Op 24 november 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door de verzoeker, geboren in 2000, die via zijn advocaat, mr. A.M.J. Joris, verzocht om een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van € 2.071,40. Dit verzoek was ingediend na de seponering van de strafzaak tegen hem op 14 maart 2023. Tijdens de zitting op 22 november 2023 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het verzoek gematigd tot € 1.699,45, omdat er een fout was gemaakt in de urenspecificatie van de rechtsbijstand. De officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, heeft geen bezwaar gemaakt tegen de toewijzing van het gematigde bedrag.
De rechtbank heeft overwogen dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd zijn en heeft besloten om het verzoek tot vergoeding van € 1.699,45 voor rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer toe te wijzen. De totale vergoeding bedraagt dus € 2.379,45. De beslissing is genomen door rechter mr. L.C.A.M. Los en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 november 2023. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.