ECLI:NL:RBZWB:2023:8834

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/02/414631/ JE RK 23-1769
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige onder toezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 november 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016, die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De moeder is belast met het ouderlijk gezag en heeft in het verleden te maken gehad met problemen rondom drugsgebruik. De kinderrechter heeft eerder al verschillende maatregelen getroffen, waaronder ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige.

De gecertificeerde instelling heeft verzocht om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat er zorgen zijn over het drugsgebruik van de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder hard werkt aan haar herstel, maar dat er nog onvoldoende duidelijkheid is over haar situatie. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 29 maart 2024, onder de voorwaarde dat er binnen deze periode meer duidelijkheid komt over de mogelijkheid van drugstesten en de ontwikkeling van een nieuw netwerk voor de moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarige niet in gevaar komt.

De kinderrechter heeft benadrukt dat zowel de moeder als de gecertificeerde instelling zich inspannen om het vertrouwen in elkaar te herstellen, wat essentieel is voor de toekomst van de minderjarige. De behandeling van het restant van het verzoek zal plaatsvinden in maart 2024, waarbij de gecertificeerde instelling een verslag van de stand van zaken moet indienen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens : C/02/414631/ JE RK 23-1769
datum uitspraak: 23 november 2023
beschikking verlenging machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige] ,geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I. de Dobbelaere-Woets te Terneuzen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 6 oktober 2023;
- de brief van de GI van 15 november 2023, inhoudende een wijziging van het verzoek;
- de brief van 17 november 2023 van mr. De Dobbelaere-Woets.
1.2.
Op 23 november 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige]
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 1 december 2015 is de toen nog ongeboren [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 1 december 2015 en tot 1 december 2016. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd tot 1 december 2017.
2.3
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 juli 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 7 juli 2023 en tot 7 juli 2024.
2.4
De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 augustus 2023 een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 29 augustus 2023 en tot 12 september 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.
2.5
De kinderrechter van deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 september 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 12 september 2023 en tot 29 november 2023. Op grond hiervan verblijft [minderjarige] in een pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt, na wijziging, verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] met ingang van 29 november 2023 en tot 6 juli 2024.

