In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een vennootschap onder firma en de gemeente Woensdrecht. De eisers, bestaande uit de vennootschap en twee natuurlijke personen, vorderden schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van de gemeente. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat het primaire besluit van de gemeente om het bestemmingsplan niet te wijzigen, rechtmatig was. Eisers verzochten heroverweging van dit tussenvonnis, stellende dat de gemeente de onrechtmatigheid van het besluit had erkend door een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. De gemeente betwistte dit en voerde aan dat het verzoek tot heroverweging te laat was ingediend.
De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor heroverweging van het tussenvonnis, omdat de gemeente niet had erkend dat het primaire besluit onrechtmatig was. De rechtbank behandelde vervolgens de schadebegroting van eisers, die een totaalbedrag van € 264.685,32 vorderden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van winstderving. De rechtbank kende wel een bedrag van € 30.000,- toe voor hogere exploitatiekosten en € 12.000,- voor buitengerechtelijke kosten, maar matigde de buitengerechtelijke kosten tot € 12.000,-. De rechtbank wees ook de kosten van de ingeschakelde deskundige toe, maar wees de vordering voor eigen tijdsinvestering af.
De rechtbank concludeerde dat de gemeente onrechtmatig had gehandeld en veroordeelde de gemeente tot betaling van een schadevergoeding van in totaal € 49.620,-, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan de gemeente, die in totaal € 6.076,86 moest betalen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees alle overige vorderingen af.