ECLI:NL:RBZWB:2023:8966

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
23-006787 en 23-006788
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 Sv na beëindiging van voorlopige hechtenis

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met parketnummer 02-029433-20, betreffende verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1978, had op 15 maart 2023 twee verzoekschriften ingediend ter vergoeding van schade die hij had geleden door een onterecht ondergane inverzekeringstelling en de kosten voor het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 2 februari 2020 in verzekering is gesteld en op 4 februari 2020 weer in vrijheid is gesteld. De officier van justitie heeft ingestemd met de verzoeken, waardoor de rechtbank zonder mondelinge behandeling kon beslissen.

De rechtbank overweegt dat, nu de zaak tegen verzoeker is geseponeerd, hij recht heeft op een schadevergoeding. Op basis van artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij heeft geleden door ondergane inverzekeringstelling. Daarnaast kan op basis van artikel 530 Sv een vergoeding worden toegekend voor de kosten van het indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de gevraagde bedragen van respectievelijk € 390,00 voor de inverzekeringstelling en € 340,00 voor de kosten van het verzoekschrift toegewezen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 730,00.

De beslissing is genomen door rechter J.C.A.M. Los en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-029433-20
raadkamernummers: 23-006787 en 23-006788
datum : 22 november 2023
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 15 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. S.G.H. van de Kamp, advocaat te 's-Hertogenbosch (Stationsweg 14, 5211 TW 's-Hertogenbosch),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 voor de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift
  • de kennisgeving sepot van 24 januari 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 2 februari 2020 in verzekering is gesteld en op 4 februari 2020 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen.
De griffier heeft voorafgaand aan de zitting de officier van justitie verzocht om aan te geven of zij inderdaad instemt met het verzoek. De officier van justitie heeft daarop te kennen gegeven dat het standpunt van het Openbaar Ministerie ongewijzigd is. De griffier heeft deze schriftelijke reactie aan de advocaat van verzoeker doen toekomen. Deze heeft ermee ingestemd dat het verzoek zonder behandeling ter zitting wordt afgedaan.
De rechtbank zal zonder mondelinge behandeling op het verzoekschrift beslissen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De zaak tegen verzoeker is geseponeerd. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan hem een schadevergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft
3 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 390,00, voor de vergoeding van de dagen die verzoeker in verzekering heeft doorgebracht:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 730,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Kuijpers & Nillesen Advocaten te 's -Hertogenbosch, onder vermelding van “ [kenteken] ".
Deze beslissing is op 6 december 2023 genomen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).