ECLI:NL:RBZWB:2023:8845

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
02-203031-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor illegaal kweken van hennep en diefstal van elektriciteit met betrekking tot bewijs en procesrecht

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het illegaal kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat er geen onrechtmatige binnenkomst had plaatsgevonden, waardoor er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim in het opsporingsonderzoek. De verdachte werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit door middel van manipulatie van de elektriciteitsmeter. Tijdens de zitting op 4 december 2023 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, waaronder een netwerkmeting die een abnormaal elektriciteitsverbruik aantoonde, en dat er een hennepkwekerij met 117 planten op het perceel van de verdachte was aangetroffen. De verdediging betwistte de rechtmatigheid van het binnentreden en stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat hij niets wist van de hennepkwekerij en dat hij geen betrokkenheid had bij de diefstal van elektriciteit. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omvang van de kwekerij en het feit dat de verdachte een blanco strafblad had. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/203031-22
vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. W. Suttorp, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: hennep heeft geteeld;
feit 2: elektriciteit heeft gestolen door verbreking.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Hij baseert zich daarbij mede op de netwerkmeting die door Enexis is uitgevoerd en op het gegeven dat op het perceel van verdachte in een schuur een hennepkwekerij met 117 planten is aangetroffen. In de woning van verdachte is geconstateerd dat de elektriciteitsmeter gemanipuleerd is. Verdachte heeft daar geen concrete en verifieerbare verklaring over afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat op onrechtmatige wijze is binnengetreden bij verdachte. De netwerkmeting zag op twee adressen, maar op voorhand kon niet uitgesloten worden dat elders elektra onbemeten werd afgenomen. Ook de meterkastcontrole op het andere adres kon geen uitsluitsel bieden, aangezien elektra niet persé in de meterkast omgeleid hoeft te worden. De netwerkmeting en meterkastcontrole kunnen een indicatie geven, maar zijn onvoldoende om een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet aan te nemen.
De stelling van de politie dat bij de schuur een afzuiggeluid hoorbaar was, wordt door verdachte tegengesproken. Er is niet objectief aangetoond dat een geluid te horen was. Daar komt bij dat verdachte en zijn gezinsleden nooit een hennep-/wietlucht geroken hebben. Ook de politie heeft het daar niet over.
Nu onvoldoende sprake was van een redelijk vermoeden dat de Opiumwet overtreden werd door verdachte, is op onrechtmatige wijze binnengetreden op zijn perceel en in de daarop gelegen gebouwen. Het recht van verdachte op een eerlijk proces is, onder verwijzing naar artikel 6 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna EVRM), geschonden. Ook artikel 8 EVRM, het recht op privacy, is geschonden. Dit tezamen levert een ernstig vormverzuim en nadeel voor verdachte op. Het aangetroffen bewijs moet om die reden uitgesloten worden van het bewijs en verdachte moet bij gebrek aan overig redengevend bewijs vrijgesproken worden van de tenlastegelegde feiten.
Verder heeft verdachte ten aanzien van de hennepkwekerij een gemotiveerde ontkennende verklaring gegeven en ontbreekt het bewijs voor zijn betrokkenheid daarbij. Verdachte had ook overigens geen wetenschap van het bestaan van de hennepkwekerij. Aangezien het openbaar ministerie geen DNA- of vingerafdrukkenonderzoek op de plaats delict bij de kwekerij heeft verricht, kan die ontkennende verklaring niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. Verdachte moet om die reden dan ook van
feit 1 vrijgesproken worden.
Ook ten aanzien van feit 2, de diefstal van elektriciteit, moet verdachte vrijgesproken worden. Verdachte heeft geen wetenschap van en opzet op de diefstal gehad. De manipulatie van de meter kan buiten zijn wetenschap om gebeurd zijn, omdat verdachte zijn deuren op het terrein veelal onafgesloten liet als hij thuis was of voor korte tijd weg was. Verder had verdachte een uniform en centraal sleutelplan, waardoor de deuren met één sleutel geopend konden worden. De huurder van de schuur had ook zo’n sleutel gekregen. Ook ten aanzien van de meterkast heeft geen DNA- of vingerafdrukkenonderzoek plaatsgevonden, zodat ook ten aanzien daarvan de verklaring van verdachte redelijkerwijs niet kan worden uitgesloten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Onherstelbaar vormverzuim?
