In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023, beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning en garage vastgesteld op respectievelijk € 572.000 en € 77.000 per 1 januari 2020. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze waardevaststellingen en de daaropvolgende aanslagen onroerendezaakbelastingen (OZB) en rioolheffing. De rechtbank constateert dat de objectafbakening onjuist is, omdat de garage ten onrechte als apart WOZ-object is aangemerkt. De rechtbank komt tot de conclusie dat de WOZ-beschikking en de aanslagen voor de garage vernietigd moeten worden en dat de WOZ-waarde van het grotere object, de woning inclusief garage, moet worden vastgesteld op € 550.000.
Daarnaast maakt belanghebbende aanspraak op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt dat de redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase twee jaar bedraagt, maar dat deze termijn met ongeveer 10 maanden is overschreden. De rechtbank kent belanghebbende een schadevergoeding toe van in totaal € 1.000, te betalen door de heffingsambtenaar en de Staat der Nederlanden. De rechtbank beslist verder dat het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende vergoed moeten worden, met een totaalbedrag van € 3.399 voor proceskosten.
De rechtbank verklaart de beroepen gegrond, vernietigt de uitspraken op bezwaar en past de WOZ-waarde aan. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.