ECLI:NL:RBZWB:2023:8945

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
10464097 CV EXPL 23-1490 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, handelend onder de naam '[bedrijf]', had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 15 maart 2023, waarin de huurovereenkomst tussen partijen werd ontbonden en de opposant werd veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde vanwege huurachterstand. De opposant vorderde dat hij werd ontheven van de veroordelingen in het verstekvonnis en dat de geopposeerde niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vorderingen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig en op de juiste wijze was ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 augustus 2023 is de opposant bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. A. Gungormez, terwijl de geopposeerde werd vertegenwoordigd door mr. J.N. Reijn. De geopposeerde had in de dagvaarding gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de opposant te veroordelen tot betaling van een huurachterstand van € 20.031,74, alsmede tot ontruiming van het gehuurde.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de huurachterstand substantieel was en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De opposant had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen dat er een betalingsregeling was getroffen en dat de huurachterstand niet opeisbaar was. De rechter heeft geoordeeld dat de belangen van de geopposeerde bij beëindiging van de huurovereenkomst zwaarder wogen dan de belangen van de opposant bij continuering van de overeenkomst. Het verzet is ongegrond verklaard en het verstekvonnis is bekrachtigd, waarbij de opposant werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer 10464097 CV EXPL 23-1490
vonnis van 18 oktober 2023
inzake
[opposant], handelend onder de naam ‘ [bedrijf] ’,
wonende te [woonplaats] ,
opposant, hierna te noemen [opposant] ,
gemachtigde: mr. V.C. van der Velde,
tegen
[geopposeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geopposeerde,
gemachtigde: mr. J.N. Reijn.
Partijen worden hierna genoemd [opposant] en [geopposeerde] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 17 mei 2023, met producties;
b. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 29 augustus 2023.
1.2
Op de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023 zijn verschenen [opposant] , bijgestaan door mr. A. Gungormez en de heer [naam] bijgestaan door mr. J.N. Reijn.
1.3
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1
In een op 7 februari 2023 uitgebrachte dagvaarding heeft [geopposeerde] , als eisende partij, op bij de dagvaarding omschreven gronden, gevorderd de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [opposant] te veroordelen het gehuurde te ontruimen, alsmede om [opposant] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 20.031,74 aan huurachterstand en een maandelijks bedrag gelijk aan de huurtermijnen als huur en als gebruiksvergoeding, vermeerderd met kosten en (boete)rente, met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.
2.2
Bij verstekvonnis van 15 maart 2023 (zaaknummer 10359159 CV EXPL 23-738) heeft de kantonrechter als volgt op de vorderingen van [geopposeerde] beslist:
“ontbindt met ingang van heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de bedrijfsruimte, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] ;
veroordeelt [opposant] om het gehuurde binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de voornoemde bedrijfsruimte te ontruimen en te verlaten, met medeneming van al degene die en al hetgeen dat zich daarin of daarop niet vanwege [geopposeerde] bevindt;
veroordeelt [opposant] om aan [geopposeerde] te betalen:
- een bedrag van € 20.031,74 aan betalingsachterstand tot en met maart 2023;
- een bedrag van € 975,32 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontbinding tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 3.000,00 aan verschenen contractuele boetes en een bedrag van
1% van de huurachterstand, met een minimum van € 300,00, voor iedere maand dat er sprake is van een huurachterstand vanaf 1 maart 2023 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
- een bedrag van € 5.558,53 aan huur per kwartaal vanaf 1 april 2023 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
- een bedrag van € 5.558,53 per kwartaal aan schadevergoeding gedurende de periode vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot een periode van zes maanden na de datum van de feitelijke ontruiming van de voornoemde bedrijfsruimte, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van opeisbaarheid van deze bedragen tot die van de algehele voldoening;
veroordeelt [opposant] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden vastgesteld op € 2.017,02, daarin begrepen een bedrag van € 529,00 als salaris voor de gemachtigde van [geopposeerde] ;
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.”
2.3
[opposant] komt in verzet van voormeld vonnis. Hij vordert dat hij wordt ontheven van de daarin tegen hem uitgesproken veroordelingen en dat [geopposeerde] alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen, althans dat deze worden afgewezen, met veroordeling van [geopposeerde] in de proceskosten en de nakosten.
2.4
[geopposeerde] voert verweer.
2.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De feiten

3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
a. Op 17 december 2022 hebben partijen een huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte staande en gelegen te [plaats] aan het [adres] .
b. Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW’ van toepassing.
c. De laatstelijk verschuldigde huur (inclusief voorschot servicekosten) bedroeg
€ 5.558,53 per kwartaal.
d. Op 6 april 2023 is het gehuurde ontruimd.