4.De standpunten

4.1
De GI handhaaft het verzoek. [minderjarige] woont sinds 12 september jl. in een pleeggezin. [minderjarige] ziet haar moeder graag en de omgang verloopt ook goed. De omgang vindt plaats elke woensdag in het [opvangadres] voor de duur van anderhalf uur. De belmomenten tussen de moeder en [minderjarige] worden door de pleegouders begeleid. De GI heeft in eerste instantie verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van 2 maanden om in de tussentijd duidelijkheid te krijgen of de moeder haar verslaving onder controle kan houden en bij een mogelijke terugval transparant kan zijn in en naar de hulpverlening. Medio november jl. heeft de GI vanwege zorgen echter besloten om het verzoek aan te passen en te verzoeken de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Er zijn namelijk zorgen gerezen rondom het drugsgebruik van de moeder. Het [opvangadres] heeft vermoedens dat de moeder weer drugs gebruikt en ook [maatschappelijke organisatie] heeft richting de GI aangegeven dat zij vermoeden dat de moeder onder invloed is als er omgang is tussen haar en [minderjarige] Bij een bezoek aan de moeder in het [opvangadres] heeft de jeugdzorgwerker de moeder met verwijde pupillen aangetroffen, sloeg ze verwarde taal uit en werd gezien dat ze verminderd alert was. Na veel aandringen heeft de moeder toegegeven speed te hebben gebruikt. De moeder is hier niet vanaf het begin af aan open over geweest, terwijl de afspraak is gemaakt dat als de moeder drang heeft naar het gebruik van drugs, zij hierover direct aan de bel zou trekken. De moeder is nog niet in staat om met alle hulpverlening die is ingezet op dit moment nuchter te zijn. Ook is de moeder niet duidelijk en open over of zij nuchter is als ze omgang met [minderjarige] heeft. De GI ziet dat de moeder heel hard werkt en goed haar best doet, maar op dit moment is het nog niet veilig genoeg voor [minderjarige] De GI wil de komende periode inzetten op Goed Genoeg Ouderschap en onderzoeken wat de moeder nodig heeft om [minderjarige] goed ouderschap te bieden. Daarnaast wil de GI onderzoeken of de moeder in staat is een gezond netwerk om zich heen op te bouwen en haar huidige netwerk, dat bekend staat met middelengebruik, achter zich te laten. Voor deze doelen is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling echt noodzakelijk. De GI begrijpt wel dat de moeder [minderjarige] heel erg mist en zal daarom in gaan zetten op een extra omgangsmoment rondom Kerst. Ook snapt de GI de vraag van de moeder rondom het afnemen van drugstesten. Er is echter niemand in de omgeving van de moeder beschikbaar of bereid om deze testen bij de moeder af te nemen. De GI blijft echter wel zoeken naar een geschikte oplossing voor de moeder.
4.2
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de moeder had gehoopt dat [minderjarige] rond Kerst weer thuis zou zijn maar dat zij beseft dat dat niet aan de orde zal zijn. De moeder vindt het heel jammer dat de GI nu een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing heeft verzocht. De moeder heeft vanaf het begin af aan aan de GI aangegeven voor het aanpakken van haar drugsprobleem een stok achter de deur nodig te hebben. Bijvoorbeeld in de vorm van het uitvoeren van tests, net zoals zij die momenteel bij [instelling] aflegt voor haar alcoholproblematiek. Maar hier wordt niets op ingezet, terwijl deze testen gewoon bij de moeder thuis liggen. Er is geen enkele instantie of huisarts die de drugstesten bij de moeder wil afnemen. Op die manier kan de moeder ook niet bewijzen dat het goed gaat met haar. De huisarts van haar moeder neemt wel drugstesten af dus de moeder gaat proberen of deze huisarts ook bereid is bij haar drugstesten af te nemen. De moeder geniet erg van de omgang met [minderjarige] , maar de omgang is wel veel te kort. Zij mist [minderjarige] heel erg.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.2
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2
De kinderechter oordeelt als volgt. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder de afgelopen periode hard heeft gewerkt en zich zowel richting de GI als de hulpverlening meewerkend op heeft gesteld. Het betreurt de kinderrechter dat de moeder een terugval heeft gehad en niet direct open is geweest over haar drugsgebruik richting de GI. Hierdoor is er een breuk ontstaan in het vertrouwen over en weer. De kinderrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling echter gemerkt dat zowel de moeder als de GI hard bezig is om het vertrouwen van de ander te winnen. Beiden zien het belang van een goede samenwerking in en doen daarvoor hun best. Zij verdienen daarvoor een compliment. De kinderrechter is echter van oordeel dat [minderjarige] op dit moment nog niet terug naar de moeder kan. Daarvoor moet er eerst meer duidelijkheid komen over de vraag of de moeder haar drugsgebruik onder controle heeft. De kinderrechter begrijpt het standpunt van de moeder dat zij wat dat betreft een stok achter de deur nodig heeft in de vorm van het uitvoeren van drugstesten. Tot op heden is echter nog niemand gevonden die deze testen bij de moeder kan afnemen. De moeder is nog steeds op zoek naar een instantie of een persoon die de testen bij haar wil afnemen. Ook de GI denkt hierin actief met haar mee. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen tot 29 maart 2024, onder aanhouding van het restant van het verzoek. Binnen deze drie maanden moet duidelijk zijn of en zo ja, wie de door de moeder gewenste drugstesten kan afnemen en of er stappen vooruit gezet zijn. Ook moet er binnen deze termijn meer zicht kunnen zijn op de vraag of de moeder in staat is een nieuw netwerk om zich heen te bouwen. Het restant van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing zal worden behandeld op een nader te bepalen mondelinge behandeling in maart 2024. Van de GI wordt verwacht uiterlijk 1 week voor de nieuwe zitting een kort verslag van de stand van zaken in te sturen.
5.3
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 29 november 2023 en tot 29 maart 2024;
6.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3
houdt de behandeling van het restant van het verzoek aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling in maart 2024.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, als griffier en op schrift gesteld op 11 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch