ECLI:NL:RBZWB:2023:8830

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/02/415891 / JE RK 23-1996
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling van minderjarige wegens ernstige zorgen over ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 november 2023 een verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige toegewezen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft tijdens de mondelinge behandeling ernstige zorgen geuit over de ontwikkeling van de minderjarige, die in een problematische situatie verkeert tussen haar ouders. De minderjarige, geboren in 2009, heeft in het verleden geen contact gehad met haar moeder vanwege vermeend seksueel misbruik, maar verblijft momenteel bij haar moeder. De Raad heeft geconstateerd dat de minderjarige zich niet veilig voelt, schoolverzuim vertoont en dat de hulpverlening stagneert. De ouders zijn niet in staat om gezamenlijk beslissingen te nemen over de minderjarige, wat de noodzaak voor een onafhankelijke derde onderstreept. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld, en heeft besloten de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een periode van drie maanden. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke hulpverlening direct kan ingaan, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415891 / JE RK 23-1996
Datum uitspraak: 10 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Middelburg,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. N. van Vliet te Breda.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van de Raad strekkende tot een voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] ;
- het op schrift gestelde verzoek van de Raad met bijgevoegde onderbouwing van 13 november 2023.
1.2
Op 10 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, gelijktijdig met de aanhangig zijnde kort geding-procedure tussen de ouders, geregistreerd onder nummer C/02/415106 /
KG ZA 23-519.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een zittingsvertegenwoordiger van de Raad.

2.Het verzoek

2.1
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden.

3.De standpunten

3.1
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat de Raad zich ernstig zorgen maakt over [minderjarige] en over haar ontwikkeling. Er is sprake van een ernstig vermoeden dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat aan de gronden voor de ondertoezichtstelling is voldaan. Waar er jarenlang geen contact was tussen de moeder en [minderjarige] vanwege vermeend seksueel misbruik in de opvoedsituatie bij de moeder is de situatie nu volledig omgedraaid. De geschiedenis lijkt zich te herhalen alleen dan nu omgekeerd. Daar waar [minderjarige] eerst zorgelijke uitspraken deed over de situatie bij de moeder thuis lijkt zij deze nu te doen over de situatie bij vader thuis. Ook zou [minderjarige] volgens vader mogelijk contacten onderhouden met meerderjarige mannen. Moeder weet hier niet van af. [minderjarige] zit ontzettend klem tussen haar beide ouders. Ze voelt zich niet veilig op school, gaat regelmatig niet naar school en ook de buddy van [jeugdzorg] die zij had aangewezen is stopgezet. De reeds voor [minderjarige] ingezette hulpverlening lijkt te stagneren. Het is op dit moment onduidelijk hoe het met [minderjarige] gaat en daar moet meer zicht op komen. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is in juli 2023 geëindigd. Op 28 september 2023, de dag van de overdracht van Jeugdbescherming Brabant naar het CJG is [minderjarige] bij haar vader thuis weggegaan en naar haar moeder vertrokken. De verhalen van beide ouders verschillen hierin. Gegeven is wel dat [minderjarige] sindsdien bij haar moeder en stiefvader verblijft en zij geen enkel contact met haar vader heeft. Sinds het verblijf van [minderjarige] bij haar moeder is haar schoolverzuim toegenomen en heeft zij het contact met haar JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) stopgezet. De uitspraken die [minderjarige] doet maken dat de Raad van mening is dat er iets speelt met/bij [minderjarige] waar zij zeer spoedig hulp voor nodig heeft, of de uitspraken nu kloppen of niet. Het lukt ouders niet om hier gezamenlijk beslissingen over te nemen. Het is nodig dat er een spoedmaatregel komt in de vorm van een voorlopige ondertoezichtstelling. Gelet op hetgeen er in het verleden is gebeurd alsmede de uitspraken die [minderjarige] nu doet is het van groot belang dat er zicht op de situatie komt door een onafhankelijke derde. Het is nodig dat er zicht komt op de situatie bij de moeder (gelet op de uitspraken die [minderjarige] in het verleden heeft gedaan) en dat er hulp komt in de thuissituatie bij de moeder, voor zowel [minderjarige] als voor de moeder en stiefvader. Dit om te bezien of de situatie voor [minderjarige] nu veilig is en om duidelijk te krijgen wat er nodig is in de thuissituatie (indien deze veilig is) om ervoor te zorgen dat [minderjarige] de hulp krijgt die ze nodig heeft. De Raad heeft op voorhand contact gezocht met Jeugdbescherming Brabant, aangezien zij eerder als gecertificeerde instelling de ondertoezichtstelling over [minderjarige] heeft uitgevoerd, en zij heeft aangegeven dat ze de zaak direct kan oppakken.
3.2
De vader voert geen verweer tegen het verzoek tot de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Hij maakt zich ook ernstige zorgen over [minderjarige] en erkent dat dat er hulpverlening nodig is. Het lukt ouders niet om gezamenlijk beslissingen ten aanzien van [minderjarige] te nemen nu er nog steeds sprake is van een fikse ouderstrijd dus om die reden is het goed dat een onafhankelijke derde betrokken wordt.
3.3
De moeder voert ook geen verweer tegen het verzoek van de Raad. Zij ziet in dat een voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk is.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van de informatie, zoals weergegeven in het verzoek, komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Een voorlopige ondertoezichtstelling is noodzakelijk om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. Net als de Raad maakt de kinderrechter zich ernstige zorgen over de situatie van [minderjarige] . Waar er jarenlang geen contact was tussen de moeder en [minderjarige] vanwege vermeend seksueel misbruik is de situatie nu volledig omgedraaid. De geschiedenis lijkt zich te herhalen alleen dan nu omgekeerd. Daar waar [minderjarige] eerst zorgelijke uitspraken deed over de situatie bij de moeder thuis lijkt zij deze nu te doen over de situatie bij vader thuis.
[minderjarige] verblijft, na jarenlang geen contact met haar moeder te hebben gehad, momenteel volledig bij haar moeder en heeft nu geen enkel contact met haar vader. [minderjarige] zit ontzettend klem tussen haar beide ouders. Rondom de schoolgang van [minderjarige] zijn problemen gerezen en ook de reeds voor haar ingezette hulpverlening lijkt te stagneren. Met de Raad is de kinderrechter van oordeel dat gelet op de uitspraken die [minderjarige] doet er met spoed hulp voor haar dient te worden ingezet. Het is van groot belang dat er zicht komt op de situatie bij beide ouders, dit om te bezien of de situatie voor [minderjarige] veilig is en wat voor haar de beste plek is op dit moment. Het is aan de GI om duidelijk te krijgen wat er nodig is om ervoor te zorgen dat [minderjarige] de hulp krijgt die ze nodig heeft. Nu Stichting Jeugdbescherming Brabant eerder met de ondertoezichtstelling over [minderjarige] is belast zal de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een termijn van drie maanden (artikel 1:257 BW).
4.2
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
stelt [minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 10 november 2023 en tot 10 februari 2024;
5.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2023 door mr. Dijkman kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 29 november 2023.