ECLI:NL:RBZWB:2023:8926

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
C/02/411280 JE RK 23-1146
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarige na niet behaalde doelen en gebrek aan contact met biologische vader

In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 december 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 10 december 2023, maar de gecertificeerde instelling (GI) verzocht om een verdere verlenging tot 10 augustus 2024. De kinderrechter oordeelde dat de gestelde doelen van de ondertoezichtstelling niet waren behaald. [minderjarige] had geen contact met haar biologische vader en had trauma's die nog niet waren verwerkt. De kinderrechter stelde vast dat de situatie van [minderjarige] zorgwekkend was, met symptomen van stress, angsten en stemmingswisselingen, die voortkwamen uit het ontbreken van contact met haar biologische vader.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 december 2023, waarbij de moeder, de juridische vader, de biologische vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren, werd duidelijk dat er een scheve informatievoorziening was. De kinderrechter concludeerde dat de regie over de omgang tussen [minderjarige] en haar biologische vader bij de GI was weggenomen, en dat de omgang kon bestaan naast systeemtherapie, maar dat traumatherapie moest worden afgewacht. De kinderrechter had geen vertrouwen in de voortzetting van de hulpverlening zonder een gedwongen kader.

De kinderrechter besloot de ondertoezichtstelling te verlengen, met de overweging dat de hulpverlening en therapieën voor [minderjarige] voortgezet moesten worden. De kinderrechter benadrukte dat de ondertoezichtstelling niet alleen druk en spanning voor de moeder met zich meebracht, maar ook dat de procedure rondom de omgang met de biologische vader doorliep, wat eveneens spanningen veroorzaakte. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/411280 JE RK 23-1146
Datum uitspraak: 7 december 2023
nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van

STICHTING JEUDGEBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling, de GI,
locatie Etten-Leur,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2015 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats 1] ,
advocaat: mr. R.E. Teusink te Roosendaal,

[de juridische vader] ,

hierna te noemen: de juridische vader,
wonende te [plaats 1] .
Als informant is aangemerkt:

[de biologische vader] ,

wonende te [plaats 2] ,
hierna te noemen: de biologische vader,
advocaat: mr. M.V.C. van Sambeek te Eindhoven.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

Het (verdere) procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 28 juli 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van [minderjarige] , ingekomen bij de griffie op 17 november 2023;
- de brief van de GI van 23 november 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de brief met bijlagen van 1 december 2023 van mr. Teusink;
- de brief met bijlagen van 4 december 2023 van mr. Teusink;
- de pleitaantekeningen van mr. Van Sambeek, overhandigd bij de mondelinge behandeling.
De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voortgezet tijdens de mondelinge behandeling van 7 december 2023 met gesloten deuren. Gelet op de nauwe samenhang tussen het verzoek van de GI in deze zaak en het resterende verzoek van de biologische vader in de zaak met kenmerk C/02/343229 / FA RK 18-1718, zijn deze zaken gelijktijdig behandeld. In beide zaken wordt bij separate beschikking beslist.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de juridische vader,
- de biologische vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- twee vertegenwoordigsters van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder en de juridische vader.
[minderjarige] woont bij de moeder.
Laatstelijk, bij voormelde beschikking van 28 juli 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 10 augustus 2023 tot 10 december 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

Het (resterende) verzoek

Thans ligt het volgende resterende verzoek nog ter beoordeling aan de kinderrechter voor.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de resterende duur van het eerder verzochte jaar, zijnde van 10 december 2023 tot 10 augustus 2024, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het (nadere) standpunt van de GI

Aan het verzoek legt de GI, samengevat, het volgende ten grondslag. [minderjarige] wordt nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd omdat zij stress, angsten, boze buien, overmatige overprikkeling, stemmingswisselingen en lichamelijke klachten ervaart van de spanningen die het ontbrekende contact met haar biologische vader met zich meebrengen. De moeder, en de biologische vader zijn gestart met systemische hulpverlening bij [hulpverlening] . Met de juridische vader heeft [minderjarige] al maanden geen contact meer. De juridische vader houdt zich ten aanzien van de hulpverlening afzijdig. Voor systeemtherapie heeft hij zijn toestemming gegeven. De biologische vader ook, zij het onder protest. [minderjarige] zelf is gestart met EMDR-therapie. De GI kiest ervoor om [minderjarige] haar eigen traject bij de psycholoog ( [zorgcentrum] ) te laten doorlopen, zonder gesprekken met haar te voeren en haar verder te belasten. Op 22 november 2023 heeft er met betrokkenen een gesprek plaatsgevonden waarin is uitgelegd waarom er nog geen contactopbouw tussen [minderjarige] en de biologische vader is. Het versturen van pakketjes, wat de biologische vader iedere maand deed, is on hold gezet. Volgens [zorgcentrum] en [hulpverlening] is het belangrijk dat moeder en biologische vader hard aan het werk gaan binnen systeemtherapie en dat [minderjarige] haar EMDR volgt. Wanneer alle betrokkenen hier klaar voor zijn, zal [hulpverlening] kijken naar wat haalbaar is in de omgang tussen [minderjarige] en de biologische vader. Voor nu handhaaft de GI het resterende deel van het verzoek. De bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen zijn nog niet behaald. Hoewel er positieve stappen gezet zijn gezet, is de situatie te pril om over te gaan naar hulpverlening in een vrijwillig kader. De systeemtherapie staat nog in de kinderschoenen en ook de therapie van [minderjarige] is nog niet afgerond. De stelling van de moeder dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is, is onjuist. Deze bedreiging is onder andere gelegen in het niet hebben van contact van [minderjarige] met haar biologische vader.

