ECLI:NL:RBZWB:2023:8975

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
C/02/415011 / JE RK 23-1827
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing in jeugdzorgzaak met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing door de gecertificeerde instelling (GI) in een jeugdzorgzaak. De zaak betreft de minderjarige [minderjarige], geboren in 2008, die onder toezicht staat van de GI, Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De moeder van [minderjarige] is belast met het ouderlijk gezag en is als belanghebbende aangemerkt. De kinderrechter heeft de GI in haar verzoek ontvangen, maar heeft besloten het verzoek aan te houden voor de duur van maximaal drie maanden. Dit besluit is genomen vanwege de bestaande wantrouwen en weerstand bij zowel de moeder als [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] en dat er een samenwerking moet ontstaan tussen de GI, de moeder en [minderjarige]. De kinderrechter heeft zes afspraken geformuleerd waaraan de moeder en [minderjarige] zich moeten houden om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft benadrukt dat als de afspraken worden nageleefd, het verzoek van de GI zal worden afgewezen, maar als dit niet het geval is, zal er opnieuw een mondelinge behandeling plaatsvinden. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 21 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415011 / JE RK 23-1827
Datum uitspraak: 11 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 17 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] , die is gehoord;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 12 juli 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 11 juli 2022 en tot 25 juli 2022 en is een machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige] verleend met ingang van 11 juli 2022 en tot 25 juli 2022. Beide maatregelen zijn daarna verlengd tot 11 oktober 2022.
2.3.
Bij beschikking van 28 september 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 28 september 2022 en tot 28 september 2023. Beide maatregelen zijn laatstelijk verlengd tot 28 september 2024.
2.4.
[minderjarige] verblijft op grond van bovengenoemde machtiging bij [kinderdagopvang] .
2.5.
De GI heeft op 25 augustus 2023 aan de moeder en [minderjarige] een schriftelijke aanwijzing gegeven. Hierin is het volgende opgenomen:
  • [minderjarige] en moeder reageren op berichten vanuit de hulpverlening, [kinderdagopvang] en de GI. Wanneer er door [kinderdagopvang] of de GI gebeld wordt, verwacht de GI dat moeder en [minderjarige] de telefoon opnemen met uitzondering wanneer [minderjarige] of moeder aan het werk zijn of wanneer [minderjarige] op school zit.
  • [minderjarige] en moeder vertellen de waarheid over waar [minderjarige] is.
  • [minderjarige] en moeder werken mee aan de hulpverlening.
  • [minderjarige] komt de gemaakte afspraken met [ambulante begeleiding] na.
  • Moeder laat de hulpverlening van [GGZ-zorg] en [ambulante begeleiding] binnen.
  • Tijdens de vooraf afgesproken omgangsmomenten tussen [minderjarige] en moeder zijn beide aanwezig.
