ECLI:NL:RBZWB:2023:8835

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/02/415826 / JE RK 23-1987 en C/02/388681 / FA RK 21-3823
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
  • mr. Van Noort
  • mr. Bolle-Polak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen en aanhouding behandeling verzoek tot vaststelling van een definitieve zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld vanwege ernstige ontwikkelingsbedreigingen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de ondertoezichtstelling te verlengen, gezien de noodzaak van een dwangkader om de belangen van de kinderen te waarborgen. De vader heeft verzocht om een kortere verlenging van zes maanden, terwijl de moeder en de GI een verlenging van een jaar noodzakelijk achten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog onvoldoende vooruitgang is geboekt in het contactherstel tussen de vader en de kinderen, en dat de GI actief moet blijven om de hulpverlening te monitoren. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 16 december 2024, uitvoerbaar bij voorraad, en de behandeling van het verzoek tot vaststelling van een definitieve zorgregeling aangehouden tot 21 mei 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaaknummers: C/02/415826 / JE RK 23-1987 (
verlenging ondertoezichtstelling)
C/02/388681 / FA RK 21-3823 (
verdeling zorg- en opvoedingstaken)
beschikking van de meervoudige kamer d.d. 14 december 2023
in de zaken van
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende in de zaak
JE RK 23-1987,
verzoeker in de zaak
FA RK 21-3823,
advocaat: mr. D.E. Oud te Wormerveer,
en
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
belanghebbende in de zaak
JE RK 23-1987,
verweerster in de zaak
FA RK 21-3823,
advocaat: mr. P.A.J. van Putten te Almere,
en
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Middelburg,
verzoeker in de zaak
JE RK 23-1987,
belanghebbende in de zaak
FA RK 21-3823,
betreffende de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
  • [minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
Inzake C/02/415826 / JE RK 23-1987
- het verzoek met bijlagen van de GI van 9 november 2023, ingekomen bij de griffie op 9 november 2023;
- de door de GI tijdens de mondelinge behandeling overgelegde notities;
Inzake C/02/388681 / FA RK 21-3823
-
de beschikking van de rechtbank van 15 mei 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- de brief van de GI van 9 november 2023;
- de brief van mr. Van Putten van 22 november 2023;
- de door de GI tijdens de mondelinge behandeling overgelegde notities.
1.2
Op 28 november 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat die via een Teams-verbinding aan de mondelinge behandeling heeft deelgenomen;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.
Aan twee zittingsvertegenwoordigers van de Raad is bijzondere toestemming verleend om als toehoorder bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3
Bij beschikking van 16 september 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden, met ingang van 16 september 2021 en tot 16 december 2021.
2.4
Bij beschikking van 8 december 2021 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 16 december 2021 en tot 16 december 2022. De ondertoezichtstelling is recent verlengd tot 16 december 2023.
2.5
Inzake de zaak met zaaknummer C/02/388681 / FA RK 21-3823 heeft de rechtbank bij beschikking van 15 mei 2023 de verzoeken van de vader ten aanzien van de terugverhuizing, het hoofdverblijf en de verklaring voor recht dat de moeder onrechtmatig naar [plaats] is verhuisd, afgewezen. De rechtbank heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld en de behandeling van het verzoek van de vader tot vaststelling van een definitieve zorgregeling aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van de rechtbank in oktober 2023, in afwachting van nadere berichtgeving van de GI omtrent de stand van zaken rondom de omgang.

3.De verzoeken

Inzake C/02/415826 / JE RK 23-1987
3.1
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
Inzake C/02/388681 / FA RK 21-3823
3.2
In dit stadium van de procedure dient de rechtbank nog een beslissing te nemen op het verzoek van de vader tot vaststelling van een definitieve zorgregeling tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

