ECLI:NL:RBZWB:2023:8950

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
10523248 CV EXPL 23-1997 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst; ontruiming niet gerechtvaardigd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurster en een huurster over een huurachterstand. De verhuurster, aangeduid als [eiser], vorderde onder andere betaling van een huurachterstand van € 2.003,60, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De huurster, aangeduid als [gedaagde], erkende de huurachterstand, maar stelde dat zij mogelijkheden had om deze in te lopen en wilde graag in de woning blijven wonen.

De procedure omvatte een tussenvonnis van 9 augustus 2023 en een mondelinge behandeling op 26 september 2023. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding € 1.858,84 bedroeg, maar dat deze inmiddels was afgenomen tot € 1.497,57. De kantonrechter overwoog dat, hoewel er sprake was van een huurachterstand, de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde op dat moment niet gerechtvaardigd waren. Dit werd onderbouwd door het feit dat de huurster had aangetoond dat zij bereid was om haar financiële situatie te verbeteren.

De kantonrechter wees de vorderingen van de verhuurster af, maar gaf aan dat bij een nieuwe huurachterstand in de toekomst, de verhuurster mogelijk wel tot ontbinding en ontruiming zou kunnen overgaan. Daarnaast werd de huurster veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, en werd zij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10523248 CV EXPL 23-1997
Vonnis van 15 november 2023
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: D.A. Riedijk,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.C.A.M. van der Meer.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
a. het tussenvonnis van 9 augustus 2023;
b. een actueel overzicht van de huurachterstand;
c. een financieel overzicht van de inkomsten en uitgaven;
c. een mondelinge behandeling van 26 september 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
2.1
Tussen [eiser] als verhuurster en [gedaagde] als huurster bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] te [plaats] .
2.2
Uit hoofde van deze huurovereenkomst is [gedaagde] maandelijks bij vooruitbetaling huurpenningen verschuldigd van een bedrag van € 604,19 per maand.
2.3
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
3. Het geschil
3.1
[eiser] vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.003,60, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.858,84 vanaf heden tot de dag van de volledige betaling;
b. ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst betreffende de woonruimte staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] ;
c. [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en de woning ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen onder afgifte van de sleutels;
d. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 591,28 per maand, voor elke ingegane maand dat [gedaagde] na mei 2023 de woning c.a. niet ter beschikking van
[gedaagde] heeft gesteld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de volledige betaling,
met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure, alsmede in de kosten van de ontruiming.
3.2
[eiser] legt -samengevat- aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] door het laten ontstaan van een huurachterstand is tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
3.3
[gedaagde] betwist niet dat er een huurachterstand is ontstaan. Deze is ontstaan door diverse omstandigheden. Inmiddels zijn er mogelijkheden om de huurachterstand (op korte termijn) in te lopen. [gedaagde] wil graag in de woning blijven wonen.

4.De beoordeling

Huurachterstand
4.1
[eiser] heeft de huurachterstand ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding berekend op € 1.858,84 (huurachterstand tot en met mei 2023). Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft [eiser] de huurachterstand berekend op een bedrag van € 1.497,57 (huurachterstand tot en met september 2023). Nu tussen partijen is komen vast te staan dat de huurachterstand tot en met september 2023 € 1.497,57 bedraagt, zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
Ontbinding en ontruiming van het gehuurde
4.2
Ten tijde van de mondelinge behandeling bedroeg de huurachterstand ongeveer 2,5 maand. [eiser] heeft haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gehandhaafd, omdat zij graag een ‘stok achter de deur’ wil houden. Volgens [eiser] was er vanaf de aanvang van de huurovereenkomst sprake van structurele betalingsproblemen.
4.3
Uit artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vloeit voort dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Bij de beantwoording van de vraag van de huurovereenkomst gerechtvaardigd, kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.4
De kantonrechter acht in dit geval een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde op dit moment (nog) niet gerechtvaardigd, ondanks dat er ten tijde van de dagvaarding sprake was van een huurachterstand van iets meer dan drie maanden. Daarbij weegt zij mee dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat zij voor de eerste rolzitting (op 30 mei 2023) een bedrag heeft betaald van € 591,28 en dat de huurachterstand lopende de procedure is afgenomen. Bovendien heeft [gedaagde] op de mondelinge behandeling toegezegd zich aan te melden bij -het door [eiser] voorgestelde- [bedrijf] voor financiële ondersteuning. Gelet hierop en op het door haar op de mondelinge behandeling geuite voornemen om met ingang van oktober 2023 meer uren via het uitzendbureau te gaan werken heeft [gedaagde] laten zien dat zij mee wil werken aan het op orde krijgen van haar financiële huishouding.
4.5
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en de met die ontbinding verband houdende nevenvorderingen afwijzen. De kantonrechter wijst [gedaagde] erop dat zij er rekening mee moet houden dat als er weer een nieuwe huurachterstand ontstaat, in een volgende zaak er waarschijnlijk wel tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal worden overgegaan. Dit vonnis geldt dus als stok achter de deur om serieus aan de slag te gaan met het vinden van een oplossing voor haar betalingsproblemen.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.6
De gevorderde verschenen en toekomstige wettelijke rente over de hoofdsom zal als gegrond op de wet worden toegewezen zoals hierna onder ‘de beslissing’ bepaald. Verder wordt de wettelijke rente toegekend over een bedrag van € 1.858,84, nu [eiser] dat bij dagvaarding vordert en zij haar eis op dit punt niet heeft gewijzigd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de na de dagvaarding verrichte betalingen door [gedaagde] .
4.7
Verder maakt [eiser] aanspraak op een bedrag van € 122,74 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat [eiser] , op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de samenhangende wettelijke bepalingen, in deze zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning overeenkomstig artikel 6:96 lid 6 van het BW heeft verzonden aan [gedaagde] . Gelet op de door [eiser] bij dagvaarding overgelegde brief van 6 december 2022 heeft zij aan dit wettelijke vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
4.8
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld.
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
365,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
893,48

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 1.642,33 (huurachterstand tot en met september 2023 inclusief verschenen rente en buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.858,84 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van de volledige betaling, met inachtneming van elke debet- en creditmutatie;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 893,48;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op
15 november 2023.