4.De beoordeling

4.1
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [opposant] in zijn verzet kan worden ontvangen.
4.2
Ter beoordeling ligt voor of het verstekvonnis van 15 maart 2023, waarin ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en nevenvorderingen zijn toegewezen, bekrachtigd dient te worden.
4.3
Op de mondelinge behandeling heeft [geopposeerde] gesteld dat de actuele huurachterstand bestaat uit de huur over het vierde kwartaal 2022 (€ 5.199,37), de huur over het eerste kwartaal 2023 (€ 5.558,53), de energiekosten over 2021 (3.279,88) en de energiekosten 2022
( € 5.993,96), zijnde in totaal een bedrag van € 20.031,74. [opposant] heeft op de mondelinge behandeling onvoldoende de hoogte van de huurachterstand en de energiekosten betwist. Het is de kantonrechter gebleken dat de door hem gestelde betalingen van 27 oktober 2022 zijn afgeboekt op andere kwartaalbetalingen. [geopposeerde] heeft toegelicht dat de betalingen van [opposant] zijn afgeboekt op [factuurnummer 1] , betreffende de huur voor het tweede kwartaal van 2022 en op [factuurnummer 2] , betreffende de huur voor het eerste kwartaal 2022. [opposant] heeft onvoldoende kunnen aantonen dat er betalingen zijn verricht die in mindering strekken op het laatste kwartaal van 2022 en het eerste kwartaal van 2023 of op de gevorderde energienota’s.
4.4
[opposant] heeft verder aangevoerd dat hij een betalingsregeling had getroffen met [geopposeerde] waaraan hij zich heeft gehouden. De kantonrechter begrijpt dit verweer aldus dat [opposant] aanvoert dat de betalingsachterstand niet opeisbaar was op moment van dagvaarden. De kantonrechter gaat niet mee in dit verweer. Uit de overgelegde correspondentie volgt dat er tussen partijen inderdaad een betalingsafspraak was gemaakt. Op grond van die afspraak moest [opposant] uiterlijk eind december 2022 een betaling verrichten en die afspraak is [opposant] niet nagekomen. Er is eerst in januari 2023 een betaling gevolgd. Dit betekent dat daarmee de betalingsafspraak is komen te vervallen en dat het [geopposeerde] vrij stond om het gehele openstaande bedrag ineens op te eisen. Hoe vervelend ook, de omstandigheid dat [opposant] zich niet aan de afspraak kon houden omdat hij zelf nog geen geld had ontvangen van de gemeente, maakt dit niet anders.
4.5
Het voorgaande betekent dat de bij verstekvonnis van 15 maart 2023 uitgesproken veroordeling tot betaling van een bedrag van € 20.031,74 aan huurachterstand (zijnde 6 maanden in totaal) in stand kan blijven. Dat geldt ook voor de veroordeling tot betaling van een bedrag van € 3.000,00 aan verbeurde boetes en € 975,32 aan buitengerechtelijke incassokosten, omdat [opposant] hiertegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd.
4.6
Op grond van artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De kantonrechter gaat bij haar beoordeling van de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde uit van het moment van dagvaarden. Aangezien er toen een huurachterstand van twee kwartalen (zes maanden) bestond, is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een zodanig ernstig tekortschieten dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. De aard en ernst van de tekortkoming en het belang van [geopposeerde] bij beëindiging van de huurovereenkomst wegen in dit geval zwaarder dan de persoonlijke en zakelijke belangen van [opposant] bij continuering van de huurovereenkomst. [opposant] heeft ter zitting aangevoerd dat hij de huurachterstand zou kunnen inlopen op het moment dat de gemeente een nieuwe subsidie zou toekennen. De kantonrechter ziet hierin echter geen aanleiding om [opposant] een zogenoemde “terme de grace” te geven. Een terme de grace betekent een nader uitstel om de huurachterstand volledig in te lopen, om zodoende ontbinding en ontruiming te voorkomen. Dat ligt hier niet voor de hand, omdat bij navraag blijkt dat de aanvraag voor subsidie nog maar net is ingediend en allerminst zeker is, dat de gemeente de aanvraag ook zal honoreren. De bij het verstekvonnis van 15 maart 2023 uitgesproken ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is dus gerechtvaardigd. Dat geldt ook voor de in dit kader toegewezen nevenvorderingen.
4.7
Gezien het voorgaande is het verzet ongegrond. De kantonrechter zal dan ook het verstekvonnis van 15 maart 2023 bekrachtigen. [opposant] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geopposeerde] worden vastgesteld op € 529,00 als gemachtigde salaris.

5.De beslissing

De kantonrechter:
bekrachtigt het op 15 maart 2023 tussen partijen gewezen verstekvonnis en de daarin uitgesproken veroordelingen;
veroordeelt [opposant] in de kosten van de verzetprocedure, tot deze uitspraak aan de zijde van [geopposeerde] vastgesteld op een bedrag van € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman, en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2023.