4.De standpunten

Inzake C/02/415826 / JE RK 23-1987 en C/02/388681 / FA RK 21-3823
4.1
De GI voert in de brief van 9 november 2023 en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan. [minderjarige 1] is in juni 2023 gestart met EMDR-therapie. Sinds de zesde sessie is er bij haar een toename van spanning en ontregeling merkbaar. Ze heeft last van nachtmerries en herbelevingen en spreekt ook uit bang te zijn van haar vader en niet naar hem toe te willen. Er is bij haar sprake van relationeel trauma. Om dit te kunnen verwerken is er voor [minderjarige 1] erkenning door haar vader nodig. De vader dient ten aanzien van [minderjarige 1] te erkennen wat zijn aandeel is in de ingrijpende, nare gebeurtenissen en hiervoor de verantwoordelijkheid te nemen. Alleen dan kan een begin gemaakt worden met het opbouwen c.q. herstellen van het vertrouwen tussen de vader en [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft na iedere sessie van de EMDR-therapie haar moeder heel hard nodig. De moeder kan op dit moment vanwege haar eigen behandeling echter onvoldoende steun bieden aan [minderjarige 1] . Daarom is op dit moment afgesproken dat de EMDR-therapie van [minderjarige 1] wordt stopgezet totdat de moeder haar eigen EMDR-therapie heeft afgerond. Dit zal naar verwachting in december 2023 zijn. Er zal voor [minderjarige 1] gestart worden met Write Junior. Op dit moment is er bij [minderjarige 1] totaal geen sprake van ruimte voor contact met haar vader. Het tempo en de draagkracht van [minderjarige 1] moeten wel leidend blijven voor herstel van contact met haar vader. De GI hoopt dat na afronding van de spel- en traumatherapie er bij [minderjarige 1] ruimte ontstaat voor contact. Bij [minderjarige 1] kan momenteel nog niet worden gestart met beeldbelcontacten. Bij [minderjarige 2] is er vooruitgang te zien in de speltherapie. Hij straalt meer rust uit. Toch laat hij nog steeds thema’s zien als onvoorspelbaarheid. In overleg met IPT is geobserveerd of [minderjarige 2] mogelijk problemen ervaart in de loyaliteit naar [minderjarige 1] toe. Hier wordt in de komende periode verder op geobserveerd. De beeldbelcontacten met de vader hebben een tijd stil gelegen omdat [minderjarige 2] aangaf geen beeldbelcontact met zijn vader te willen. Na een tijd heeft [minderjarige 2] zelf weer gevraagd om de beeldbelcontacten te hervatten. Deze momenten verlopen positief. Toch wordt nog wel gezien dat [minderjarige 2] ontregeld is na beeldbelcontacten en spanningen ervaart. Er moet eerst een afname van deze klachten worden gezien voordat de beeldbelcontacten kunnen worden uitgebreid. De GI is dan ook van mening dat er nog niet kan worden ingezet op fysieke contacten tussen de vader en [minderjarige 2] maar dat verder moet worden gegaan met de huidige beeldbelcontacten. De moeder stuurt iedere maand een update over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met foto’s naar de GI en de GI stuurt deze update naar de vader. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk aangezien er nog steeds een dwangkader nodig is om de ontwikkelingsbedreigingen bij de kinderen af te wenden. De inzet van een jeugdbeschermer is nodig zodat de belangen van de kinderen niet uit het oog worden verloren. Naast het werken aan contactherstel blijft het inzetten op ouderschapsbemiddeling een doel waaraan binnen de ondertoezichtstelling moet worden gewerkt. Gelet op de hulpverlening die is en nog moet worden ingezet is verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar echt noodzakelijk.