  • [minderjarige] en moeder houden zich aan de vooraf afgesproken omgangsregeling. Indien [minderjarige] of moeder wijzigingen willen in tijd of dag dient dit vooraf afgesproken te worden met de GI.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt op grond van 1:263, derde lid, BW de schriftelijke aanwijzing (naar de kinderrechter begrijpt: van 25 augustus 2023) te bekrachtigen.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. In de schriftelijke aanwijzing van 25 augustus 2023 is – kort gezegd – opgenomen dat [minderjarige] en de moeder zich meewerkend moeten opstellen, bereikbaar moeten zijn voor de hulpverlening en de GI en zich moeten houden aan de afgesproken omgangsregeling. [minderjarige] onttrekt zich aan het gezag en vertoont zelfbepalend gedrag. Zo bepaalt [minderjarige] zelf waar en met wie zij is en hoe laat zij thuiskomt. De GI heeft daar geen zicht op. Zij is soms uren of nachten onbereikbaar voor de GI. Daarbij komt dat het schoolverzuim van [minderjarige] fors is toegenomen. [minderjarige] gaat niet of nauwelijks naar school. Naar aanleiding hiervan komt nog een strafzitting. Ook de moeder reageert soms laat of niet op de contactpogingen vanuit de GI en de hulpverlening. De moeder laat het niet weten als [minderjarige] bij haar is. Ondanks de schriftelijke aanwijzing houden [minderjarige] en de moeder zich nog steeds niet aan de voorwaarden die daarin zijn gesteld. De moeder en [minderjarige] raken uit beeld en [minderjarige] volgt hierin het patroon van de moeder. Dat er geen zicht is op [minderjarige] is gelet op haar beïnvloedbaarheid en kwetsbaarheid zeer zorgelijk. Verder is [minderjarige] weinig tot niet op [kinderdagopvang] . Zij woont op dit moment, ondanks de machtiging tot uithuisplaatsing, volledig thuis. Samen met de moeder en [minderjarige] heeft de GI gekeken naar een passende plek voor [minderjarige] in zowel [plaats 1] als [plaats 2] . De afspraken hiervoor zijn veelal afgezegd of zij zijn niet naar de afspraken gekomen. Het is voor de GI onduidelijk of de moeder het gedrag van [minderjarige] stimuleert of dat zij haar probeert te bewegen om zich aan de afspraken te houden, maar hier – door het zelfbepalende gedrag van [minderjarige] – onvoldoende toe in staat is.
Tot slot kan de GI zich vinden in de beslissing van de kinderrechter om het verzoek aan te houden. De jeugdbeschermer heeft toegezegd om intern te overleggen of de mannelijke jeugdbeschermer kan worden vervangen. Of dat mogelijk is, weet zij nu nog niet.
4.2.
De Raad vraagt zich af wat het bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzing gaat opleveren. De Raad is het eens met de beslissing van de kinderrechter om het verzoek tot het bekrachtigen van de schriftelijke aanwijzing voorlopig aan te houden in afwachting van de voortgang op de afspraken die tijdens de mondelinge behandeling zijn gemaakt.
4.3.
De moeder benoemt dat de situatie voor haar niet gemakkelijker wordt gemaakt. De moeder wil dat er wordt geluisterd naar haar en alle kinderen. Zij willen thuis wonen. Ook moet er beter worden gecommuniceerd. Het is niet duidelijk wat de GI van de moeder verwacht. De moeder weet niet meer waar zij goed aan doet. Zij handelt naar hetgeen waarvan zij denkt dat het vanuit haar moederinstinct het beste is voor de kinderen. Zij werkt niet mee, maar ook niet tegen. De moeder wantrouwt de hulpverleners, omdat haar vertrouwen telkens wordt geschaad. Zo heeft de moeder om hulp gevraagd voor het jongste kind en nu zijn alle drie de kinderen uit huis geplaatst. Ook heeft de moeder het gevoel dat de GI het op haar heeft gemunt. Zij voelt zich niet gehoord en serieus genomen.
Daarnaast begrijpt de moeder niet waarom de GI pogingen doet om [minderjarige] op een groep te plaatsen. Dat wil [minderjarige] niet. [minderjarige] is al de hele tijd thuis. Verder zijn er recent afspraken met de school gemaakt om te kijken wat haalbaar is voor [minderjarige] . De moeder begrijpt dat het [minderjarige] niet lukt om naar school te gaan. Zij weet immers niet waar zij thuishoort.
Om de samenwerking te verbeteren en zicht te krijgen op de thuissituatie van de moeder kan er een bemiddelaar worden ingezet. Ook wil de moeder dat de mannelijke jeugdbeschermer wordt vervangen. Het gaat teveel over de feiten. Er is een nieuwe jeugdbeschermer nodig die met een frisse blik kijkt welke zorgen nog actueel zijn. De moeder staat ervoor open om samen te werken met de GI. Daarvoor is het nodig dat er echt wordt geluisterd naar haar en de kinderen. De moeder wil een eerlijke kans. Zij erkent dat het niet alleen aan de GI ligt, maar dat zij zelf ook niet de makkelijkste is. Verder vertrouwt de moeder [jeugdbeschermer] . Nadat [jeugdbeschermer] ziek werd, heeft de moeder alle deuren weer gesloten. De moeder heeft toegezegd dat zij ervoor openstaat om mee te werken aan het voorgestelde plan van de kinderrechter.
