ECLI:NL:RBZWB:2023:8953

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
23-021437
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift 552a Sv, gegrond verklaard met teruggave van in beslag genomen auto

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het klaagschrift was ingediend door een klager, geboren in 1999, die de teruggave van zijn in beslag genomen auto, een Mercedes-Benz A 180, verzocht. De auto was op 18 augustus 2023 in beslag genomen vanwege verdenking van rijden onder invloed en gevaarlijk rijgedrag. De klager stelde dat hij de eigenaar was van de auto en dat de inbeslagname hem ernstig benadeelde, aangezien hij niet over de auto kon beschikken en deze een waarde van ongeveer € 10.000 vertegenwoordigde. De raadsman van de klager voerde aan dat de auto niet door een strafbaar feit was verkregen en dat de klager een blanco strafblad had, wat de kans op verbeurdverklaring van de auto onwaarschijnlijk maakte.

De officier van justitie daarentegen stelde dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, omdat de klager zich onverantwoordelijk had gedragen in het verkeer. De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag, vooral gezien de persoonlijke omstandigheden van de klager en zijn blanco strafblad. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de auto aan de klager.

Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 december 2023. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of de klager.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 96-212965-23
raadkamernummer : 23-021437
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.N.A.J. Verbunt advocaat te Tilburg, (Postbus 902, 5000 AX Tilburg),
hierna te noemen: de klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 18 augustus 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto, merk Mercedes-Benz A 180, kleur grijs, voorzien van [kenteken] (hierna: de auto);
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 22 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • de reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 november 2023. Gehoord zijn de officier van justitie mr. M.E.W.G. Stals, klager en mr. M.N.A.J. Verbunt als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de eigenaar is van de in beslag genomen auto. Klager wordt door de inbeslagname ernstig onthand, omdat hij niet over de auto kan beschikken. De auto is niet door enig strafbaar feit verkregen. Klager meent dat er geen reden is om het beslag te laten voortduren.
De raadsman verzoekt uitdrukkelijk om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van klager. De auto is in beslag genomen ex artikel 94 Sv (vatbaar voor verbeurdverklaring). Dat de rechtbank, later oordelend, zal beslissen om de auto verbeurd te verklaren is echter hoogst onwaarschijnlijk. Een verbeurdverklaring zou in strijd zijn met de proportionaliteit en subsidiariteit. Klager heeft een arbeidsovereenkomst en verdient
€ 2.389,43 bruto per maand. De in beslag genomen auto vertegenwoordigt op dit moment een waarde van naar schatting € 10.000,-. Gelet op het bruto inkomen van klager het draagkrachtbeginsel zou klager onevenredig in zijn vermogen worden getroffen. Daarnaast heeft klager een blanco strafblad en moet de strafbare gedraging worden gezien als een incident. Tot op heden is er geen zittingsdatum bekend. Het rijbewijs wordt op 14 februari 2024 aan klager teruggegeven. Klager heeft met zijn vader de afspraak gemaakt dat zijn vader de auto tot de teruggave van het rijbewijs van klager leent. Dit om de financiële schade voor de klager te beperken. Klager heeft zeer hoge kosten aan de auto, maar kan geen gebruik maken van de auto.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Zij acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechtbank later oordeelt dat de auto verbeurd moet worden verklaard. Klager heeft zich zeer onverantwoordelijk en gevaarlijk gedragen in het verkeer. Zo heeft hij onder andere zonder gordel en met zeer hoge snelheid gereden. Het is dan ook volstrekt logisch dat er beslag op de auto is gelegd.
De auto is nu getaxeerd op € 8.500,00. Ondanks dat de auto een voor klager grote economische waarde heeft, acht de officier van justitie - gelet op de ernst en hoeveelheid van verkeersovertredingen - handhaving van het beslag proportioneel. De zaak wordt vermoedelijk aangebracht voor de meervoudige strafkamer wegens verdenking van overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet 1994.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het in beslag genomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379).
Klager wordt verdacht van het rijden onder invloed van alcohol en zeer gevaarlijk rijgedrag op 18 augustus 2023. Om die reden is de auto op grond van artikel 94 Sv (vatbaar voor verbeurdverklaring) in beslag genomen. In raadkamer is door en namens klager een aantal persoonlijke omstandigheden naar voren gebracht om aan te tonen dat teruggave van de auto voor klager van groot belang is. Zo zou - zo begrijpt de rechtbank - de auto voor klager een grote economische waarde vertegenwoordigen en zou hij bij voortduring van het beslag onevenredig in zijn vermogen worden getroffen. Daarnaast zou het volgens klager gaan om een incident. Uit de documentatie van klager blijkt dat klager inderdaad niet eerder in aanraking is gekomen met politie en/of justitie. Gelet op deze bijzondere persoonlijke omstandigheden - en niet omdat de handelwijze van klager niet verwijtbaar was - acht de rechtbank het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen. De rechtbank kent hierbij een groot gewicht toe aan het blanco strafblad van klager.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de auto is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van de auto aan klager gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het klaagschrift gegrond en gelast de teruggave van de auto aan klager.
Deze beslissing is op 6 december 2023 genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).