Het (nadere) standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is, samengevat, naar voren gebracht dat de moeder zich onvoldoende gehoord voelt. Dit is duidelijk naar voren gekomen in de overgelegde stukken. Een ondertoezichtstelling drukt bij de moeder op haar schouder. Er loopt al bijna zes jaar een procedure. [minderjarige] wordt al jaren geconfronteerd met hulpverlening. Het dossier heeft een grote weerslag op het gezin. De moeder wil [minderjarige] niet weghouden bij de biologische vader. Zij wenst wel dat haar zorgen serieus worden genomen. [minderjarige] is op dit moment begonnen met EMDR-therapie en heeft nu drie sessies gehad. Dat is heftig voor een meisje van negen jaar. De moeder ziet dat [minderjarige] nog een hele weg te gaan heeft. Gezien wordt dat [minderjarige] last heeft van de spanningen. Om die reden is er een knip gemaakt tussen de hulpverleningstrajecten. Dit zorgt ervoor dat [minderjarige] meer rust heeft en zij zich kan focussen op haar eigen therapie. De moeder werkt aan de hulpverlening mee, zo ook aan systeemtherapie. In de afgelopen periode is gebleken dat het opstarten van omgang tussen [minderjarige] en de biologische vader niet verantwoord is. De biologische vader ontkent het trauma bij [minderjarige] . Hij verliest uit het oog wat er met haar aan de hand is. Wat volgens de moeder nodig is, is dat er rust ontstaat. De moeder wenst in het vrijwillige kader met hulpverlening door te gaan. In haar visie is er geen ontwikkelingsbedreiging en is daarmee de ondertoezichtstelling niet meer nodig. Als de last van de ondertoezichtstelling van moeders schouder valt, zou dat helpend zijn voor het verdere hulpverleningstraject. Indien de ondertoezichtstelling wordt verlengd dient de regie ten aanzien van de omgang bij de GI te blijven liggen. De GI is direct betrokken, de rechtbank niet.
Door de juridische vader is, samengevat, aangevoerd dat hij onjuist wordt weggezet als een persoon die niets meer van zich laat horen. De moeder kan de nieuwe relatie van de juridische vader niet accepteren. Dat speelt een grote rol in de verstandhouding tussen hen. Het doet de juridische vader veel dat hij [minderjarige] al lang niet heeft gezien. Hij heeft besloten om het conflict met de moeder uit de weg te gaan. Dit zou alleen maar belasting opleveren voor [minderjarige] en dat moet worden voorkomen. Dat de juridische vader niet betrokken wil zijn is eveneens onjuist. Dat hij niet reageert op vragenlijsten heeft ermee te maken dat hij [minderjarige] al langere tijd niet heeft gezien. Om die reden kan hij ook niets zeggen over de ondertoezichtstelling. Wel kan hij beamen dat een ondertoezichtstelling voor spanning zorgt. Telefonische bereikbaarheid is voor hem lastig, omdat hij op de bouw werkt. Als hij mails ontvangt van de GI of hulpverlening, wil hij daar wel op reageren. Met dus de kanttekening dat hij weinig kan zeggen over hoe het nu met [minderjarige] gaat, door het ontbreken van contact.
Door en namens de biologische vader is, samengevat, aangevoerd dat de systeemtherapie loopt. Er worden goede afspraken gemaakt. De biologische vader is teleurgesteld in de GI. Zij pakken weinig op. Dat er een knip is gezet in de hulpverlening, daar was de biologische vader niet direct van op de hoogte. Omdat hij geen gezag heeft, wordt hij minder goed betrokken. In de visie van de biologische vader kan het opbouwen van omgang naast de systeemtherapie bestaan. Dat de EMDR-therapie moet worden afgewacht, kan hij begrijpen.
Echter, onduidelijk is hoe lang dit nog gaat duren. Als de EMDR-therapie binnen afzienbare tijd is afgerond, dan kan de biologische vader daar op wachten. Dat een einde van de ondertoezichtstelling meer rust zou betekenen voor [minderjarige] wordt door de biologische vader betwist. Dat is schijnbare rust, zolang er geen omgang is. Als de ondertoezichtstelling nu zou stoppen, dan komt omgang niet van de grond. Bovendien betwijfelt de biologische vader of de moeder zonder ondertoezichtstelling zou doorgaan met de hulpverlening. De biologische vader acht een verlenging van de ondertoezichtstelling dan ook noodzakelijk.