4.4.
[minderjarige] legt uit dat er afspraken met school zijn gemaakt om aan de hand van een opbouw weer volledig naar school te gaan. Zo is er afgesproken dat de school contact met de moeder opneemt als [minderjarige] niet op school is. Ook gaat [minderjarige] proberen om naar school te gaan, ook als zij bijvoorbeeld het voorgaande lesuur afwezig was. Het heeft geen zin om thuis te blijven. [minderjarige] bereikt er niets mee. Zij hoopte dat zij op die manier thuis bij de moeder kon blijven wonen. Dat is wat [minderjarige] nog steeds het liefste wil. [minderjarige] is nu de hele tijd al thuis. Sinds zij thuis is gaat het goed. [minderjarige] voelt zich beter, is rustiger in haar hoofd en maakt zich minder zorgen om de moeder. Na school of in de avonden spreekt [minderjarige] soms met vrienden af. Zij is de afgelopen periode niet in aanraking met de politie gekomen. Ook vindt [minderjarige] het goed om soms met de jeugdbeschermer te praten. Zij vindt het fijn om haar hoofd leeg te maken door te praten. Het is belangrijk dat die persoon echt naar haar luistert.
5.
De beoordeling
Wettelijk kader
5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:263, eerste lid, BW kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De GI kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder(s) of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel volgen de met het gezag belaste ouder(s) of de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op. Ingevolge het derde lid kan de GI de kinderrechter verzoeken een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
Ontvankelijkheid van het verzoek
5.2.
De kinderrechter dient te beoordelen of de GI ontvankelijk is in haar verzoek. Vast is komen te staan dat [minderjarige] onder toezicht staat van de GI en dat dit met zich brengt dat de uitvoering daarvan in handen is van de GI. Verder is vast komen te staan dat aan [minderjarige] en de moeder, als gezaghebbende ouder, een schriftelijke aanwijzing door de GI is gegeven op 25 augustus 2023. De GI is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 aanhef onder a van de Algemene Wet bestuursrecht (hierna: Awb), zodat de schriftelijke aanwijzing van de GI dient te worden beschouwd als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Het betreft immers een schriftelijk bericht afkomstig van een bestuursorgaan. In dat bericht wordt een beslissing meegedeeld die een rechtsgevolg voor [minderjarige] en de moeder teweegbrengt, namelijk – in dit geval en kort samengevat – dat [minderjarige] en de moeder zich meewerkend moeten opstellen en bereikbaar moeten zijn voor de hulpverlening en de GI en zich houden aan de afgesproken omgangsregeling. Gelet op het vorenstaande en dat de GI op grond van artikel 1:263 lid 3 BW kan verzoeken om een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, zal de kinderrechter de GI in haar verzoek ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
De kinderrechter zal het verzoek van de GI tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 25 augustus 2023 aanhouden voor de duur van uiterlijk drie maanden. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.4.
Hij overweegt hiertoe dat er zodanig veel wantrouwen en weerstand bij zowel de moeder als [minderjarige] is dat het op dit moment niet helpend gaat zijn om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. [minderjarige] heeft aan de kinderrechter aangegeven dat zij nog steeds het liefst thuis wil wonen en dat ook al een hele tijd doet. Dat gaat volgens [minderjarige] goed. Ook de moeder wil dat [minderjarige] (en het liefst alle kinderen) thuiswoont, dat er beter wordt gecommuniceerd en er echt naar haar en de kinderen wordt geluisterd.
