ECLI:NL:RBZWB:2023:8875

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/02/409512 / FA RK 23-2242
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning, gezamenlijk gezag, zorg-/omgangsregeling en kinderalimentatie in een complexe familiezaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een man en een vrouw met betrekking tot hun minderjarige kind. De man, vertegenwoordigd door mr. V.J.C. Pieters, verzocht om vervangende toestemming voor de erkenning van hun kind, gezamenlijk gezag, en een zorg-/omgangsregeling. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. C.E.J.E. Kouijzer, verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erkenning van het kind door de man inmiddels heeft plaatsgevonden, waardoor het verzoek tot vervangende toestemming is ingetrokken. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is, wat hen belemmert in het gezamenlijk opvoeden van hun kind. De rechtbank heeft besloten om de verzoeken met betrekking tot gezamenlijk gezag en zorg-/omgangsregeling aan te houden en partijen te verwijzen naar een (jeugd)hulpverleningstraject. Dit traject is bedoeld om de ouders te helpen bij het verbeteren van hun communicatie en samenwerking in het belang van hun kind. De rechtbank heeft een pro forma datum vastgesteld voor de voortgang van de zaak en verzocht om rapportages over het verloop van het hulpverleningstraject. De beslissing over de kinderalimentatie is eveneens aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om hierover in overleg te treden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/409512 / FA RK 23-2242
Datum uitspraak: 18 december 2023
beschikking betreffende vervangende toestemming erkenning, gezamenlijk gezag, zorg-/omgangsregeling en kinderalimentatie
in de zaak van
[de man](hierna: de man),
wonende te [plaats 1] ,
verzoeker,
advocaat: mr. V.J.C. Pieters te Goes,
tegen
[de vrouw](hierna: de vrouw),
wonende te [plaats 2] ,
verweerster,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 4 mei 2023 ingekomen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Kouijzer d.d. 1 juni 2023 met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Pieters d.d. 2 juni 2023 met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Pieters d.d. 4 juli 2023 met bijlage;
- het op 21 november 2023 ingekomen verweerschrift met zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Kouijzer d.d. 28 november 2023 met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Pieters d.d. 28 november 2023 met bijlagen;
- het op 1 december 2023 ingekomen verweerschrift naar aanleiding van zelfstandig verzoek.
1.2
De verzoeken zijn behandeld tijdens de mondelinge behandeling van 4 december 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat en de vrouw bijgestaan door haar waarnemend advocaat, mr. M. Kalle. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad.
2. De feiten
2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021.
2.2
[minderjarige] woont bij de vrouw.
2.3
Uit de overgelegde akte van geboorte van [minderjarige] volgt dat de man [minderjarige] op 1 juni 2023 heeft erkend en dat beide partijen ter gelegenheid van die erkenning hebben verklaard dat het gezag over [minderjarige] alleen door de vrouw wordt uitgeoefend.
2.4
Bij beschikking van 28 juni 2023 van deze rechtbank (inzake C/02/409520/FA RK 23-2246) is bij wijze van provisionele voorziening, overeenkomstig hetgeen partijen in die procedure overeengekomen zijn, bepaald bepaald dat er voor de duur van het onderhavige geding een
voorlopige omgangsregelingzal zijn tussen [minderjarige] en de man, waarbij zij elke week op zaterdag van 10.00 uur à 11.00 uur tot 17.00 uur en elke dinsdag van 15.30 uur tot 18.00 uur contact hebben en dat [minderjarige] ook bij de man op andere dagen zal verblijven in onderling overleg tussen partijen te bepalen, zulks tot het moment dat partijen tot nadere afspraken zijn gekomen omtrent de (voorlopige) contact- c.q. zorgregeling c.q. de uitbreiding daarvan en/of de rechtbank in het kader van de bodemprocedure bij latere (tussen)beschikking zal oordelen.

3.Het geschil

3.1
De man verzoekt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- de toestemming van de vrouw voor erkenning van [minderjarige] door de toestemming van de rechtbank te vervangen, zodat de man kan overgaan tot erkenning van zijn kind;
- te bepalen dat hij samen met de vrouw met het gezag over [minderjarige] zal zijn belast;
- te bepalen dat [minderjarige] in het kader van een omgangsregeling dan wel een regeling ter zake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bij de man zal verblijven gedurende elke week van maandag tot en met woensdag alsmede een weekend per veertien dagen van vrijdag tot zondagavond alsmede de helft van de schoolvakanties en de helft van de algemeen erkende (inclusief christelijke) feestdagen, waarbij het halen en brengen gelijkelijk wordt verdeeld;
- althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie meent te behoren.
