In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] in het verleden met spoed uit huis is geplaatst vanwege verwaarlozing en huiselijk geweld. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, waarbij de focus ligt op het creëren van een veilige hechting tussen [minderjarige] en haar moeder, en het onderzoeken van het perspectief van [minderjarige]. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder zich niet verzet tegen de verzoeken van de GI, maar dat er zorgen zijn over de stabiliteit van de situatie bij de moeder. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn en heeft de verzoeken van de GI toegewezen. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 28 december 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 28 december 2024, zodat beide termijnen gelijklopen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.