De kinderrechter begrijpt dit en stelt ook vast dat er niemand is gebaat bij de huidige situatie. Tegelijkertijd benadrukt de kinderrechter dat er zorgen om [minderjarige] zijn. Die zorgen moeten worden weggenomen. De kinderrechter wil zeker weten dat het goed gaat met [minderjarige] . Daarvoor is het nodig dat er een samenwerking gaat ontstaat tussen de GI, de moeder en [minderjarige] en dat er zicht komt op de thuissituatie bij de moeder en op [minderjarige] .
5.5.
Om ervoor te zorgen dat de situatie wordt doorbroken en de moeder en [minderjarige] gaan samenwerken met de GI en de hulpverlening en er zicht komt op de thuissituatie van de moeder, zal de kinderrechter het verzoek om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen aanhouden zodat de komende periode aan het navolgende plan kan worden gewerkt.
De kinderrechter vindt het een goed plan als [minderjarige] voorlopig – zoals zij nu ook al doet – bij de moeder woont, mits de moeder en [minderjarige] zich de komende periode aan de volgende zes afspraken houden. Ten eerste moet [minderjarige] (met een opbouw) naar school. Hierbij vindt de kinderrechter het belangrijk dat de GI weet wat de afspraken tussen de school en de moeder en [minderjarige] zijn en de GI moet het ook eens zijn met die afspraken. Ten tweede dient [minderjarige] af en toe met de GI in gesprek te gaan, zodat er zicht is op [minderjarige] en het duidelijk wordt of het echt goed met [minderjarige] gaat. Ten derde moet ook de moeder om diezelfde reden af en toe in gesprek met de GI en indien nodig afspraken met de GI maken. Ten vierde heeft de moeder toegezegd dat zij gaat proberen om haar wantrouwen opzij te zetten en de hulpverlening en/of de GI te vertrouwen. Ten vijfde zal [jeugdbeschermer] de moeder weer gaan ondersteunen en kijken hoe het in de thuissituatie gaat. De moeder vertrouwt [jeugdbeschermer] . Ten zesde zal de hulpverlening voor [minderjarige] te weten [naam] weer worden betrokken om met [minderjarige] te spreken.
Daarnaast heeft de jeugdbeschermer toegezegd om intern te bespreken of de mannelijke jeugdbeschermer kan worden vervangen. De kinderrechter heeft goed gehoord dat de moeder en [minderjarige] geen (vertrouwens)band met hem hebben.
5.6.
De kinderrechter gaat er vanuit dat zowel de moeder als [minderjarige] zich de komende periode aan de bovengenoemde zes afspraken zullen houden. Dat hebben beiden tijdens de mondelinge behandeling immers toegezegd. Als de moeder en [minderjarige] zich aan deze zes afspraken houden met als gevolg dat [minderjarige] (volledig) naar school gaat, er zicht is op de thuissituatie van de moeder en daarmee op [minderjarige] en er een samenwerking tussen de GI, de moeder en [minderjarige] is, zal de situatie zo blijven en zal de kinderrechter het verzoek van de GI (schriftelijk) afwijzen. Als blijkt dat deze zes afspraken niet of onvoldoende worden nageleefd, verwacht de kinderrechter van de GI dat zij zal rapporteren waarna een nieuwe mondelinge behandeling zal worden gepland om opnieuw in gesprek te gaan over het verzoek van de GI om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Het is aan de beoordeling van de GI wanneer zij aan de kinderrechter rapporteren over de stand van zaken, maar dit dient uiterlijk binnen drie maanden, en zoveel eerder als de GI dat nodig vindt, te zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de beslissing ten aanzien van het verzoek van de GI om de schriftelijke aanwijzing (naar de kinderrechter begrijpt: van 25 augustus 2023) te bekrachtigen aan tot
8 maart 2024 PRO FORMAen verzoekt de GI om uiterlijk voor deze datum, en zoveel eerder als de GI dat nodig vindt, te rapporteren over de stand van zaken en te berichten of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 21 december 2023.