De rechtbank is van oordeel dat niet onrechtmatig is binnengetreden en dat er dus geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het opsporingsonderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.).
Op basis van artikel 9, eerste lid aanhef en onder b van de Opiumwet mogen opsporingsambtenaren een woning betreden – mits voorzien van een machtiging tot binnentreden – indien redelijkerwijs vermoed kan worden dat er sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Het gaat in artikel 9 van de Opiumwet om een verdenking dat een overtreding van die wet plaatsvindt. Aan de redelijkheid van dat vermoeden worden daarom minder zware eisen gesteld dan aan het redelijk vermoeden aan enig strafbaar feit in de zin van artikel 27 Sv. als het gaat over het aanmerken van een verdachte.
In de periode van 4 juli 2022 en 8 juli 2022 is door Enexis een netwerkmeting verricht. Daarbij werd een elektriciteitsverbruik geregistreerd dat boven het gemiddeld huishoudelijk gebruik viel. Het vermoeden ontstond dat in ieder geval in het tijdvak van 21.00 uur en 09.00 uur een hennepkwekerij met vermoedelijk 12 tot 15 assimilatielampen in werking was. Op het gemeten deel van het netwerk waren de adressen [adres 1] en [adres 2] , zijnde de woning van verdachte, te [plaats] aangesloten.
Naar aanleiding van die meting heeft op het [adres 1] te [plaats] een meterkastcontrole plaatsgevonden. Daarbij is geconstateerd dat alles in orde was. Vervolgens werd het onderzoek gericht op het tweede adres dat uit de meting naar voren was gekomen, het adres van verdachte, Toen er op het adres van verdachte niemand thuis bleek te zijn, werd besloten om, met een machtiging op grond van de Opiumwet, binnen te treden. Bij een houten schuur op het perceel van verdachte werd vervolgens een afzuiggeluid waargenomen. Door verdachte wordt betwist dat een dergelijk geluid te horen was. De rechtbank heeft echter geen enkele reden om aan de verklaring van de politie, dat dit geluid wel te horen was, te twijfelen. In deze schuur werd op 11 augustus 2023 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 117 oogstrijpe hennepplanten. In de woning van verdachte bleek de elektriciteitsmeter te zijn gemanipuleerd.
Naar het oordeel van de rechtbank maken de hiervoor genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, dat redelijkerwijs vermoed kon worden dat er op 11 augustus 2022 een overtreding van de Opiumwet gepleegd werd op het perceel van de [adres 2] te [plaats] . Er is met een machtiging op basis van voormelde bevindingen binnengetreden en naar aanleiding van de bevindingen ter plaatse verder gehandeld. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen en de bewijsmiddelen die voortkomen uit het binnentreden kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Feit 1:
De rechtbank stelt dus vast dat in de schuur/stal op het perceel [adres 2] te [plaats] een in werking zijnde hennepkwekerij aanwezig was. Vast staat ook dat verdachte eigenaar was van het pand en het perceel waarop bedoelde schuur/stal stond en dat hij aldaar woonde. Deze omstandigheden schreeuwen om een verklaring van verdachte.
De verklaring die door verdachte gegeven is, komt er op neer dat verdachte die schuur/stal had verhuurd en dat hij nooit iets gemerkt heeft van een in werking zijnde hennepkwekerij. Hij betwist dat sprake is geweest van een hoorbaar afzuiggeluid als voornoemd. Verdachte kwam regelmatig in de buurt van de schuur/stal voor werkzaamheden in de tuin en ook zijn kinderen speelden aldaar. Verdachte had in een ander gedeelte van die schuur/stal zelf spullen opgeslagen. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij vanwege arbeidsongeschiktheid veelal thuis was. Verdachte zegt dat hij en zijn kinderen nooit iets gehoord of gemerkt hebben dat op een kwekerij wees. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij de schuur/stal verhuurd had aan een persoon waar hij alleen een voornaam en telefoonnummer van had. Deze gegevens wil hij niet delen, omdat hij vreest voor zijn veiligheid. Deze persoon, die hij alleen bij hem voor de poort had ontmoet, heeft hij een sleutel van de schuur/stal gegeven, welke sleutel ook op alle andere deuren op het perceel paste. Ook heeft verdachte verklaard dat er geen sprake was van een schriftelijke huurovereenkomst.
Hoe moet deze verklaring van verdachte gewogen worden?
