciliteren, en de GI blijft betrokken om de situatie te monitoren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/414139 / JE RK 23-1678
Datum uitspraak: 16 november 2023
nadere beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ;
advocaat: mr. S.J. Nijssen te Goes.
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. W. Tiggelaar te Middelburg.

1.Het nadere procesverloop

1.1
Het nadere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 2 november 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- de brief van mr. Tiggelaar van 14 november 2023.
1.2
Op 16 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, gezamenlijk met de behandeling van de verzoeken in de procedure met zaak- en rekestnummer C/02/409608 / FA RK 23-2293 en het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] , het (half) zusje van [minderjarige 1] , bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/414185 / JE RK 23-1685. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een zittingsvertegenwoordiger van de Raad.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
Bij beschikking van 4 november 2020 is – de toen nog ongeboren – [minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 4 november 2021. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 4 december 2023.
2.3
De kinderrechter heeft bij beschikking van 9 september 2021, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende, een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 9 september 2021 en tot 23 september 2021. Deze machtiging tot uithuisplaatsing is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 4 februari 2023.

3.Het verzoek

3.1
De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verzocht voor de duur van 12 maanden. Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog een beslissing geven over het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling, te weten van 4 december 2023 en tot 4 november 2023.

4.De standpunten

4.1
De GI voert in het verzoek en tijdens de mondelinge behandeling aan dat het noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd omdat [minderjarige 1] nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder heeft sinds haar ontslag bij [zorginstelling] in mei 2022 grote groei heeft getoond. De relatie met de vader is sindsdien beëindigd. Alle kinderen wonen sinds begin 2023 weer bij de moeder thuis. [thuiszorg] is betrokken bij de moeder vanuit ambulante opvoedhulp en omdat het goed gaat bij de moeder thuis wordt deze thuisbegeleiding verder afgebouwd. [zorginstelling] en het GIA-team zijn nog steeds betrokken bij de moeder omdat zij angst heeft richting de vader. Gezien het turbulente verleden tussen de ouders en het feit dat de vader ook een rol wil gaan spelen in het leven van [minderjarige 2] blijft de betrokkenheid van de GI nog nodig om hen te ondersteunen. De bezoeken tussen [minderjarige 1] en haar vader verlopen goed. Zij vinden nu plaats op diverse neutrale bezoeklocaties. De vader sluit goed aan bij [minderjarige 1] en [minderjarige 1] zoekt ook troost bij hem. Op korte termijn kunnen de bezoeken doorgaan in een meer huiselijke bezoekruimte van [thuiszorg] . De bezoeken zijn nu uitgebreid naar 3 uur per week onder begeleiding. Ook de opa en oma sluiten voor een stuk aan bij de bezoeken. Er blijft nog begeleiding nodig om afspraken met opa en oma te maken over aparte bezoeken tussen hen en [minderjarige 1] . De moeder heeft daarin nog begeleiding nodig. Het lukt de moeder nog niet om zelf tot afspraken te komen met de vader. Er blijft begeleiding nodig en ook moet er nog meer zicht komen op de opvoedmogelijkheden van de vader. Daarnaast blijft de betrokkenheid van de GI noodzakelijk vanwege de opbouw van de omgang.
4.2
De advocaat van de moeder voert aan dat de moeder geen verweer voert tegen verlenging van de ondertoezichtstelling. Het restant van het verzoek van de GI kan worden toegewezen.
4.3
Door en namens de vader wordt aangevoerd dat hij het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling.

5.De nadere beoordeling

Belanghebbende
5.1
Bij brief van 14 november 2023 heeft mr. Tiggelaar de kinderrechter verzocht de vader als belanghebbende in deze procedure aan te merken. De kinderrechter oordeelt als volgt. De vader is de juridische vader van [minderjarige 1] . De vader is betrokken op [minderjarige 1] en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is gericht op de omgang tussen de vader en [minderjarige 1] . De kinderrechter is van oordeel dat daardoor zich voldoende feitelijke omstandigheden voordoen die maken dat de vader als belanghebbende over [minderjarige 1] dient te worden aangemerkt. Het verzoek van de vader daartoe zal dan ook worden toegewezen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.4
Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen is aangevoerd tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd omdat zij nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Gebleken is dat de moeder grote groei heeft laten zien na haar opname in [zorginstelling] . Zij ontvangt begeleiding vanuit [thuiszorg] en ook [zorginstelling] en het GIA-team blijven nog bij haar betrokken. De positieve stappen die de moeder zet zijn echter nog precair en dienen goed door de GI te worden gemonitord. Uit hetgeen de GI naar voren heeft gebracht blijkt dat de moeder nog steeds angstig is voor de vader. Het is daarom dat de GI betrokken blijft ook gelet op het feit dat de omgang tussen de vader en [minderjarige 1] verder moet worden vormgegeven. De moeder is zelf nog niet in staat om dit contact tussen de vader en [minderjarige 1] vorm te gaan geven dus is het noodzakelijk dat de GI daarin de regie pakt. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5.5
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] met ingang van 4 december 2023 en tot 4 november 2024;
6.2
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023 door mr. Dijkman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier en op schrift gesteld op 15 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.