Het verzoek tot vervangende toestemming erkenning is op 2 juni 2023 door de man ingetrokken, aangezien de erkenning van [minderjarige] door de man inmiddels, met toestemming van de vrouw, heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van het zelfstandige verzoek van de vrouw:
De man voert verweer tegen het zelfstandig verzoek van de vrouw ten aanzien van de kinderalimentatie en verzoekt de rechtbank dit verzoek af te wijzen.
3.2
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man ten aanzien van het gezamenlijk gezag en de zorg-/omgangsregeling en verzoekt de rechtbank deze verzoeken af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de vrouw uitvoerbaar bij voorraad:
- de man te veroordelen aan haar een bijdrage te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] van € 300,- per maand met ingang van 1 juli 2023, dan wel een bijdrage en ingangsdatum die de rechtbank juist acht.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Het verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning is ingetrokken en behoeft geen verdere beoordeling meer aangezien de erkenning van [minderjarige] door de man inmiddels, met toestemming van de vrouw, heeft plaatsgevonden. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
4.2
Uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, blijkt dat de onderlinge verstandhouding van partijen is verstoord. De communicatie tussen partijen verloopt zeer moeizaam en er worden over en weer verwijten geuit. Partijen slagen er (nog) niet in om op constructieve wijze als ouders van [minderjarige] met elkaar samen te werken of om tot nadere afspraken over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te komen. De man wil graag mede met het ouderlijk gezag over [minderjarige] worden belast, zodat hij ook beslissingen over [minderjarige] kan nemen en hij niet meer afhankelijk is van de informatie die de vrouw over [minderjarige] aan hem verstrekt. De vrouw vindt het gezamenlijk gezag op dit moment geen optie vanwege de gebrekkige communicatie tussen partijen. Zij is van mening dat er eerst nog veel stappen moeten worden gezet voordat partijen het gezag over [minderjarige] gezamenlijk kunnen uitoefenen. De vrouw probeert de man nu op de hoogte te houden over [minderjarige] , maar wordt vaak door de man geblokkeerd, waardoor zij hem niet meer kan bereiken. De man geeft aan dat hij de vrouw blokkeert, omdat hij het vervelend vindt dat de vrouw hem met grote regelmaat contacteert over zijn privéleven in plaats van over [minderjarige] . Hij heeft er zelfs aangifte van gedaan. Verder wil de man graag toewerken naar een uitbreiding van de omgangsregeling die partijen eerder zijn overeengekomen en welke bij beschikking van 28 juni 2023 is vastgelegd, zodat hij meer tijd met [minderjarige] kan doorbrengen en een goede band met hem kan opbouwen. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij wel openstaat voor een stapsgewijze opbouw van de omgangsmomenten tussen [minderjarige] en de man zolang dit in het belang van [minderjarige] is, maar dat de ouders dan wel goed moeten kunnen communiceren en samenwerken. De vrouw vreest dat [minderjarige] klem zal raken tussen de ouders wanneer zij hun onderlinge verstandhouding niet verbeteren. Zij vindt dat partijen dus eerst aan hun onderlinge verstandhouding en communicatie moeten werken via een hulpverleningstraject. Een te snelle uitbreiding van de omgangsmomenten tussen de man en [minderjarige] zal bovendien tot meer spanningen leiden en [minderjarige] heeft nu vooral behoefte aan rust. [minderjarige] kan erg druk zijn en zoekt de grenzen op. Daar wil de vrouw graag zoveel mogelijk hulp voor ontvangen. De vrouw maakt zich verder zorgen over haar veiligheid als zij [minderjarige] naar de man moet brengen of bij de man moet ophalen. Zij is mede gelet op het geweld dat eerder tussen partijen heeft plaatsgevonden angstig voor de man en zijn familie. De Raad adviseert, kort samengevat, om de verzoeken met betrekking tot het gezamenlijk gezag en de zorg-/omgangsregeling aan te houden en partijen te verwijzen naar het uniform hulpaanbod voor de zwaardere interventie.