Het standpunt van de Raad

Tijdens de mondelinge behandeling is namens de Raad te kennen gegeven dat de Raad zich in haar advies alleen zal beperken tot de omgang in de zaak met kenmerk C/02/343229 / FA RK 18-1718. Voor een standpunt van de Raad ten aanzien van de omgang, verwijst de kinderrechter kortheidshalve naar de beschikking in de zaak met kenmerk C/02/343229 / FA RK 18-1718.

De (nadere) beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar, als aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] , anders dan de moeder stelt, onverminderd in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Dit is er in gelegen dat [minderjarige] en de biologische vader geen omgang met elkaar hebben en zij haar trauma nog niet heeft verwerkt. Bovendien zijn de bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen niet bereikt.
De kinderrechter ziet dat er in de afgelopen periode positieve stappen zijn gezet; systeemtherapie is begonnen en deze loopt goed. Ook is [minderjarige] volop bezig met haar individuele hulpverlening. Zij volgt EMDR-therapie en heeft nu drie sessies gehad. Die hulpverlening moet gecontinueerd worden en daarvoor is een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig. De kinderrechter is er niet van overtuigd dat betrokkenen, met name de moeder, de hulpverlening zullen voortzetten in een vrijwillig kader en dit bovendien gezamenlijk zullen doen. Monitoring door de GI blijft hierin nodig.
De kinderrechter overweegt voorts dat de informatievoorziening tussen alle betrokkenen niet in balans is. Dit heeft er mee te maken dat de biologische vader geen gezag heeft. Nu door de scheve informatievoorziening ook de regie van de GI niet in balans is, volgt de kinderrechter het voorstel van de Raad om de regie meer bij de rechtbank te beleggen. Dat de biologische vader zich minder betrokken en gehoord voelt, acht de kinderrechter invoelbaar. Echter, de kinderrechter vraagt de biologische vader dit voor [minderjarige] aan de kant te zetten. Dat de tijdsduur van haar hulpverlening onduidelijk is, is een feit. Er kan hierin geen tijdspad worden geschetst. Ook hierin wordt de biologische vader gevraagd, hoe moeilijk ook, geduld te betrachten.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de ondertoezichtstelling zal worden verlengd voor de resterende periode. Bovendien zal de kinderrechter regie nemen als volgt.
Volgens hulpverlening is opbouw van de omgang tussen [minderjarige] en de biologische vader op dit moment een stap te vroeg. De kinderrechter heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Echter, doordat er een knip in de hulpverleningstrajecten is gemaakt, kan het opbouwen van de omgang en systeemtherapie naast elkaar bestaan. Voor het opbouwen van omgang en de EMDR-therapie van [minderjarige] geldt dit niet. Hiermee dient de GI in de komende periode rekening te houden. Voor de uitgebreide beslissing ten aanzien van de omgang tussen [minderjarige] en de biologische vader verwijst de kinderrechter kortheidshalve naar de beschikking in de zaak met kenmerk C/02/343229 / FA RK 18-1718.
Tot slot geeft de kinderrechter de moeder nog het volgende mee. In haar oproep aan de kinderrechter is de moeder duidelijk. De ondertoezichtstelling zorgt bij haar voor veel druk en spanning. Soms kan een situatie ontstaan dat een ondertoezichtstelling zo veel druk en spanning geeft, dat dit juist de ernstige ontwikkelingsbedreiging oplevert voor een kind. De kinderrechter neemt hiervan serieus kennis en heeft naar dit risico gekeken. Echter, naar het oordeel van de kinderrechter zorgt de ondertoezichtstelling niet alleen voor spanning, dat doet ook de procedure ten aanzien van de omgang. Indien de ondertoezichtstelling zou stoppen, dan is de druk en de spanning daarmee niet verdwenen. De procedure over het contact tussen de biologische vader en [minderjarige] loopt namelijk door, met alle spanningen van dien. De kinderrechter hoopt dat de moeder een verlenging van de ondertoezichtstelling ook kan zien als een steun in de rug in plaats van een stok achter de deur en een belemmerende factor.
Uitvoerbaar bij voorraad
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 10 december 2023 tot 10 augustus 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.