Een hennepkwekerij moet opgebouwd worden met de nodige materialen. Er dient onderhoud plaats te vinden, de planten moeten worden verzorgd en is er ook nog de fase waarin er geoogst wordt. Dit alles moet ook in dit geval gepaard zijn gegaan met de nodige bewegingen die vanzelfsprekend geluidsoverlast met zich brengen. De rechtbank vindt het volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte, in een periode waarin hij naar eigen zeggen veelal thuis was, nooit iets gemerkt heeft van activiteiten op zijn perceel rondom de hennepkwekerij. Als hiervoor ook aangegeven is het niet geloofwaardig dat verdachte geen afzuiger in werking heeft gehoord, terwijl hij daar wel in de buurt kwam, en de politie dit meteen wel hoort.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. Verdachte was de eigenaar van de schuur/stal waarin de kwekerij is aangetroffen en eigenaar, tevens enige bewoner, van de woning waarin de gemanipuleerde elektriciteitsmeter zich bevond. De verklaring van verdachte, dat de elektriciteitsmeter buiten zijn weten om in zijn woning is gemanipuleerd, is volstrekt ongeloofwaardig. Het kan niet anders zijn dan dat verdachte afwist van het bestaan van de kwekerij. De stelling van verdachte dat de schuur/stal was verhuurd en dus een ander verantwoordelijk is voor de kwekerij, is op geen enkele wijze onderbouwd of aannemelijk geworden. De rechtbank stelt vast dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de kwekerij in werking heeft gehad.
Dit alles maakt dat door de rechtbank wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard, dat verdachte hennepplanten geteeld heeft. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, nu uit het dossier niet blijkt dat sprake is geweest van een ander of anderen die zich bezig hielden met die hennepkwekerij.
Feit 2:
Ten aanzien van de diefstal van elektriciteit is door verdachte verklaard dat hij ook daar niets van gemerkt heeft. Hij zou een sleutel, waar alle deuren - ook van de woning - mee geopend konden worden, aan de huurder gegeven hebben. Die onbekend gebleven huurder zou dan op een onbewaakt moment in de meterkast gerommeld hebben met de aansluiting.
De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat verdachte een sleutel, die mede toegang geeft tot zijn woning, aan een voor hem wildvreemde zou geven. Uit het dossier blijkt verder dat niet alleen de elektriciteitsmeter gemanipuleerd is, maar dat ook het mechanisch telwerk van de gasmeter weggenomen is. Het is niet voorstelbaar dat dit allemaal in korte tijd zonder medeweten van verdachte is gebeurd. Het moet enige tijd geduurd hebben voordat alles gereed was. Ook hier geldt dat uit het dossier, naast de verklaring van verdachte, verder niet blijkt van anderen die de diefstal van de elektriciteit gepleegd zouden kunnen hebben. Enkel verdachte blijft dan over. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de elektriciteit, zoals tenlastegelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 11 augustus 2022 te [plaats] , gemeente Roosendaal, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [adres 2] ongeveer 117 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2
op 11 augustus 2022 te [plaats] , gemeente Roosendaal een hoeveelheid elektriciteit, die aan
Enexis BV toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien tot een veroordeling wordt gekomen, is het verzoek om een voorwaardelijke sanctie op te leggen. In verband met de arbeidsongeschiktheid van verdachte, is het voorstel om in plaats van een taakstraf de oplegging van een geldboete te overwegen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich bezig gehouden met het illegaal kweken van hennep. Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als waar hiervan sprake is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een hennepkwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net, (brand)gevaar op voor de omgeving. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de omvang van de kwekerij.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank neemt de oriëntatiepunten en afspraken van het LOVS als uitgangspunt. Voor een hennepkwekerij met een omvang van 100 tot 500 planten is bij een ‘first offender’ een taakstraf van 120 uren en een maand voorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding om van deze oriëntatiepunten af te wijken.
De verdediging heeft verzocht om in plaats van een taakstraf een geldboete op te leggen. Dit in verband met de arbeidsongeschiktheid van verdachte. De rechtbank acht echter oplegging van een geldboete niet passend. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte in het geheel niet in staat is om te werken. De reclassering moet in staat worden geacht om geschikt werk voor verdachte te vinden, rekening houdend met zijn belastbaarheid.
De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen, alsmede een maand voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van 2 jaar. De voorwaardelijke gevangenisstraf heeft als doel verdachte ervan te weerhouden nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Veldhuizen, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. R.T. Poort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 december 2023.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.