4.3
Uit het voorgaande blijkt dat partijen op dit moment (nog) niet in staat zijn om adequaat en in het belang van [minderjarige] met elkaar te overleggen en om de problemen tussen hen op te lossen. De rechtbank vindt het, net als de Raad, daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarige kind een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de rechtbank hen en hun minderjarige kind voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. De verwijzing heeft op 5 december 2023 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
4.4
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het
kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
4.5
Gebleken is dat partijen daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de rechter na overleg met de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van het de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang
zijn van het kind (
zware systeemgerichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar.
De resultaten heeft de rechtbank ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is bij deze beschikking gevoegd (bijlage 1).
4.6
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA rapportage
uiterlijk 17 september 2024 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
4.7
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de verzoeken met betrekking tot het kind.
4.8
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de raad. De raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
4.9
Wanneer de raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
4.1
Wanneer de raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de raad dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Bestaat er, bij toewijzing van het gezag aan de ouders gezamenlijk, een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of is het anderszins in het belang van [minderjarige] te achten om af te wijken van het in
de wet neergelegde uitgangspunt dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen?
- In hoeverre komt een wijziging van de zorg-/omgangsregeling tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
- Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
4.11
Deze beschikking is een verzoek aan de raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.12
Na een onderzoek of interventie van de raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid op de rapportage van de raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.13
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage 2). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
4.14
Omdat partijen en hun kind in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het (jeugd)hulpverleningstraject beslist de rechtbank nu niet op de verzoeken met betrekking tot het gezamenlijk gezag, de zorg-/omgangsregeling, maar houdt zij de beslissing daarover voor de duur van negen maanden aan. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
4.15
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken om in afwachting van het voornoemde hulpverleningstraject en een definitieve beslissing over de omgang tussen de man en [minderjarige] dan wel verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de omgangsmomenten tussen de man en [minderjarige] uit te breiden. Zij zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat de man en [minderjarige] voorlopig in ieder geval omgang met elkaar zullen hebben:
- elke dinsdag van 15.30 uur tot 18.00 uur;
- de ene week op zaterdag van 10.00 à 11.00 uur tot 17.00 uur;
- met ingang van zaterdag 16 december 2023 ook de andere week van zaterdag 13.00 uur tot zondag 09.00 uur .
Partijen hebben daarbij afgesproken dat de vrouw [minderjarige] elke zaterdagochtend naar de man brengt en de man het overige vervoer van [minderjarige] voor zijn rekening zal nemen. Partijen hebben afgesproken dat zij het verloop van deze omgangsregeling zullen evalueren en indien mogelijk zullen uitbreiden nadat deze enkele keren is uitgevoerd. Dat zullen partijen in onderling overleg doen, of zo nodig tezamen met hun advocaten.
4.16
Tijdens de mondelinge behandeling is afgesproken dat partijen met elkaar in overleg zullen treden over de (hoogte van de) kinderalimentatie. De rechtbank zal de behandeling van dit verzoek voor de duur van twee maanden aanhouden om zodoende partijen in de gelegenheid te stellen om het overleg met elkaar hierover aan te gaan en te bezien of alsnog tot overeenstemming gekomen kan worden. Partijen worden verzocht
om uiterlijk 20 februari 2024 PRO FORMAde rechtbank te informeren omtrent de bereikte resultaten en het door hen gewenste procesverloop ten aanzien van de kinderalimentatie.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek tot vervangende toestemming erkenning af;
5.2
verwijst ouders en hun minderjarige kind voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. Het loket zal ouders en hun kind vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van het kind verwijzen naar de zorgaanbieder;
5.3
verzoekt het loket om uiterlijk
17 september 2024 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
5.4
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de raad;
5.5
verzoekt de raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
5.6
verzoekt de raad, regio Zeeland, West- en Midden-Brabant, locatie Middelburg wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 4.9 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
5.7
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de Raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen;
5.8
houdt aan de beslissing op de verzoeken met betrekking tot het gezamenlijk gezag en de zorg-/omgangsregeling in afwachting van het voornoemde traject;
5.9
houdt aan de beslissing op het verzoek met betrekking tot de kinderalimentatie
tot 20 februari 2024 PRO FORMA,zulks in afwachting van de nadere berichtgeving van (de advocaten van) partijen en het door hen gewenste procesverloop;
Deze beschikking is gegeven door mr. Hendriks, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023 in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.