4.2
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de rechtbank in de beschikking van 15 mei jl. een duidelijk stappenplan uiteen heeft gezet op basis waarvan het contactherstel tussen de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vorm gegeven moest worden. Feit is echter dat de GI zich niet houdt aan dit stappenplan. De GI oefent onvoldoende druk uit bij de kinderen en er wordt geen vooruitgang geboekt. De GI verschuilt zich nu al een jaar tot anderhalf jaar achter het belang van de kinderen maar er moet geconcludeerd worden dat deze aanpak niet werkt. De man heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu al bijna twee jaar niet meer gezien. Er is af en toe alleen maar wat beeldbelcontact met [minderjarige 2] maar dat is veel te weinig. Wellicht dat de GI andere maatregelen moet gaan nemen en andere hulpverlening dan [hulpverlening] moet inschakelen. De kinderen leven nog steeds met angstbeelden van hun vader en dat patroon wordt maar niet doorbroken. Het is nodig dat er nu opnieuw een duidelijke opdracht aan de GI wordt meegegeven zodat er daadwerkelijk aan contactherstel tussen de man en de kinderen wordt toegekomen. Namens de man wordt voorgesteld dat er binnen nu en twee weken een fysiek begeleid contact tussen de man en [minderjarige 2] plaatsvindt en dat er voor [minderjarige 1] wordt gestart met beeldbellen. De vader heeft momenteel begeleiding van IPT maar hij staat ook open voor hulpverlening die hem kan bijstaan in de erkenning die [minderjarige 1] nodig heeft. De vader heeft meerdere keren aan de GI gevraagd of er zicht is op hulpverlening voor hem, maar heeft hierop nog niets van de GI gehoord. De vader begrijpt dat de zorgregeling die hij aanvankelijk had verzocht momenteel niet kan worden vastgelegd. Hij verzoekt de rechtbank de beslissing omtrent de definitieve zorgregeling aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening binnen de ondertoezichtstelling. Wat betreft de verlenging van de ondertoezichtstelling verzoekt de vader de ondertoezichtstelling voor een half jaar te verlengen. De vader is blij met de betrokkenheid van de GI en hij wil ook dat deze blijft, maar door de ondertoezichtstelling met een half jaar te verlengen hoopt de vader dat de GI druk blijft ervaren om te werken aan het contactherstel. De vader vreest dat als de ondertoezichtstelling met een jaar verlengd wordt de GI onvoldoende druk ervaart om stappen te zetten in het contactherstel en er zo weer een jaar voorbij gaat zonder dat er vooruitgang is geboekt.
4.3
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij ook van mening is dat er sprake van contactherstel moet zijn tussen de kinderen en de vader, maar dat de GI daarbij terecht het tempo van de kinderen volgt. Uit de stukken die de GI bij diens brief van 9 november 2023 heeft gevoegd blijkt dat er sprake is van licht positieve ontwikkelingen. Waar [minderjarige 1] voorheen niets wilde weten van de kaartjes die de vader stuurt, wil ze tegenwoordig het kaartje alleen zien. Dat is al een eerste stap. Daarnaast is [minderjarige 2] positief over het beeldbellen met zijn vader. De beeldbelcontacten zijn in duur uitgebreid en de vader haalt tijdens de contacten herinneringen met [minderjarige 2] op door middel van het laten zien van foto’s. Uit de stukken van [hulpverlening] blijkt dat er wel degelijk