In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 november 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De minderjarigen, geboren in 2018 en 2021, wonen bij hun moeder, terwijl het ouderlijk gezag gezamenlijk door beide ouders wordt uitgeoefend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de onrustige opvoedsituatie, gekenmerkt door frequente ruzies tussen de ouders, waarbij ook de politie betrokken is geweest. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor een periode van 12 maanden, met als doel de veiligheid en stabiliteit voor de kinderen te waarborgen.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader, die de nationaliteit van Sierra Leone heeft, zich zorgen maakt over het contact met zijn kinderen, aangezien hij hen al geruime tijd niet heeft gezien. De moeder daarentegen heeft ernstige twijfels over de geschiktheid van de vader als opvoeder en staat niet achter omgang tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende heeft opgeleverd en dat er een noodzaak is voor een ondertoezichtstelling om de ontwikkeling van de kinderen te beschermen.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorg voor de kinderen te waarborgen en dat er een reële verwachting is dat met de juiste hulpverlening de ouders binnen een aanvaardbare termijn weer in staat zullen zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor de duur van 12 maanden uitgesproken, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is, zodat de noodzakelijke hulpverlening direct kan worden ingezet.