stappen vooruit worden gezet en de moeder is van mening dat deze prille vooruitgang niet moet worden geforceerd door het opleggen van fysieke contactmomenten. Het gevaar daarvan is dat de kinderen nog meer getraumatiseerd raken en er helemaal geen contact meer mogelijk is tussen hen en de vader. De GI heeft wel degelijk stappen vooruit gezet en het blijft ook aan de GI om de regie te voeren. Het is heel belangrijk dat de kinderen in alle rust hun huidige therapie kunnen vervolgen. Momenteel heeft [minderjarige 1] het heel zwaar. Zij kampt met hele heftige buien. De moeder wordt regelmatig gebeld door school omdat [minderjarige 1] het niet aan kan op school. De moeder volgt momenteel ook haar eigen EMDR-therapie en dit vraagt zoveel van haar dat zij [minderjarige 1] onvoldoende steun kan bieden voor haar therapie. Om deze reden is de EMDR-therapie van [minderjarige 1] voorlopig stopgezet. Met [minderjarige 1] moet heel voorzichtig worden omgegaan. De moeder heeft het gevoel dat er bij [minderjarige 1] maar één goede kans is om het herstellen van het contact met de vader te laten slagen, maar dan moet er wel goed naar haar gevoelens en draagkracht worden gekeken. Gelet op al hetgeen er speelt ligt het niet in de lijn der verwachting dat er op zeer korte termijn fysieke contactmomenten tussen de vader en de kinderen zullen zijn. Duidelijk is wel dat er een vorm van contact tussen de kinderen en de vader moet gaan komen, maar op dat punt moet de GI de regie blijven voeren. De moeder verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen dan wel subsidiair een zorgregeling vast te leggen die inhoudt dat de omgang tussen de vader en de kinderen onder regie van de GI wordt bepaald. Daarnaast stemt de moeder in met een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. Gelet op hetgeen er al is ingezet, maar gelet op de stappen die nog moeten worden gezet, heeft het verlengen van de ondertoezichtstelling voor een kortere periode dan een jaar geen zin. Er is echt een verlenging van een jaar nodig om verder te gaan met de hulpverlening en daarna, indien mogelijk, het verder inzetten op contactherstel.
4.4
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan. Er is sprake van een zeer complexe situatie waarin heel veel aan de hand is. De Raad begrijpt dat de vader teleurgesteld is over het verloop van het contactherstel en dat hij het gevoel heeft dat het allemaal te langzaam gaat. Er moet echter heel voorzichtig worden omgegaan met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Vanuit de professionals die bij hen betrokken zijn komt naar voren dat er op dit moment sprake is van ernstige bezwaren tegen omgang en [minderjarige 1] ondergaat zelfs traumatherapie. Het is dan ook geen kwestie van het niet willen hebben van contact met hun vader, maar van het niet kunnen. Als er nu fysiek contact wordt geforceerd vreest de Raad dat dat de kinderen gaat schaden. Er moet heel zorgvuldig worden gehandeld. De professional die zicht heeft op de kinderen moet betrokken blijven. De Raad ziet dat de GI ook daadwerkelijk actief aan de slag is gegaan in deze zaak en dat er wel degelijk wordt gekeken naar mogelijkheden. De Raad adviseert de ondertoezichtstelling te verlengen voor de verzochte duur van een jaar. Dat jaar is echt nodig gelet op wat er allemaal nog moet worden ingezet. In de bodemprocedure adviseert de Raad de behandeling van het verzoek van de vader aan te houden.

5.De beoordeling

Inzake C/02/415826 / JE RK 23-1987
5.1
Op grond van het bepaalde in artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd; en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3
Op grond van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd en het lukt de ouders zelf niet om deze ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Het afgelopen jaar heeft de GI ingezet op contactherstel tussen de vader en de minderjarigen, één van de doelen binnen de ondertoezichtstelling, maar gebleken is dat hierin nauwelijks vooruitgang is geboekt. De EMDR-therapie voor [minderjarige 1] is tijdelijk stopgezet omdat zij sterk ontregeld raakt door de therapie en de moeder haar onvoldoende kan ondersteunen. De beeldbelcontacten tussen [minderjarige 2] en de vader verlopen positief, maar wel laat [minderjarige 2] na de beeldbelcontacten signalen van ontregeling zien. Het is belangrijk en noodzakelijk dat de GI het komende jaar betrokken blijft om de hulpverlening van de minderjarigen, en die van de moeder, te blijven monitoren. Het is aan de GI om te beoordelen wanneer de traumatherapie bij [minderjarige 1] weer kan worden hervat. Daarnaast moet de GI in de gaten blijven houden hoe de beeldbelcontacten tussen [minderjarige 2] en zijn vader verlopen en of deze contacten kunnen worden uitgebreid. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de inzet van ouderschapsbemiddeling ook een doel blijft binnen de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft in de beschikking van 15 mei 2023 ook al aangegeven dat er moet worden ingezet op ouderschapsbemiddeling, voor zover dat past binnen de behandeling van de moeder. De rechtbank is met de GI van oordeel dat het op dit moment nog te vroeg is om deze vorm van hulpverlening voor de ouders in te zetten, nu zowel de minderjarigen als de moeder hun eigen behandeling volgen. Wel blijft het aan de GI om te bekijken wanneer het juiste moment is om de ouderschapsbemiddeling op te starten. Beide ouders hebben aangegeven geen verweer te voeren tegen verlenging van de ondertoezichtstelling. Wel heeft de vader verzocht de verlenging te beperken tot de duur van een half jaar. Gelet op de stappen die nog gezet moeten worden is de rechtbank van oordeel dat een verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar noodzakelijk is.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.4
De rechtbank zal de beslissing omtrent de verlenging van de ondertoezichtstelling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van de minderjarigen is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
Inzake C/02/388681 / FA RK 21-3823
5.5
De rechtbank oordeelt als volgt. In de beschikking van 15 mei 2023 heeft de rechtbank een stappenplan opgesteld aan de hand waarvan het contactherstel tussen de vader en de minderjarigen vorm moet worden gegeven. Gebleken is dat de GI geprobeerd heeft in te zetten op het contactherstel tussen de vader en de minderjarigen, maar dat er slechts kleine stappen vooruit zijn gezet. Ondanks dat [minderjarige 1] voorzichtig positief reageert op kaartjes die zij van haar vader ontvangt en het beeldbelcontact tussen [minderjarige 2] en zijn vader positief verloopt,zijn er nog steeds zorgelijke signalen bij de minderjarigen waar te nemen. Bij [minderjarige 1] is de EMDR-therapie tijdelijk stopgezet en [minderjarige 2] laat nog steeds zorgelijk gedrag zien na de beeldbelcontacten. Gebleken is dat de GI nog niet heeft kunnen werken aan het tot stand brengen van beeldbelcontacten tussen [minderjarige 1] en de vader en fysieke, begeleide omgangsmomenten tussen [minderjarige 2] en de vader.
5.6
Het is de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat de vader geen specifieke hulpvraag heeft en niet weet wat er exact van hem wordt verlangd als het gaat om het stuk erkenning waaraan bij [minderjarige 1] behoefte bestaat. Het is van belang dat dit voor de vader duidelijk wordt, zodat hij aan [minderjarige 1] de erkenning kan geven die zij nodig heeft. De rechtbank gaat er vanuit dat de vader samen met de GI op zoek gaat naar gepaste hulpverlening. Van de moeder verwacht de rechtbank dat zij zich blijft inzetten haar traumabehandeling op korte termijn positief af te ronden zodat zij [minderjarige 1] kan ondersteunen zodra zij weer met haar traumabehandeling start.
5.7
Hoewel de rechtbank de wens van de vader tot het hebben van contact met zijn kinderen begrijpt, acht de rechtbank zich op basis van het hiervoor overwogene niet in staat om een definitieve zorgregeling vast te stellen. Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk wat de minderjarigen uiteindelijk aankunnen in het contact met hun vader. De rechtbank vindt het van belang dat de GI in het komende half jaar bekijkt of het stappenplan uit de beschikking van 15 mei 2023 alsnog kan worden gevolgd en of er zo mogelijk alsnog een start gemaakt kan worden met fysiek contact tussen [minderjarige 2] en de vader en beeldbellen tussen [minderjarige 1] en de vader. De rechtbank zal de behandeling van het verzoek van de vader aanhouden tot 21 mei 2024 PRO FORMA. De rechtbank verwacht van de GI uiterlijk op deze datum een schriftelijk verslag waaruit de stand van zaken blijkt en of, en zo ja, op welke wijze er is ingezet op het contactherstel tussen de vader en de minderjarigen. Mochten er geen stappen gezet zijn in het contactherstel dan verzoekt de rechtbank de GI zich hier eveneens over uit te laten. De advocaten van partijen en de Raad worden hierna in de gelegenheid gesteld binnen twee weken op dit verslag te reageren, waarbij hen wordt verzocht zich uit te laten over het verdere procesverloop.

6.De beslissing

De rechtbank:
Inzake C/02/415826 / JE RK 23-1987
6.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 16 december 2023 en tot 16 december 2024;
6.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Inzake C/02/388681 / FA RK 21-3823
6.3
houdt de behandeling van het verzoek tot vaststelling van een definitieve zorgregeling aan tot
21 mei 2024 PRO FORMA,in afwachting van het bericht van de GI zoals nader omschreven in r.o. 5.7;
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, voorzitter en kinderrechter, mr. Van Noort, kinderrechter, en mr. Bolle-Polak, rechter-plaatsvervanger, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2023 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
AD
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.